Protestantse Kerk
Doorgaan naar hoofdinhoud

Woord en sacrament: Dagboeknotities van Benjamin

Vandaag hebben we hem begraven, Jakob. Hij is uiteindelijk toch gestorven. Jakob, mijn buurjongen, mijn beste vriend, onze dorpsgenoot, hier in Naïn. Jakob, naamgenoot van onze aartsvader.

Jakob. Jullie zullen hem niet gekend hebben. Alleen die twee dagen, dat hij stierf en weer levend werd, dat is het enige dat de mensen over hem weten. Ik heb Jakob goed gekend. Maar of ik alles van hem begrepen heb? Jakob was ongeveer net zo oud als ik. Een jaar of negen, tien. Z’n vader was al een hele tijd daarvoor gestorven. En z’n moeder vertroetelde Jakob wel een beetje. ’t Was haar enigst kind. Z’n moeder moest hard werken, op hun stukje land en ze hielp ook nog wel bij anderen in het dorp. Maar ze deed het voor Jakob. Ze deed alles voor Jakob.

De mooiste en beste wereld

En toen werd Jakob ziek. Niet zo heel erg ziek, maar Jakob was altijd al een beetje frêle jongen. Kwetsbaar leek ie wel. Hij speelde altijd mee hoor, maar hij leek niet in de wieg gelegd om winnaar te willen worden. Wij speelden, als buurjongens, vaak met elkaar. Konden goed met elkaar opschieten. We hadden ook allebei veel geduld en konden urenlang achtereen met een bordspel bezig zijn. Of we vertelden elkaar verhalen en fantaseerden, zo jong als we waren, over hoe de mooiste en beste wereld er uit zou zien. Ook nu denk ik daar nog vaak aan terug. Wat de mooiste en beste wereld zou zijn.

Bidden helpt; helpt bidden?

Toen Jakob ziek werd, leefde iedereen in de straat en eigenlijk het hele dorp, mee met Jakob en zijn moeder. M’n vader spitte ’t lapje grond en deed ’t zware werk. De overbuurvrouw bracht soms eten, anderen haalden water, gingen voor haar naar de markt. Want ze liet Jakob liever niet alleen. Ook ík heb vaak genoeg aangeboden om bij Jakob te blijven. Dat is aardig van je, Benjamin, zei ze dan, maar ik blijf liever zelf bij Jakob. Plotseling ging het slechter met Jakob, en in een paar dagen was ie dood. Iedereen was verslagen. Want we hadden allemaal ons best gedaan om te helpen. In de synagoge hadden we allemaal gebeden, en thuis waren we verder gegaan met bidden. Ik denk dat iedereen elke dag voor Jakob en z’n moeder heeft gebeden. Dank jullie wel, zei z’n moeder dan, ik heb er veel aan. Maar toen Jakob dood was, besloot ik om nooit meer te bidden, omdat God, als hij bestond, toch niet luisterde, ook al had z’n moeder steeds weer gezegd dat het wel hielp, dat bidden.

Ontmoeting

De volgende dag liep het hele dorp uit om Jakob te begraven. Ze hadden hem in een witte linnen doek gewikkeld. Zo worden mensen begraven bij ons. Ik liep een beetje schuin achter z’n moeder. Iedereen huilde, de vrouwen en de kinderen dan, maar ik zag sommige vaders ook een andere kant opkijken en slikken. En ik dacht: nou moet ik alléén dromen over de mooiste en beste wereld. Of misschien moest ik net doen of Jakob er nog steeds was en moest ik raden wat hij zou zeggen, als ie niet dood was gegaan. Ik had Jezus en die discipelen geen eens aan zien komen. Ik zag niks, met die tranen in m’n ogen, alleen de witte doek waar Jakob in lag. En z’n moeder die zo huilde. Maar dat groepje van Jezus kwam precies van de andere kant en de weg is daar niet zo breed. Het leek wel of we op elkaar botsten. Sommigen herkenden Jezus meteen. Er gingen verhalen over hem. Dat ie een bijzondere profeet was. Anderen noemden hem een wonderdokter, of zelfs Messias. Maar ’t kon me op dat moment niks schelen. Wij gingen Jakob begraven, dat was al moeilijk genoeg.

