Meestgestelde vragen aan de dienstenorganisatie
Waar vind ik de vergoedingen voor losse preekbeurten en reiskostenvergoeding? Wanneer gaat een predikant met pensioen (emeritaat)?Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (AOW-leeftijd) gaan predikanten in de regel met emeritaat. Emeritaat is geregeld in ord. 3-25. Emeritaat moet in alle gevallen worden aangevraagd bij de kleine synode (kleinesynode@
Het is mogelijk om de datum te vervroegen of uit te stellen tot uiterlijk vijf jaar na de AOW-leeftijd. Bij uitstel moet de kerkenraad het ermee eens zijn. In een gemeente met wijkgemeenten geldt dit voor zowel de wijkkerkenraad als de algemene kerkenraad.
Deze informatie is laatst bijgewerkt op 24-3-2022
Beroepingswerk en hulpdiensten
Hoe spreek ik een structurele hulpdienst af?Een structurele hulpdienst is een (kerk-eigen) overeenkomst tussen een gemeente en een predikant die schriftelijk wordt afgesproken. Een structurele hulpdienst duurt minimaal 40 uur en maximaal 2 jaar. Het gaat vaak om vervangingswerk of projectmatig werk. De predikant krijgt via de beheercommissie centrale kas predikantstraktementen traktement betaald. De gemeente krijgt hiervoor een factuur van de beheercommissie centrale kas predikantstraktementen. Na afloop is er geen sprake van wachtgeld, tijdens de structurele hulpdiensten ontvangt de predikant een tijdelijkheidstoeslag, zolang de AOW-datum nog niet is bereikt. In verband met de toeslag voor de predikant krijgt de gemeente een werktijdafhankelijke opslag op de bezettingsbijdrage, die voor alle gemeenten gelijk is. Een gemeente heeft geen toestemming nodig om structurele hulpdiensten af te spreken.
Een gemeente kan zelf met de predikant een opdracht tot structurele hulpdiensten overeenkomen (variant 1). Een gemeente kan ook met een andere gemeente afspreken dat zij gebruikmaken van hun predikant (‘detachering’) (Variant 2). Deze twee opties worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.
Tevens kan een predikant ook door de dienstenorganisatie (de ‘mobiliteitspool’) voor maximaal 2 jaar worden uitgeleend aan een gemeente (Variant 3). De gemeente betaalt hiervoor een bijdrage aan de dienstenorganisatie en de predikant/kerkelijk werker krijgt via de dienstenorganisatie betaald. Neem voor meer informatie over deze vorm contact op met de dienstenorganisatie.
Variant 1: Hoe spreken gemeente en predikant een structurele hulpdienst af?
Stap 1: de voorbereiding
De kerkenraad besluit dat er structurele hulpdiensten nodig zijn. Dat kan heel specifiek zijn (voor een bepaald project willen we een predikant uitnodigen) of meer algemeen (we vragen het college van kerkrentmeesters vervanging te regelen voor bepaalde werkzaamheden/een x-percentage van de werktijd tijdens de vacaturetijd). Als de uitgaven 100.000 euro te boven gaan of een effect heeft van meer dan 10% op de lasten, baten of liquiditeit van de gemeente en niet zijn voorzien in de begroting, laat de kerkenraad in samenspraak met het college van kerkrentmeesters dit weten aan het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken. De administratieve afhandeling kan vervolgens door het college van kerkrentmeesters gebeuren.
Stap 2: gemeente en predikant vinden elkaar
Een gemeente nodigt een predikant uit om structurele hulpdiensten te verrichten, bijvoorbeeld om een zieke predikant te vervangen, een vacaturetijd op te vangen of een project te starten. Een gemeente kent wellicht nog een predikant, of zoekt via het jaarboek, de plaatselijke werkgemeenschap van predikanten of de ring naar een predikant. Ook kan een predikant zelf aangeven beschikbaar te zijn voor vervangingswerk of een bepaald project.
Stap 3: de afspraken
Op https://www.protestantsekerk.nl/arbeidsvoorwaarden-predikant/hulpdiensten/ kunt u (vanaf 1 juli 2021) een model-opdracht voor structurele hulpdiensten vinden. Op die pagina kunt u ook een rekenblad invullen om de kosten voor de gemeente en het traktement voor de predikant te berekenen. Vergeet niet een afschrift van de opdracht tot het verrichten van structurele hulpdiensten naar bureau predikantstraktementen te sturen, dit bureau zorgt (o.a.) voor de facturering en betaling van het traktement.
