Protestantse Kerk
Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde
infopagina

Generale regeling 10 - Preekconsent

I. Algemene bepalingen

 

GR 10-1. De verlening van de bevoegdheid om kerkdiensten te leiden

1. De bevoegdheid om kerkdiensten te leiden in gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland als bedoeld in artikel 4 tot en met 7 wordt - met inachtneming van het in deze generale regeling bepaalde - verleend door of vanwege de kleine synode.

2. De kleine synode laat zich bij de behandeling van aanvragen betreffende de verlening van een bevoegdheid om kerkdiensten te leiden bijstaan door een daartoe door de kleine synode ingestelde commissie.

3. De in lid 2 bedoelde commissie kan bepalen dat voorafgaande aan (een besluit over) de verlening van de bevoegdheid om kerkdiensten te leiden een aanvullende opleiding nodig is en stelt in dat geval de inhoud en omvang van de studieopdracht vast.

4. De aanvraag om verlening van de bevoegdheid om kerkdiensten te leiden dient vergezeld te gaan - naast de overige in deze generale regeling voorgeschreven verklaringen - van:
- een verklaring over belijdenis en wandel, afgegeven door de kerkenraad van de gemeente, tot welke de betrokkene als belijdend lid behoort, en
- een preek over een door betrokkene gekozen Schriftgedeelte, met een orde van de dienst en de daarbij gekozen Schriftlezing(en) en liederen.

5. De bevoegdheid als bedoeld in lid 1, kan uitsluitend worden verleend aan belijdende leden van de kerk die voldoen aan de in deze generale regeling gestelde vereisten en geldt voor een nader te bepalen periode en voor kerkdiensten in de aangegeven gemeenten dan wel in het aangegeven ressort.

6. Zij, aan wie de bevoegdheid om kerkdiensten te leiden wordt verleend, ontvangen een verklaring daaromtrent, een preekconsent geheten.

7. Een preekconsent wordt door of vanwege de kleine synode uitgereikt, nadat betrokkene de volgende belofte heeft afgelegd en ondertekend:
Bent u bereid in uw werk te getuigen van het heil in Jezus Christus? Belooft u daarbij te blijven in de weg van het belijden van de kerk? Belooft u zich te houden aan de regels, gesteld in de orde van de kerk?

8. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing bij verlenging van de bevoegdheid om kerkdiensten te leiden, met dien verstande dat - indien de bevoegdheid na afloop van de periode waarvoor deze is verleend voor een aansluitende periode wordt verlengd - de in lid 7 bedoelde belofte wordt geacht tevens te gelden voor de periode van verlenging.

9. De kleine synode doet een register bijhouden van diegenen, aan wie een preekconsent is verleend, waarbij tevens wordt aangetekend de periode en de gemeenten of het ressort, waarvoor de bevoegdheid is verleend.

GR 10-2. De verplichtingen van hen die een preekconsent hebben ontvangen

1. Zij die een preekconsent hebben ontvangen, zijn gehouden de - door de betrokken organen van de kerk noodzakelijk geachte - supervisie c.q. begeleiding te aanvaarden van hen, die daarvoor door deze organen zijn aangewezen. Deze supervisie vindt plaats volgens een door de commissie preekconsenten op te stellen protocol.

2. Zij die een preekconsent hebben ontvangen, zijn bevoegd om - met gebruikmaking van een van de orden uit het dienstboek van de kerk - een kerkdienst te leiden. Zij zijn niet bevoegd tot de bediening van doop en avondmaal, het afnemen van de belijdenis van het geloof, de bevestiging van ambtsdragers en het leiden van trouwdiensten alsmede tot het uitspreken van de zegen.

3. Betrokkenen geven voor een kerkdienst die door betrokkene zal worden geleid, aan de desbetreffende kerkenraad desgevraagd inzage van het consent.

GR 10-3. Beëindiging van de bevoegdheid om kerkdiensten te leiden

1. De bevoegdheid om kerkdiensten te leiden eindigt als de periode waarvoor de bevoegdheid is verleend, is afgelopen zonder dat een verlenging van de bevoegdheid is gevraagd dan wel is verleend.

2. Een preekconsent vervalt tussentijds:
- als aan de kleine synode is gebleken dat betrokkene zich niet houdt aan de voorwaarden waaronder de bevoegdheid is verleend, onder meer door kerkdiensten te leiden in gemeenten waarvoor de bevoegdheid niet is verleend dan wel door (ambtelijke) handelingen te verrichten, waartoe betrokkene niet bevoegd is;
- bij toepassing van het bepaalde in ordinantie 10-9-7 sub c, d en e;
- als de kleine synode - wegens dringende redenen - tot het oordeel komt dat het voortduren van de bevoegdheid in strijd is met het belang van de kerk.