M’n kind, m’n kind…

Eigenlijk stond die groep van Jezus ons in de weg. Iedereen moest blijven staan. Man, ga aan de kant, dacht ik. Zie je niet dat ik m’n vriend ga begraven. Maar hij ging niet aan de kant. Hij liep naar het lichaam van Jakob, legde z’n hand erop, twee handen. Langzaam deed ie de doek van Jakobs hoofd. Iedereen was perplex, want wie haalt het in z’n hoofd om zoiets te doen bij een dode. Ik zag de lippen van Jezus bewegen, alsof hij iets mompelde, bad of zo. En langzaam begon het lichaam van Jakob te bewegen. Jezus hield ’m vast en langzaam ging Jakob rechtop zitten. Ik stond verbijsterd over wat ze met Jakobs lichaam deden. Tot Jakob z’n hoofd omdraaide en naar z’n moeder keek. Ik zag ’m met z’n ogen kijken.

Er was weer wat kleur op z’n wangen. En toen begon iedereen door elkaar te praten en te roepen, want achteraan hadden ze nog niet in de gaten wat er gebeurde. Later vertelde Jakob dat ie zich rot geschrokken was van het kabaal. Iedereen wilde ’m aanraken, en anderen riepen weer: laat ’m nou. En Jakobs moeder kon allen maar stamelen: Jakob, m’n kind, Jakob m’n kind.

Nou, je begrijpt, dat het hele dorp op z’n kop stond. Iedereen sprak er over. En iedereen zocht naar een verklaring: dat Jezus van God zelf kwam, want alleen dan kon je iemand uit de dood opwekken. Anderen zeiden dat Jakob in een heel diepe slaap was gevallen, of dat ie schijndood was geweest. In de dagen erna kwamen de mensen door onze straat, bleven voor het huis van Jakob staan, praten, wijzen, sommigen vielen op hun knieën of begonnen te zingen, anderen liepen hoofdschuddend verder.

Het onuitsprekelijke

Sindsdien was Jakob wel een andere jongen geworden. Hij was zwakker, maar dat deerde z’n moeder niet. Ik heb nooit een gelukkiger vrouw gezien dan zij. Jakob was veranderd. Hij kon uren stil voor zich uit zitten staren. Net alsof hij een andere wereld had gezien. We spraken nog wel vaak over de mooiste en beste wereld. Maar het ging nooit over wat Jakob had gezien toen hij dood was geweest. Hij sprak er nooit over. Toen ik er heel voorzichtig een keer naar vroeg, keek hij me glimlachend aan, maar zei niets. Misschien wilde hij er niets over zeggen. Maar ik denk dat hij er eigenlijk niets over kón zeggen.

Als we spraken over het leven in de mooiste en beste wereld, dan ging ’t altijd over deze wereld, waarin wij leven. We dachten over de vrede. Stel je voor, dat je nooit meer een hekel aan iemand hebt. We fantaseerden over liefde: zou je altijd, elke dag, helemaal van iemand kunnen houden? En over ons dorp, dat de mensen elkaar altijd zouden helpen. Ons dorp was nog niet de mooiste en beste wereld, toen Jakob stierf. Maar hij is wel in rust en vrede gestorven. En vandaag hebben we hem begraven. Maar ik was niet zo boos als toen. Ook ik kan er nu wel vrede mee hebben. Bovendien hebben we onze dromen nog, over de mooiste en beste wereld.

P.H. Schumacher

Was deze informatie zinvol?
We hebben je feedback ontvangen, dankuwel!

Om deze pagina verder te verbeteren zijn wij benieuwd waarom u deze pagina wel of niet zinvol vond. U kunt ons helpen door de onderstaande vragen in te vullen.

Mogen we je contactgegevens voor eventuele verdere vragen? (niet verplicht)