Stap 4: de structurele hulpdienst
Vervolgens zullen de werkzaamheden worden gedaan.
Stap 5: einde of verlenging van de structurele hulpdienst
Aan het einde van de afgesproken duur van de structurele hulpdienst loopt deze automatisch af. Als het nodig is kan de structurele hulpdienst met goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering worden verlengd tot maximaal 4 jaar. Als de structurele hulpdienst tot een einde is gekomen mag een gemeente één jaar lang niet opnieuw een opdracht voor structurele hulpdiensten verstrekken.
Variant 2: Hoe detacheren gemeenten onderling een predikant voor een structurele hulpdienst?
Stap 1: de voorbereiding
De kerkenraad besluit dat er structurele hulpdiensten nodig zijn. Dat kan heel specifiek zijn (voor een bepaald project willen we een predikant uitnodigen) of meer algemeen (we vragen het college van kerkrentmeesters vervanging te regelen voor bepaalde werkzaamheden/een x-percentage van de werktijd tijdens de vacaturetijd). Als de uitgaven 100.000 euro te boven gaan of een effect heeft van meer dan 10% op de lasten, baten of liquiditeit van de gemeente en niet zijn voorzien in de begroting, laat de kerkenraad in samenspraak met het college van kerkrentmeesters dit weten aan het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken. De administratieve afhandeling kan vervolgens door het college van kerkrentmeesters gebeuren.
Stap 2: de gemeenten en predikant vinden elkaar
Wellicht wenst een kerkenraad de een predikant van een andere (naburige) gemeente een opdracht voor structurele hulpdiensten te geven. De gemeente kan in zo’n geval vragen (aan de andere gemeente en de betreffende predikant) of zij de predikant willen detacheren. Detacheren kan alleen binnen de bestaande werktijd van de predikant in een gemeente.
Voorbeeld A: gemeente A wilt tijdens het zwangerschapsverlof van haar predikant ‘Anja’ gebruikmaken van de werkzaamheden van predikant ‘Dirk’ die in de naburige gemeente B beroepen is. Gemeente A wil graag voor 30% van de werktijd voor 3 maanden gebruikmaken van de diensten van Dirk. Dirk is voor 100% beroepen in gemeente B. Zowel Dirk als gemeente B vinden het goed dat Dirk voor drie maanden 30% minder inzetbaar is in gemeente B, omdat hij in gemeente A het zwangersschapsverlof opvangt. In dit voorbeeld kan een succesvolle detachering tot stand komen. Voorbeeld B: gemeente A is vacant en wil tijdens deze periode gebruik maken van de werkzaamheden van predikant ‘Jan’ die in de naburige gemeente B beroepen is. Gemeente A wil graag voor 50% van de werktijd voor 2 jaar gebruikmaken van de diensten van Jan. Jan is voor 60% beroepen in gemeente B. De kerkenraad van gemeente B wilt niet dat haar predikant maar 10% van de tijd beschikbaar is voor gemeente B. In dit voorbeeld kan daarom geen detachering tot stand komen. Wel kan Jan een opdracht tot het verrichten van structurele hulpdiensten ontvangen van gemeente A voor 40% van de werktijd. Dit regelt gemeente A direct met Jan via variant 1 (zie hierboven) en niet via detachering. De werktijd van Jan kan niet ten behoeve van deze structurele hulpdienst in gemeente B worden verhoogt, omdat Jan dan geen toeslag krijgt voor de structurele hulpdiensten. |
Stap 3: de afspraken
Op https://www.protestantsekerk.nl/arbeidsvoorwaarden-predikant/hulpdiensten/ kunt u (vanaf 1 juli 2021) een model-opdracht voor detachering vinden. De inlenende gemeente betaalt aan de uitlenende gemeente een evenredige vergoeding voor de traktementslasten.
Stap 4: de structurele hulpdienst
Vervolgens zullen de werkzaamheden worden gedaan.
Stap 5: einde of verlenging van de structurele hulpdienst
Aan het einde van de afgesproken duur van de structurele hulpdienst loopt deze automatisch af. Als het nodig is kan de structurele hulpdienst met goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering, de betrokken predikant en gemeente worden verlengd tot maximaal 4 jaar. Als de structurele hulpdienst tot een einde is gekomen mag een gemeente één jaar lang niet opnieuw een opdracht voor structurele hulpdiensten verstrekken.