II. Preekconsent voor hen die de opleiding tot predikant volgen dan wel hebben gevolgd

 

GR 10-4. Preekconsent tijdens de opleiding

1. De aanvraag voor het verlenen van een preekconsent als bedoeld in ordinantie 13-11 wordt door betrokkene ingediend bij de scriba van de kleine synode en dient - naast de in artikel 1-4 genoemde verklaring over belijdenis en wandel - vergezeld te gaan van een verklaring van de betrokken hoogleraren en docenten dat betrokkene:
- ingeschreven is in het album van de kerk,
- in de eindfase van de opleiding is gekomen en
- voldoende homiletische en liturgische bekwaamheden heeft.

2. De behandeling van de aanvraag en de verlening van een preekconsent als bedoeld in lid 1 geschiedt - namens de kleine synode - door de in artikel 1-2 bedoelde commissie.

3. Een preekconsent als bedoeld in dit artikel wordt verleend voor een tijdvak van telkens ten hoogste twee jaren en geldt voor alle gemeenten; verlenging van de bevoegdheid kan alleen plaatsvinden, zolang betrokkene zich voorbereidt op de toelating tot het ambt van predikant.

4. Een consent dat volgens de bepalingen van dit artikel wordt verleend, wordt namens de kleine synode uitgereikt door de in artikel 1-2 bedoelde commissie.

5. Een besluit om een preekconsent als bedoeld in ordinantie 13-10 te verlenen onder voorwaarden dan wel te weigeren wordt eerst genomen, nadat de betrokken kerkelijke hoogleraren en docenten zijn gehoord.

6. Het in dit artikel bedoelde preekconsent vervalt tussentijds - naast in de in artikel 3-2 bedoelde gevallen - als betrokkene niet toegelaten mocht worden tot het ambt van predikant in de kerk.

GR 10-5. Preekconsent voor hen die de opleiding tot predikant hebben gevolgd

1. Aan belijdende leden, die met goed gevolg de opleiding tot predikant aan een door de kerk erkende opleiding hebben gevolgd, maar geen toelating tot het ambt van predikant in de Protestantse Kerk in Nederland hebben gevraagd, kan een preekconsent worden verleend, indien dit naar het oordeel van de kleine synode in het belang van de kerk is.

2. De aanvraag voor een preekconsent als bedoeld in dit artikel wordt door betrokkene ingediend bij de scriba van de kleine synode en dient - naast de in artikel 1-4 genoemde stukken - vergezeld te gaan van het bewijs dat betrokkene met goed gevolg de opleiding tot predikant heeft gevolgd, dan wel het bewijs dat betrokkene predikant van de kerk is geweest. De scriba van de kleine synode doet navraag bij het breed moderamen van de classicale vergadering waartoe de gemeente behoort waarbij betrokkene is ingeschreven, of er feiten of omstandigheden bekend zijn die de kleine synode dient mee te wegen bij de te nemen beslissing.
Wanneer iemand die van het ambt van predikant is ontheven een preekconsent aanvraagt, beoordeelt de kleine synode - nadat een onderzoek naar de geschiktheid is ingesteld - of, en zo ja onder welke voorwaarden, de weg naar het preekconsent kan worden geopend.

3. Een besluit om een preekconsent als bedoeld in dit artikel te verlenen wordt eerst genomen, nadat de in artikel 1-2 bedoelde commissie een gesprek met betrokkene heeft gevoerd en advies heeft uitgebracht.

4. Het preekconsent wordt verleend voor een tijdvak van telkens ten hoogste vier jaar en geldt voor alle gemeenten.

5. Bij verlenging van het preekconsent is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing.

6. Een consent dat volgens de bepalingen van dit artikel wordt verleend, wordt namens de kleine synode uitgereikt door de in artikel 1-2 bedoelde commissie.

III. Preekconsent voor hen die opgenomen zijn in het register

 

GR 10-6. Algemeen

1. Aan degenen die ingeschreven zijn in het register kerkelijk werkers en een aanvullende homiletische en liturgische vorming hebben ontvangen, kan een preekconsent worden verleend.

