1.1 Eigen kerkelijke rechtspositie
Kerkgenootschappen zijn – naast individuen – dragers van de vrijheid van godsdienst. In ons land heeft de staat aan de kerkgenootschappen de vrijheid gegeven om hun eigen organisatie en inrichting daarvan vorm te geven in overeenstemming met hun eigen visie daarop. Volgens artikel 2:2 van het Burgerlijk Wetboek is het kerkgenootschap van rechtswege rechtspersoon en wordt het beheerst door het eigen statuut voor zover dat niet in strijd is met het (dwingende) burgerlijke recht.
De inrichtingsvrijheid van kerkgenootschappen houdt onder meer in dat de positie van de bestuurders (ambtsdragers) geregeld kan worden, zoals de kerk dat zelf wenst en zolang dat niet in strijd is met de wet. Evenals verenigingen en stichtingen kan een kerkgenootschap de positie van betaalde bestuurders zelf regelen. De Protestantse Kerk in Nederland maakt gebruik van de bevoegdheid haar organisatorische inrichting en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden, verplichtingen en rechten uitputtend in haar kerkorde neer te leggen. Dat geldt ook voor de positie van de predikant. De rechtspositie van de predikant wordt dus geheel door het kerkelijk recht beheerst.
Vanuit het civiele recht wordt de rechtspositie van de predikant gezien als een rechtsverhouding van eigen aard (sui generis). Die rechtsverhouding berust op vrijwilligheid en is dus privaatrechtelijk van aard. Het burgerlijk overeenkomstenrecht is niet (rechtstreeks) van toepassing. Het kerkgenootschap is een rechtspersoon, waarbij in de onderlinge verhoudingen de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 van het Burgerlijk Wetboek geldt.
Dat het overeenkomstenrecht niet van toepassing is, betekent dat een predikant niet gezien wordt als:
- een zelfstandig ondernemer, die als opdrachtnemer een overeenkomst van opdracht sluit met een opdrachtgever tegen zelf gestelde tarieven.
- een werknemer, die een arbeidsovereenkomst heeft met een werkgever. Dit betekent ook dat de werknemersverzekeringen niet van toepassing zijn, zoals de Werkloosheidswet (WW), de Ziektewet, de Wet Loondoorbetaling bij ziekte, de Wet Verbetering Poortwachter en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA).
1.2 Karakter van de rechtspositie
1.2.1 Aanstelling
Binnen financiële en procedurele randvoorwaarden is een gemeente vrij bij het uitbrengen van een beroep of bij het geven van een opdracht tot het verrichten van structurele hulpdiensten. De predikant is vrij het beroep of de opdracht al dan niet te aanvaarden.
De ‘aanstelling’ van een predikant door een gemeente geschiedt doordat een gemeente:
- een beroep uitbrengt op een proponent of een predikant en de betrokkene dit beroep aanvaardt (ord. 3-5);
- een opdracht verstrekt tot het verrichten van structurele hulpdiensten en de proponent of de predikant deze opdracht aanvaardt (ord. 3-18).
In de eerste gemeente wordt de predikant onder handoplegging in het ambt bevestigd, in elke volgende gemeente staat hij al in het ambt en doet hij in een kerkdienst intrede in de gemeente, waaraan hij wordt verbonden.
1.2.2. Gelijkheidsbeginsel en vrijheid van het ambt
Binnen de Protestantse Kerk in Nederland vormen de ambten de bouwstenen van de organisatie van de kerk. De predikant staat daarbij naast de ouderling en de diaken. Het is een bestendige regel in de presbyteriale traditie dat de ambten niet over elkaar heersen, zomin als meerdere vergaderingen over andere vergaderingen heersen.
Bij het aanvaarden van het beroep accepteert de predikant al hetgeen de kerk heeft geregeld met betrekking tot de uitoefening van het ambt. Daartoe behoren onder andere de doctrinaire ruimte, de kerkorde, de visitatie, de kerkelijke rechtspraak, de inhoud van het werk (ord. 3-9 en 4-10), de bepalingen voor de eredienst en de bediening van de sacramenten, de gedragscode, de arbeidsvoorwaarden en de regelingen voor ziekte, arbeidsongeschiktheid en ontslag. Daarnaast is de predikant gebonden aan het beleidsplan van de gemeente en de afspraken die worden gemaakt in het jaargesprek.