Proponent & Predikant
AMBTSWONING - Wat kan een gemeente regelen voor een predikant als er geen ambtswoning beschikbaar is?Volgende traktementsregeling zijn gemeenten verplicht aan de predikant een ambtswoning aan te bieden. Van die plicht is de gemeente ontslagen als de predikant zelf een huis wil kopen of huren. Als een gemeente geen ambtswoning wil aanbieden, moet zij dus op zoek naar een predikant die bereid is zelf een huis te huren of te kopen.
Gezamenlijk eigendom is een potentiële bron van conflicten. Er kan onenigheid ontstaan over:
- de hoogte van de huur die de predikant moet betalen voor het deel dat de gemeente eigenaar is,
- de ontwikkeling van deze huur door de jaren heen,
- de verdeling van de eigenaars- en gebruikerslasten die door de overheid worden opgelegd,
- het gebruik van de woning,
- het onderhoud (wat is nodig en wie doet wat?)
- de kosten van het onderhoud (wat is nodig en wie betaalt wat?),
- de verdeling van een eventuele waardestijging of waardedaling,
- het moment van en de voorwaarden voor eventuele verkoop t.z.t.
Ook het verstrekken van een goedkope lening door de gemeente aan de predikant, die zelf een huis koopt, wordt ontraden. Het is een vorm van beloning bovenop het traktement dat centraal voor alle predikanten is afgesproken. Dit is volgens artikel 40a-1 van de generale regeling rechtspositie predikanten niet toegestaan. Bovendien liggen ook hier conflicten op de loer. Wat als de predikant stopt met zijn werkzaamheden voor de gemeente, maar in het huis wil blijven wonen? Wat als de predikant rente en aflossing niet betaalt of kan betalen? Wat als het huis minder waard wordt en de predikant bij verkoop van de woning met een restschuld bij de gemeente blijft zitten?
Wil een gemeente ondanks het bovenstaande negatieve advies toch een lening verstrekken, dan moet dat gezien worden als het aangaan van een overeenkomst met financiële gevolgen met een lid van de kerkenraad. Daarvoor is volgens ordinantie 11-7-3 de voorafgaande toestemming vereist van het classicale college voor de behandeling van beheerszaken.
Een aandachtspunt betreft de zekerheid die de gemeente bij de lening wil stellen. De beste zekerheid is een hypotheek op het huis. Het is de vraag of deze zekerheid verkregen kan worden, als de predikant voor de financiering ook al een hypothecaire lening sluit bij een bank. Als op de lening van de gemeente geen hypotheek gevestigd kan worden, loopt de gemeente een serieus risico dat de predikant de lening niet kan aflossen als hij wil vertrekken en het huis minder waard is geworden.
Waardevermindering is überhaupt een risico voor de gemeente, omdat de predikant dan het huis niet kan verkopen en geen beroep kan aannemen naar een andere gemeente. Dat is niet goed voor de mobiliteit.
Een aandachtspunt betreft ook de hoogte van de rente. Een rente onder de marktwaarde kan gezien worden als
- een schenking aan de predikant. Volgens de gedragscode mogen predikanten geen grotere schenkingen aannemen dan € 50.
- loon in natura, waarover inkomstenbelasting betaald moet worden.
Een laatste punt betreft de opdracht van het college van kerkrentmeesters. Die betreft de financiële huishouding (vermogensrechtelijke aangelegenheden) van de gemeente (ord. 11-1). Het optreden als bankinstelling behoort niet tot die opdracht.
De rechtspositie van een predikant is zodanig geregeld dat er in de verhouding tussen gemeente en predikant niet onderhandeld hoeft te worden over financiële belangen. Dat is bevorderlijk voor de vrije uitoefening van het ambt. Gezamenlijk eigendom van een woning of een lening van de predikant bij de gemeente breekt in op deze vrijheid en kan de relatie onder druk zetten. Reden om deze constructies te ontraden. De situatie is aanmerkelijk veel duidelijker als de gemeente de woning koopt en aanbiedt als ambtswoning of als de predikant geheel voor eigen rekening de woning koopt of huurt.