2. De aanvraag voor een preekconsent als bedoeld in dit artikel wordt door een kerkenraad ingediend bij de scriba van de classicale vergadering, waartoe de gemeente behoort.
In deze aanvraag dient te zijn aangegeven waarom in deze gemeente niet op andere wijze in het voorgaan in de kerkdiensten kan worden voorzien.

3. Nadat het breed moderamen van de classicale vergadering zich ervan vergewist heeft:
- dat de betrokkene de aanvullende homiletische en liturgische vorming heeft ontvangen,
- dat er geen andere mogelijkheid is om in het voorgaan van de kerkdiensten in de desbetreffende gemeente te voorzien,
- dat de overigens vereiste stukken aanwezig zijn en in beginsel geen beletsel vormen het consent te verlenen en
- dat er binnen de classis is voorzien in de supervisie door een predikant dan wel in een andere vorm van begeleiding van betrokkene,
zendt het breed moderamen de aanvraag, vergezeld van zijn advies, toe aan de scriba van de kleine synode.

4. De verlening van een preekconsent als bedoeld in lid 1 geschiedt – namens de kleine synode – door de in artikel 1-2 bedoelde commissie.

5. Het preekconsent wordt verleend voor de duur van vier jaar, met dien verstande dat - als aan betrokkene nog niet eerder een preekconsent is verleend - het preekconsent voor de duur van twee jaar wordt verleend.

6. Het breed moderamen van een classicale vergadering kan – op verzoek van een gemeente in de classis die geen andere mogelijkheid heeft om in het voorgaan van de kerkdiensten te voorzien – het preekconsent ook voor die gemeente geldig verklaren.

7. Indien het breed moderamen van een classicale vergadering ervan overtuigd is dat de noodzaak van een preekconsent voor een bepaalde gemeente van de classis niet meer bestaat, kan het het preekconsent voor die gemeente vervallen doen verklaren.

8. Het breed moderamen van de classicale vergadering doet melding van een wijziging in het preekconsent aan de in artikel 1-2 genoemde commissie met het oog op het in artikel 1-9 genoemde register.

9. Het is de taak van het breed moderamen van de classicale vergadering die de aanvraag heeft gedaan om het consent dat volgens de bepalingen van dit artikel wordt verleend, met toepassing van artikel 1-7 aan de betrokkene uit te reiken.

10. Het bepaalde in dit artikel is – met uitzondering van de verklaring van belijdenis en wandel – van overeenkomstige toepassing bij verlenging.

GR 10-7. Preekconsent voor kerkelijk werkers die werkzaam zijn in een instelling

1. Bij kerkelijk werkers werkzaam in een instelling is de procedure van artikel 6 van overeenkomstige toepassing voor kerkdiensten in die instelling.

2. De aanvraag voor een preekconsent wordt gedaan door een ambtelijke vergadering die bij het werk in de instelling betrokken is.

Overgangsbepalingen

1. De kleine synode kan, op verzoek van het breed moderamen van een classicale vergadering, aan degenen:
- die op 30 april 2004 - krachtens een besluit van een daartoe bevoegd orgaan - in de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland of de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden de bevoegdheid hebben om kerkdiensten te leiden en
- die volgens de bepalingen van deze generale regeling geen bevoegdheid om kerkdiensten te leiden kunnen verkrijgen,
na afloop van de periode waarvoor deze bevoegdheid was verleend, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk I van deze generale regeling en nadat de commissie als bedoeld in artikel 1-2 een onderzoek naar de bekwaamheid van betrokkene heeft ingesteld, een preekconsent verlenen, indien dit naar het oordeel van de kleine synode in het belang van de kerk is.

2. Een preekconsent als bedoeld in overgangsbepaling 1 kan worden verleend voor een tijdvak van telkens ten hoogste vier jaar.

3. Aanvragen die voor de intreding van de herziene generale regeling [1 mei 2019] zijn binnengekomen bij de scriba van de kleine synode (art. 6-3 oud, vgl. 7-4 oud) en waarover de kleine synode een positief besluit heeft genomen, worden afgehandeld overeenkomstig artikel 6-7 oud.

4. Aanvragen die voor de inwerkingtreding van de herziene generale regeling zijn binnengekomen bij de scriba van de kleine synode (artikel 6-3 oud, vgl. art. 7-4 oud) en waarover de kleine synode nog geen besluit heeft genomen, worden doorgezonden aan de commissie ex artikel 1-2. De procedure verloopt vervolgens overeenkomstig artikel 6-4 nieuw en volgende.