GR 3-1. Kerken wier leden voor het gastlidmaatschap in aanmerking komen
1. In het register van een gemeente kunnen als gastlid worden ingeschreven gedoopte leden van kerken in Nederland waarmee de Protestantse Kerk in Nederland bijzondere betrekkingen onderhoudt.
2. Onder de in lid 1 bedoelde kerken worden in elk geval gerekend:
- de kerken die als lid tot de Raad van Kerken in Nederland zijn toegetreden,
- de Christelijke Gereformeerde Kerken,
- de Gereformeerde Gemeenten,
- de (Vrijgemaakt) Gereformeerde Kerken,
- de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten, en
- de Unie van Baptisten-gemeenten.
3. De kleine synode kan het gastlidmaatschap voorts openstellen voor leden van andere dan de in lid 1 bedoelde kerken:
a. die zichzelf verstaan als gemeenschap die Christus rondom Woord en sacrament vergadert,
b. waar de heilige doop door een aldaar tot de doopbediening bevoegd persoon wordt bediend met water in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest,
c. waar de maaltijd van de Heer wordt gevierd onder gebruikmaking van de instellingswoorden en binnen het kader van een verkondiging, die de gemeente rond de tafel van de Heer samenroept.
4. Leden van buitenlandse kerken kunnen als gastlid worden ingeschreven, indien:
- de generale synode aan de relatie met de betrokken kerk heeft vormgegeven naar het in ordinantie 14-4-3 bepaalde, dan wel
- indien de kerkenraad zich ervan vergewist heeft dat de betrokken kerk voldoet aan de in lid 3 gestelde criteria.
GR 3-2. Nadere voorwaarden
1. Aan leden van de in artikel 1 bedoelde kerken wordt het gastlidmaatschap in de regel alleen verleend wanneer zij:
- of op een zodanige afstand wonen van hun eigen kerk dat geregelde deelname aan de eredienst en aan het kerkelijk leven daar voor hen niet wel mogelijk is,
- en/of door huwelijk of een andere levensverbintenis met een lid van de betrokken gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland verbonden zijn.
2. De kerkenraad kan het gastlidmaatschap voorts verlenen aan leden van ter plaatse aanwezige gemeenten, kerken of parochies van de in artikel 1 bedoelde kerken, wanneer:
a. met de bedoelde andere ter plaatse aanwezige gemeente, kerk of parochie een vorm van oecumenische samenwerking bestaat, waarin beide betrokken gemeenten in belangrijke mate samenleven als één (oecumenische) kerkgemeenschap,
b. en met de bedoelde andere ter plaatse aanwezige gemeente, kerk of parochie over de toepassing van de regeling overleg is gevoerd.
3. De in lid 1 genoemde nadere voorwaarden zijn niet van toepassing op gedoopte leden van:
- de Evangelische Broedergemeente,
- de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten,
- de Remonstrantse Broederschap, en
- het Genootschap van Vrienden (de zgn. Quakers).
GR 3-3. Wijze van aanvragen
1. Het gastlidmaatschap kan door de kerkenraad worden verleend aan de in artikel 1 en 2 bedoelde personen die hun vaste woonplaats hebben binnen het grondgebied van de gemeente, en wel uitsluitend op schriftelijk verzoek van de betrokkenen. Inschrijving als gastlid kan alleen plaatsvinden indien het bevoegde orgaan van de eigen kerk in de gelegenheid is gesteld op het voornemen tot inschrijving te reageren.
2. Aan personen als bedoeld in artikel 1 en 2 die hun vaste woonplaats hebben buiten het grondgebied van de gemeente, kan het gastlidmaatschap slechts worden verleend, als het bevoegde orgaan van de eigen kerk daarmee instemt.
GR 3-4. De toelating tot het gastlidmaatschap
1. Voordat een kerkenraad iemand als gastlid aanvaardt, spreekt hij met betrokkene over de beweegredenen, alsmede over de plaats van het belijden van de kerk in het persoonlijk leven van betrokkene. In dit kader gaat de kerkenraad tevens na of de betrokkene in de eigen kerk gerechtigd is deel te nemen aan de viering van het heilig avondmaal, en vergewist hij zich ervan dat de betrokkene zich stelt onder het opzicht van de kerk.
2. De beslissing inzake de toelating van het gastlid is van kracht, als de naam van betrokkene aan de gemeente is bekend gemaakt en tegen toelating binnen de periode van één maand geen wettige bezwaren zijn ingebracht.
GR 3-5. Doopleden en belijdende leden
1. Het ‘dooplidmaatschap’ dan wel ‘belijdend lidmaatschap’ in de eigen kerk is in de regel bepalend voor de beslissing, of aan een gastlid de positie als van een dooplid dan wel als van een belijdend lid wordt verleend.
GR 3-6. Rechten van gastleden
1. Gastleden delen in de pastorale en diaconale zorg van de gemeente, en in de geestelijke vorming die door de gemeente wordt aangeboden. Hun minderjarige gedoopte kinderen worden aanvaard als gastleden met de positie als van een dooplid, terwijl hun niet-gedoopte kinderen als zodanig worden ingeschreven.
2. Ten aanzien van de deelname aan de viering van het heilig avondmaal en de bediening van de heilige doop aan hun kinderen is wat geldt voor de leden van de betrokken gemeente, voor hen van overeenkomstige toepassing.
3. Gastleden vallen onder het opzicht over de belijdenis en wandel van de leden van de gemeente.
4. Gastleden kunnen lid zijn van kerkenraadscommissies en organen van bijstand van ambtelijke vergaderingen. Alleen indien de in ordinantie 3-2 bedoelde verkiezingsregeling van de gemeente daarin expliciet voorziet, hebben zij het passief en actief kiesrecht. Zij kunnen niet worden afgevaardigd naar een meerdere vergadering.
GR 3-7. Overleg met de eigen kerk van gastleden
1. Gastleden blijven lid van hun eigen kerk.
2. Een kerkenraad neemt geen beslissingen inzake doopbediening, huwelijksbevestiging of opzicht met betrekking tot gastleden dan na overleg met het bevoegde orgaan van de eigen kerk van de betrokkene.
3. Indien kinderen van gastleden worden gedoopt, worden zij ingeschreven als dooplid van de gemeente, tenzij in overleg met het bevoegde orgaan van de eigen kerk wordt besloten, dat zij worden ingeschreven als lid van de eigen kerk van de doopouders. In elk geval worden zij ingeschreven in het doopboek van de gemeente, waar nodig met aantekening van de kerk waartoe zij behoren. Aan de eigen kerk van de doopouders wordt bericht van de doopbediening gezonden.
4. Bij een kerkelijke huwelijksbevestiging waarbij een gastlid is betrokken, is lid 3 van overeenkomstige toepassing.
5. Met gastleden worden afspraken gemaakt, hoe betrokkenen hun kerkelijke bijdrage over de eigen kerk en de gemeente waarvan zij gastlid zijn, zullen verdelen. Van de gemaakte afspraak wordt aan de eigen kerk mededeling gedaan.