Er bestaan binnen de Protestantse Kerk in Nederland geen normen voor de predikantsbezetting van een gemeente. De gemiddelde bezetting is 1.000 leden (belijdende leden + doopleden) per fulltime predikant, maar de variatie is groot. Er zijn gemeenten met 50 leden op 1 fulltime predikant en er zijn gemeenten met 2.000 leden op 1 fulltime predikant. De werkelijke bezetting wordt bepaald door de prioriteit die een kerkenraad aan de pastorale bezetting geeft en door de financiële middelen die ervoor beschikbaar zijn. Het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken geeft door een solvabiliteitsverklaring aan wat de maximale werktijd is, waarvoor een gemeente een vacature kan vervullen.
De voltijds aanstelling van een predikant is 40 uur per week. Als het om de bewaking van de werkdruk van de predikant gaat, wordt aan predikanten en kerkenraden geadviseerd om jaarlijks samen een werkplan op te stellen. Daarin wordt vastgelegd aan welke werkzaamheden de predikant prioriteit geeft: hoeveel kerkdiensten, welke activiteiten op het gebied van catechese en vormings- en toerustingswerk, welke vormen van pastoraat, welke bestuurlijke taken, etc. (zie beschrijving van het dienstwerk in ordinantie 3-9). Bij periodieke bespreking van de uitvoering van het werkplan kunnen knelpunten aan de orde komen en kan het werkplan desgewenst bijgesteld worden.
Als het gaat om de invulling van het werkplan moeten predikant en gemeente in onderling overleg vaststellen hoeveel uren besteed zullen worden aan de diverse onderdelen van het werk. Er bestaan geen centrale normen voor het aantal uren dat besteed moet worden aan de voorbereiding en uitvoering van een eredienst, een pastoraal bezoek of een catechese-avond.
Als u nu bijvoorbeeld 100% predikant bent en u aanvaardt een beroep naar een gemeente voor 75%, dan heeft dit de volgende consequenties.
- Uw traktement wordt bruto 25% lager, netto (d.w.z. na belastingen) zal de daling iets lager zijn.
- U bouwt geen pensioenopbouw meer op over 100% traktement, maar nog slechts over 75% traktement.
- Als u bij 100% traktement volledig arbeidsongeschikt zou worden, krijgt u een arbeidsongeschiktheidspensioen van 70% van het traktement. Wordt u volledig arbeidsongeschikt bij 75% werktijd, dan krijgt u een arbeidsongeschiktheidspensioen van 70% x 75% = 52,5% van het fulltime traktement.
- Als u bij 100% werktijd onvrijwillig werkloos wordt, krijgt u een wachtgeld van 70% van het fulltime traktement. Wordt u onvrijwillig werkloos bij 75% werktijd, dan krijgt u een wachtgeld van 70% x 75% = 52,5% van het fulltime traktement.
- Voor het werken in deeltijd moet een werkplan worden gemaakt. U bent er zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van dat plan te bewaken, als u wilt voorkomen dat u voor 75% traktement toch nog 100% werkt.
- Als u in de 25% resterende werktijd ander werk wilt gaan doen, moet u daarvoor toestemming vragen aan de kerkenraad, die moet toetsen of het andere werk zich verdraagt met het ambt van predikant en of het andere werk niet de belangen van de gemeente schaadt.
In ord. 5-5-3 is gesteld dat indien de kerkdienst niet door een aan de gemeente verbonden predikant wordt geleid, de kerkenraad een andere bevoegde voorganger uitnodigt de kerkdienst te leiden. Hieruit moet worden afgeleid dat indien de kerkenraad vrij is iemand uit te nodigen, de kerkenraad het ook vrij staat deze persoon af te zeggen om hem moverende redenen af te zeggen. Volgens een uitspraak van het regionaal college voor behandeling van bezwaren en geschillen Zeeland uit 2014 blijkt dat indien de kerkenraad besluit tot annulering hij gehouden is tot zorgvuldigheid. In het geval in Zeeland had dat met name te maken met de procedure (eerst een gesprek, daarna bekendmaken dat de preekbeurten niet doorgingen in plaats van andersom); de gemeente in die casus had namelijk de vergoedingen voor de afgezegde preekbeurten gewoon voldaan (mede in het kader van de zorgvuldigheid).
Een kerkenraad kan dus besluiten om preekbeurten af te zeggen. Daarbij dient zij wel zorgvuldig te handelen. Daarbij speelt mee dat de predikant zich op die zondagen vrij heeft gehouden, misschien al heeft voorbereid en nu een vergoeding misloopt. Al naar gelang de preekbeurt op het laatste moment is afgezegd kan dat meewegen in de vraag of de zorgvuldigheid dicteert dat desalniettemin de vergoeding dient te worden voldaan.