Binnen deze ruimte is vervolgens sprake van de zogenaamde vrijheid van het ambt: Bij het opstellen van de beroepsbrief wordt rekening gehouden met de vrijheid van het ambt van predikant als dienaar des Woords. De inhoud en de strekking van de beroepsbrief kunnen er dus niet toe leiden dat de predikant aan de kerkenraad of aan de gemeente ondergeschikt is (ord. 3-5-2). De predikant is vrij – en moet zich dus ook vrij kunnen voelen – om in de bediening van het Woord zo nodig haaks op in de gemeente (en in de kerkenraad) heersende opvattingen en levenswijzen te staan. Hij kan op grond van exegese en meditatie tot een verkondiging moeten komen die kritisch is op het leven van mensen, het leven van de gemeente en mogelijk ook het beleid van de kerkenraad.
Het gelijkheidsbeginsel en de vrijheid van het ambt betekenen dat een kerkenraad of een college van kerkrentmeesters zich niet kan opstellen als de werkgever van de predikant.
1.2.3 Inhoud van het werk
- De inhoud van het dienstwerk van een predikant is als volgt beschreven in ordinantie 3-9:
Tot opbouw van de gemeenten is aan de predikanten toevertrouwd
- de bediening van Woord en sacramenten door
- de verkondiging van het Woord;
- het voorgaan in de kerkdiensten;
- de bediening van de doop;
- de bediening van het avondmaal;
- het afnemen van de openbare geloofsbelijdenis;
- het bevestigen van ambtsdragers en het inleiden van hen die in een bediening worden gesteld;
- het leiden van trouwdiensten en van diensten van rouw dragen en gedenken;
- de catechese en de toerusting;
- het verkondigen van het evangelie in de wereld;
- en zo zij daartoe geroepen worden, het dienen van de kerk in de meerdere vergaderingen en tezamen met de ouderlingen
- de herderlijke zorg, onder meer door het bezoeken van de leden van de gemeente en
- het opzicht over de leden van de gemeente.
Een predikant is alleen bevoegd buiten de eigen gemeente werkzaamheden te verrichten die gerekend kunnen worden te behoren tot het dienstwerk van een predikant, met goedvinden van de kerkenraad van de andere gemeente of in opdracht van een meerdere vergadering van de kerk.
1.2.4 Beleidsplan gemeente en jaargesprek
Waar de predikant de vrijheid van het ambt geniet, is hij tegelijkertijd gebonden aan het beleidsplan van de gemeente. Binnen de uitgangspunten van dit beleidsplan voert de predikant jaarlijks een gesprek met de kerkenraad over de kwaliteit van het kerkenraadswerk, het predikantswerk en het welbevinden van eenieder.
Met het oog op dit gesprek verdient het aanbeveling dat de predikant in overleg met de kerkenraad jaarlijks een werkplan opstelt. Daarin wordt op basis van het beleidsplan van de gemeente vastgelegd aan welke werkzaamheden de predikant het komende jaar prioriteit geeft: hoeveel kerkdiensten, welke activiteiten op het gebied van catechese, vorming, toerusting, pastoraat, bestuur, etc. Na het verstrijken van de planperiode is het goed dat de predikant een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden maakt. Dit werkverslag kan als input dienen voor het jaargesprek. Het jaargesprek heeft het karakter van een open, vertrouwelijk en gelijkwaardige dialoog, waarin alle betrokkenen zich ervoor inzetten om positief-kritisch te reflecteren op eigen en andermans houding, handelen en functioneren. De resultaten van dit gesprek kunnen worden gebruikt als input voor het werkplan voor het komende jaar en voor het beleidsplan voor de komende periode. Hier is werkmateriaal te vinden voor werkplannen van en jaargesprekken met predikanten.
1.2.5 Bezoldiging en sociale voorzieningen
De kerk stelt een centrale arbeidsvoorwaardenregeling voor predikanten vast. Gemeenten en predikanten worden hierdoor niet belast met het in onderling overleg vaststellen van de arbeidsvoorwaarden. Ook zorgt een centrale arbeidsvoorwaardenregeling ervoor dat predikanten binnen de kerk gelijk behandeld worden.