Volgens artikel 6-2 van de generale regeling rechtspositie predikanten is het de taak van de beheercommissie centrale kas predikantstraktementen om regels te stellen voor de toekenning van periodieke verhogingen. Deze regels staan op ttps://www.protestantsekerk.nl/arbeidsvoorwaarden-predikant/actueel/
Uit de regels kan worden opgemaakt dat de commissie heeft gekozen voor twee objectieve criteria.
- In eerste instantie wordt aangesloten bij het hoogste eerder genoten salaris. Dit salaris ziet de commissie als een uitdrukking van de opgedane werkervaring en de daarbij gedragen verantwoordelijkheid.
- In tweede instantie houdt de Beheercommissie rekening met de leeftijd van de aanvrager. Voor elke drie volbrachte levensjaren boven de 30 jaar wordt 1 periodieke verhoging toegekend, als dit leidt tot meer periodieke verhogingen dan toegekend zouden worden op grond van het eerdere inkomen. Op deze wijze wordt opgedane algemene levenservaring gehonoreerd.
Nadrukkelijk heeft de commissie vastgesteld dat bij de toekenning van extra periodieke verhogingen geen rekening kan worden gehouden met veelal subjectieve criteria, zoals:
- de eigen persoonlijke waardering van opgedane levens- en werkervaring
- de inschatting van de relevantie van vergaarde kennis in ander werk voor het predikantschap
- de voor de theologieopleiding gebrachte offers
- het voor het huishouden noodzakelijke inkomen
- de vergelijking met het inkomen van collega-predikanten
- het inkomensperspectief bij voortzetting van de eerdere werkzaamheden
- de vergelijking van het inkomen met leeftijdsgenoten van de aanvragende predikant
- de gewenste leeftijd voor het bereiken van de de top van de schaal
- de mate van functioneren in vergelijking tot collega-predikanten
- de mate van kennis en inzet
- de vervulling van taken op bovenplaatselijk niveau
- de goede naam van de predikant in de omgeving
- de waardering door collega-predikanten
Het in individuele gevallen afwijken van het op objectieve criteria gestoelde beleid van de commissie zou leiden tot willekeur en ongelijke behandeling in gelijke gevallen. Dat wil de commissie voorkomen. Waar de commissie heeft gezocht naar objectieve criteria, bedoelt de uitkomst van dit beleid in concrete gevallen op geen enkele wijze af te doen aan roepingsbesef of een diskwalificatie te zijn voor specifieke vormen van inzet, levenservaring en opleiding.
In het beleid van de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen is de omvang van de volledige werkweek een arbeidsvoorwaarde die bij de vergelijking van de oude met de nieuwe rechtspositie niet wordt meegenomen. Andere zaken die niet worden meegenomen zijn onder andere de kwaliteit van de arbeidsongeschiktheidsregeling, de werkloosheidsregeling, de pensioenvoorziening, de verlofregeling (aantal vakantiedagen en soorten verlof) en de secundaire arbeidsvoorwaarden (gratificaties, auto van de zaak, reiskostenvergoeding, studiekostenregeling, ambtswoning etc.). Het beleid van de commissie garandeert dat de aanvrager er in de meeste gevallen bij hetzelfde werktijdpercentage in inkomen niet op achteruit gaat. Op andere punten kunnen er voor- en nadelen zijn ten opzichte van eerdere dienstbetrekkingen. Als iemand overstapt van de rechtspositie van een kerkelijk medewerker naar de rechtspositie van een predikant voor gewone werkzaamheden, dan is de omvang van de volledige werkweek een nadeel. Er zijn echter voordelen in onder meer de vrijheid van het ambt, de werkloosheidsvoorziening en de regeling voor de ambtswoning.
Volgens artikel 40a van de generale regeling rechtspositie predikanten is het gemeenten niet toegestaan af te wijken van de traktementsregeling. Er mag niet worden afgeweken in het nadeel van de predikant en ook niet in het voordeel. De reden hiervoor is dat partijen door de afwijking bij elkaar in het krijt komen te staan, waardoor de vrijheid van het ambt in het geding is. Afwijkingen doorbreken ook de gelijke behandeling van predikanten. En tenslotte kan een afwijking in het voordeel van de predikant ertoe leiden dat er een financiële rem gaat ontstaan voor doorstroming naar een andere gemeente, als daar het voordeel niet genoten wordt.
Waar extra belonen niet kan, kunnen wel afspraken gemaakt worden over compensatie van uitzonderlijke kosten, waarvoor geen vergoedingsregeling bestaat. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een tegemoetkoming in de stookkosten in een te grote en slecht geïsoleerde ambtswoning.
Tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft de predikante recht op doorbetaling van haar traktement. De gemeente moet de bezettingsbijdrage blijven betalen, terwijl de predikante niet werkt. Zij krijgt daar bovenop de kosten voor de vervanging. Het gaat er dus om dat de ZEZ-uitkering naar de gemeente gaat. Voor de verrekening zijn er de volgende mogelijkheden.
- Het mooiste is als het UWV de ZEZ-uitkering bruto overmaakt aan de gemeente. De predikante kan het UWV vragen of het daartoe bereid is. Zij stelt dan dat de gemeente de vervanging regelt.
- De op een na beste oplossing is dat UWV de uitkering bruto aan de predikante overmaakt en dat zij de uitkering bruto doorbetaalt aan de gemeente.
- De derde oplossing is dat UWV de uitkering netto aan de predikante overmaakt. Vervolgens vraagt zij een herziening van uw voorlopige aanslag van de inkomstenbelasting bij de Belastingdienst. Zij betaalt vervolgens de uitkering bruto door aan de gemeente.
Het bovenstaande geldt voor de gehele uitkering, dus ook voor de vakantietoeslag, die onderdeel uitmaakt van de uitkering.
De mogelijkheid voor automatische incasso is om de volgende redenen niet geopend.
- Wij vinden het belangrijk dat een gemeente elke maand onze nota controleert en na controle voor betaling zorg draagt.
- Automatische incasso levert problemen op voor de incassant als het saldo op de bankrekening niet toereikend is. Omdat het bij de nota’s voor de centrale kas predikantstraktementen doorgaans om grote bedragen gaat, kunnen we regelmatige incassoproblemen verwachten. Het risico van incassoproblemen neemt nog eens toe door de nieuwe regelgeving rond SEPA.
- Gemeenten hebben de mogelijkheid om aan hun bank een opdracht tot periodieke overschrijving te verstrekken. Dit is mogelijk als de predikantsbezetting van een gemeente door de tijd heen stabiel is en het factuurbedrag elke maand hetzelfde is. Door een periodieke machtiging kan de gemeente zich de moeite van een maandelijkse overmaking besparen. Het is voldoende in de omschrijving bij de betaalopdracht het vijfcijferige gemeentenummer te vermelden. Als u de betaling op de 20e van de maand zet, zullen wij de betaling opvatten als de betaling voor die maand.
Bij de invoering van de omslagregeling predikantstraktementen in 2005 is besloten om vacante gemeenten te laten bijdragen aan de centrale kas predikantstraktementen. De synode vond het redelijk dat vacante gemeenten blijven bijdragen aan de kosten van onder meer de wachtgelden, de jubileumgratificaties, de verhuiskosten en de kosten van de Dienstenorganisatie voor de predikantstraktementen. Daarnaast kunnen vacante gemeenten een beroep doen op een consulent van een andere gemeente, waarvoor ze de eerste zes maanden niet hoeven te betalen. Verder maken vacante gemeenten gebruik van de inzet van predikanten van andere gemeenten voor het bovenplaatselijk kerkenwerk. En tenslotte is het zo dat de bezettingsbijdrage die een gemeente betaalt als er een predikant is, lager kan zijn als gemeenten in vacaturetijd meebetalen. Afschaffing van de vacaturebijdrage zou immers leiden tot verhoging van de bezettingsbijdrage.
Bij de evaluatie van de omslagregeling predikantstraktementen in 2017 heeft de kleine synode op advies van de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen, het Georganiseerd overleg predikanten, de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer en de Bond van Nederlandse Predikanten besloten om de vacaturebijdrage als onderdeel van het omslagstelsel te handhaven. De argumenten die in 2005 golden, zijn blijvend geldig.