Deze regeling (generale regeling rechtspositie predikanten met uitvoeringsbepalingen) is zowel een minimumregeling als een maximumregeling. Het bevat bepalingen over de ambtswoning, de bezoldiging, de vergoeding van onkosten en het recht op verlof en gratificaties. De regeling bevat ook bepalingen over doorbetaling van het traktement bij vrijstelling van werkzaamheden, opschorting van werkzaamheden en schorsing voor bepaalde tijd in het ambt. Verder zijn er regelingen voor het inkomen bij onvrijwillige werkloosheid na ‘ontslag’ (losmaking of ontheffing/schorsing/ontzetting van of uit het ambt). Tenslotte zijn er regelingen voor het inkomen bij arbeidsongeschiktheid (arbeidsongeschiktheidsuitkering), ouderdom (ouderdomspensioen) en na overlijden (nabestaandenpensioen).
Deze Gids Arbeidsvoorwaarden bevat een uitgebreide toelichting op al deze regelingen.
1.2.6 Rechtsbescherming van de predikant
De rechtsbescherming van de predikant is tweeërlei.
- Binnen de kerk bestaat een uitgebreid systeem van interne rechtspraak door onafhankelijke colleges en door de Commissie ex GR 5-20. Er zijn colleges voor het opzicht (ord. 10 = kerkelijk tuchtrecht), bezwaren en geschillen (ord. 12 = kerkelijk bestuursrecht) en ambtsontheffing (ord. 3-20 en 3-21 = kerkelijk ontslagrecht). Binnen dit systeem bestaan ook mogelijkheden voor hoger beroep.
- Daarnaast kan de predikant recht zoeken bij de burgerlijke rechter. De Protestantse Kerk in Nederland heeft een kerkelijke rechtsgang met voldoende waarborgen. Daarom moet de predikant eerst de kerkelijke rechtsgang doorlopen. De burgerlijke rechter toetst vervolgens eerst of er een kerkelijke regeling is en of de predikant daarvan gebruik heeft gemaakt. Indien dit het geval is, toetst de burgerlijke rechter de kerkelijke uitspraak marginaal aan de geldende kerkordelijke bepalingen, de redelijkheid en billijkheid en of een behoorlijke procesgang heeft plaatsgevonden.
1.2.7 Fiscale positie
Voor de Belastingdienst is een predikant geen werknemer met ‘loon uit dienstbetrekking’, waarover loonbelasting verschuldigd is.
Hij is ook geen zelfstandig ondernemer met ‘winst uit onderneming’, die daarover omzetbelasting en inkomstenbelasting verschuldigd is en zelfstandigenaftrek geniet.
De predikant geniet als pseudo-ondernemer in de regel ‘resultaat uit overige werkzaamheden’ en is daarover inkomstenbelasting verschuldigd.
In de praktijk kan in uitzonderlijke gevallen gekozen worden voor de positie van pseudo-werknemer (opting-in). In dat geval wordt het traktement gezien als loon uit dienstbetrekking, waarover loonbelasting wordt ingehouden, zonder dat overigens werknemersverzekeringen (WW, WIA) van toepassing zijn. In deze gids wordt de fiscale positie van de predikant nader beschreven.
1.3 Vastlegging van de kerkelijke rechtspositie
De rechtspositie van de predikanten voor gewone werkzaamheden in de Protestantse Kerk in Nederland wordt vastgesteld door een aantal bestuurlijke gremia binnen de kerk en vastgelegd in een aantal documenten. Hieronder wordt uiteengezet om welke gremia en documenten het gaat.
1.3.1 Kerkorde
In de kerkorde is het ambt van predikant beschreven, naast dat van ouderling en diaken. De omschrijving van het ambt staat in artikel V. De kerkorde wordt in twee lezingen vastgesteld en gewijzigd door de generale synode met minstens tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen, na raadpleging van de classicale vergaderingen.
1.3.2 Ordinanties
In de ordinanties worden vooral de ambtelijke aspecten van het predikantschap nader uitgewerkt.
In ordinantie:
- 3-3 tot en met 3-5 is de verkiezing en het beroep geregeld
- 3-9 staat een nadere omschrijving van het dienstwerk van de predikant
- 3-16 tot en met 3-28 staat de rechtspositie van de predikant beschreven op het punt van domicilieplicht (= de plicht om binnen de grenzen van de gemeente te wonen), werken in deeltijd, beroep in tijdelijke dienst, vrijstelling van werkzaamheden, ontheffing van werkzaamheden, ontheffing van het ambt, nevenwerkzaamheden en emeritaat
- 4-10 is het consulentschap geregeld
- 10 gaat het over het opzicht over belijdenis en wandel en over de verkondiging, de catechese en de opleiding en vorming van predikanten. De daarin beschreven maatregelen van kerkelijke tucht kunnen invloed hebben op de rechtspositie van de predikant
- 13 zijn zaken geregeld met betrekking tot de opleiding, de nascholing, de voortgezette vorming en het mentoraat.