In vacaturetijd stellen gemeenten dikwijls een tijdelijke kracht aan om de vacaturetijd te overbruggen. Dit kan het inlenen van een dienstdoend predikant van een naburige gemeente zijn, het aanstellen van een emeritus voor het verrichten van hulpdiensten, het aanstellen van een kerkelijk werker of het inhuren van een ambulant predikant van de Dienstenorganisatie. Moet een dergelijke aanstelling niet gezien worden als de vervulling van de vacature waardoor de gemeente niet langer de vacaturebijdrage verschuldigd is? Het antwoord dat de synode hierop geeft is: nee, niet standaard. De vacaturebijdrage is slechts 8% van de bezettingsbijdrage en de kosten van de tijdelijke vervanging zijn doorgaans veel lager dan de kosten van de predikant bij vervulling van de vacature. Een gemeente mag dus in de regel geacht worden deze kosten van de vacaturebijdrage te kunnen opbrengen naast de kosten van de tijdelijke vervanging.
Op bovengenoemde regel zijn twee uitzonderingen gemaakt.
- Als een gemeente in de vacatureperiode op kalenderjaarbasis zoveel vervangingskosten maakt dat de som van de vacaturebijdrage en de kosten van vervanging hoger is dan de kosten van een gewone predikant bij volledige vervulling van de vacature, dan kan de gemeente na afloop van het kalenderjaar de vacaturebijdrage terugvragen tot het bedrag van de overschrijding. Rekenvoorbeeld: stel dat een gewone gemeentepredikant op fulltime basis € 90.000 per jaar kost en de gemeente heeft op kalenderjaarbasis € 7.000 betaald aan vacaturebijdrage en € 88.000 aan vervangingskosten, dan mag de gemeente na afloop van het kalenderjaar € 88.000 + € 7.000 - € 90.000 = € 5.000 aan vacaturebijdrage terug vragen.
- Als een gemeente om haar moverende redenen besluit om minstens twee jaar lang de vacature niet te vervullen, dan kan de gemeente in die periode van minstens twee jaar de normbezetting voor de centrale kas predikantstraktementen verlagen met het percentage van de vacature. Er wordt dan vanuit gegaan dat er in deze periode geen vacature bestaat. De gemeente is dan over dat deel van de formatie geen vacaturebijdrage meer verschuldigd. Als de normbezetting wordt teruggebracht naar nihil, dan is de gemeente nog wel de beschikbaarheidsbijdrage verschuldigd ad € 960 per jaar.
Door deze twee maatregelen worden de gemeenten tegemoet gekomen die te maken hebben met zeer hoge vervangingskosten in de vacaturetijd of met een tijdelijke opheffing van de vacature gedurende minstens twee jaren.
Bij het ontwerp van de omslagregeling heeft de Beleidscommissie Predikanten besloten niet alleen de gemeenten met een reële predikantsbezetting een aanslag op te leggen, maar ook de gemeenten die tijdelijk of permanent vacant zijn. Het eerste argument hiervoor is dat vacante gemeenten zonder daarvoor de volledige prijs te betalen gebruik maken van de diensten van de predikanten van andere gemeenten, die zij verrichten als consulent, gastpredikant of als deelnemer aan bovengemeentelijke arbeid van de kerk. Een tweede argument is dat de kerk als geheel (en dus ook vacante gemeenten) verantwoordelijk is voor het risico van de wachtgelden van ontheven predikanten. Een derde argument is dat van vacante gemeenten gevraagd mag worden bij te dragen aan de financiering van de secundaire arbeidsvoorwaarden van predikanten die ooit aan hen verbonden waren of mogelijk ooit nog eens zullen zijn (jubileumgratificaties, verhuiskosten bij emeritaat, etc.).
De hoogte van de beschikbaarheidsbijdrage van € 960 per gemeente is naar het oordeel van de Beleidscommissie zodanig vastgesteld, dat dit door een gemeente opgebracht moet kunnen worden, ook naast de lasten van een eventuele kerkelijk werker of een predikant, die hulpdiensten verricht. Is dat naar het oordeel van een gemeente niet (meer) het geval, dan moet de vraag gesteld worden hoe lang de betreffende gemeente nog zelfstandig zou kunnen of moeten voortbestaan. De ‘druk’ van de beschikbaarheidbijdrage kan dan werken als een stimulans tot het treffen van maatregelen, zoals het samenvoegen met een andere gemeente of het vormen van een streekgemeente, een combinatie of een federatie. Bij het aangaan van een dergelijke samenwerkingsvorm vervalt namelijk de beschikbaarheidsbijdrage voor de afzonderlijke gemeente. De classicale vergadering en lutherse synode zijn medeverantwoordelijk voor het beleid met betrekking tot de vorming van gemeenten.
De rechtspositie van de predikant gaat in op de datum, waarop de bevestiging plaatsvindt of die voor de bevestiging is afgesproken. Pas vanaf dat moment is de predikant immers gerechtigd de ambtelijke werkzaamheden als predikant voor gewone werkzaamheden in de gemeente te verrichten. Vanaf dat moment geldt ook de plicht tot het verrichten van de ambtelijke werkzaamheden en het recht op traktement, pensioenopbouw, verzekering voor arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, etc.
Als een predikant vóór de bevestiging werkzaamheden verricht ten behoeve van de gemeente, dan is dit mogelijk in de vorm van een opdracht tot het verrichten van hulpdiensten.
Het komt in de praktijk voor dat predikantsechtparen een predikantsplaats bezetten. Dat kan voordelen hebben. Beide partners kunnen immers worden ingezet op de punten waar ze het sterkst zijn en als de een ziek is, is de ander er nog. Ze kunnen onderling ook een goed evenwicht vinden tussen werk en zorgtaken in het gezin. Er zijn echter ook aandachtspunten.
- Beide predikanten zijn lid van de kerkenraad en moeten dus tijd aan het bestuurlijke werk besteden. Er kan ook in dit opzicht wel een taakverdeling worden afgesproken, maar hoe dan ook zullen twee echtelieden samen meer tijd aan bestuurlijk werk dan één predikant alleen.
- Twee predikanten op een plaats vereist taakverdeling en samenwerking. Dat vraagt inspanning om dit dit in de aanvang te regelen en in het structurele werk te onderhouden. Ook moeten de risico's worden overwogen van twee personen op één plek. Wat gebeurt er als beide partners het in het werk niet eens zijn? Welke effecten zullen eventuele privé-problemen op het samenwerken als predikant hebben? Wat gebeurt er als de gemeente de preken van de een beter vinden dan die van de ander? Wat gebeurt er als één van beide predikanten een beroep naar elders krijgt en de ander niet?
Een vertrek naar het buitenland om zich daar metterwoon te vestigen betekent het einde van het lidmaatschap van de Protestantse Kerk in Nederland. Het einde van het lidmaatschap betekent ook het einde van het predikantschap in de Protestantse Kerk in Nederland. Overeenkomstig ordinantie 3-26-1 moet ontheffing van het ambt aangevraagd worden bij het breed moderamen van de classicale vergadering.
Een predikant vraagt zelf emeritaat aan bij de kleine synode en kan daarbij gebruik maken van het formulier dat is te vinden op: Arbeidsvoorwaarden predikant - formulieren.
Een beroepbaarstelling is 4 jaar geldig, hierna is het nodig om verlenging aan te vragen bij het moderamen van de generale synode.
U kunt uw verzoek sturen aan: aanvragenmod@protestantsekerk.nl. Met daarbij een Verklaring van Belijdenis en Wandel van de kerkenraad der gemeente tot welke u behoort. De verklaring dient het moderamen enig inzicht te geven in uw betrokkenheid bij de plaatselijke gemeente.
Graag ontvangt het moderamen ook enige informatie over de wijze waarop u gebruik hebt gemaakt van de verleende bevoegdheid, nascholing (permanente educatie) en over de mogelijkheden die u hebt om een beroep te aanvaarden.
Alvorens wij een dergelijk verzoek tot verlenging in behandeling nemen, vraagt het moderamen advies aan het mobiliteitsbureau predikanten en kerkelijk werkers.Vanaf het moment van de aanvraag en het insturen van de juiste documenten kan de aanvraag tot 6 weken in beslag nemen.
Predikanten die eerder predikant waren bij de Protestantse Kerk in Nederland en een periode in het buitenland zijn geweest als predikant en opnieuw toelating tot het ambt van predikant in de Protestantse Kerk in Nederland verlangen kunnen zich aanmelden bij de commissie voor Terugkerende Predikanten. In deze commissie hebben zitting: een aantal leden van het moderamen van de generale synode, de geschiktheidscommissie en het Generaal college voor de toelating tot het Ambt van Predikant.
Indien u als predikant terug wil keren naar Nederland en weer als predikant in de Protestantse kerk in Nederland werkzaam wilt zijn kunt u een aanvraag indienen via het mailadres: aanvragenmod@protestantsekerk.nl.
Hierbij vragen wij ook om een CV, informatie of motivatie voor de toelating tot de Protestantse kerk in Nederland aan ons toe te sturen met uw aanvraag.