De ordinanties worden in de regel in twee lezingen vastgesteld en gewijzigd door de generale synode na raadpleging van de classicale vergaderingen.
1.3.3. Generale regeling rechtspositie predikanten
In de generale regeling rechtspositie predikanten (GR 5) zijn de materiële en immateriële arbeidsvoorwaarden van de predikanten voor gewone werkzaamheden vastgelegd. Het gaat daarbij onder meer om:
- de governance: wie (generale synode / kleine synode / Georganiseerd overleg predikanten / Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen) stelt welke regels vast?
- de samenstelling van het traktement
- de werking van de omslagregeling
- de pensioenvoorziening
- de arbeidsongeschiktheidsregeling
- de werkloosheidsregeling (wachtgeld)
- de woon- en werkruimte
- de begeleiding bij ziekte
- de regeling van geschillen
GR 5 wordt vastgesteld en gewijzigd door de kleine synode, gehoord het advies van de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen en het Georganiseerd overleg predikanten.
1.3.4 Generale regeling permanente educatie
In de generale regeling permanente educatie (GR 15) staan de verplichtingen van de predikant met betrekking tot het mentoraat, de primaire nascholing en de voortgezette nascholing.
1.3.5 Generale regeling veilige gemeente
In de generale regeling veilige gemeente (GR 16) staan de verplichtingen met betrekking tot de verklaring omtrent gedrag en de aanstelling van vertrouwenspersonen.
1.3.6 Uitvoeringsbepalingen
In uitvoeringsbepalingen worden onder meer de volgende zaken geregeld:
- de hoogte van en de regels voor de traktementsbestanddelen, tegemoetkomingen en vergoedingen
- de regels voor de diverse vormen van verlof
- de hoogte van de vergoedingen voor consulentswerkzaamheden en hulpdiensten
- de gang van zaken bij ziekte en arbeidsongeschiktheid (verzuimprotocol)
- de hoogte en duur van de diverse vormen van wachtgeld en de daarbij behorende reïntegratieverplichtingen
- de omslagregeling van de centrale kas
De uitvoeringsbepalingen worden grotendeels vastgesteld door het Georganiseerd overleg predikanten. Uitzondering hierop is de omslagregeling traktementen. Die wordt vastgesteld door de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen onder goedkeuring van de kleine synode.
1.3.7 Verkrijgbaarheid van de documenten
Alle bovengenoemde documenten zijn te raadplegen op en te downloaden van de website van de Protestantse Kerk in Nederland.
Nieuwe versies van de uitvoeringsbepalingen worden toegezonden aan de dienstdoende predikanten en aan de colleges van kerkrentmeesters. De uitvoeringsbepalingen zijn hier te vinden.
1.4 Bestuurlijke instanties
In de voorgaande paragraaf zijn de bestuurlijke instanties genoemd die verantwoordelijkheid dragen voor de totstandkoming en uitvoering van de rechtspositie van gemeentepredikanten. Hieronder wordt beschreven hoe deze gremia zijn samengesteld en wat hun taken en bevoegdheden zijn.
1.4.1 Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen
De Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen wordt benoemd door de kleine synode en bestaat uit vijf leden.
Ze heeft de volgende taken (GR 5-3):
- het adviseren van de kleine synode inzake:
- de financiering van de traktementen en de daarbij behorende voorzieningen;
- de keuze van de pensioenuitvoerder voor het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen en van de verzekeraar voor de arbeidsongeschiktheidsuitkering;
- de vaststelling en wijziging van deze generale regeling;
- het vaststellen van uitvoeringsbepalingen voor:
- de bijdragen van de gemeenten in de centrale kas predikantstraktementen (omslagregeling);
- de uitvoering en de financiering van de wachtgeldregeling;
- de aanvraag van wachtgeld;
- de re-integratieverplichtingen van de predikant met wachtgeld en de financiering van de re-integratie-inspanningen;
- de vergoeding van de traktementslasten bij opschorting van werkzaamheden als bedoeld in ordinantie 10-9-4 en bij vrijstelling van werkzaamheden in verband met onderzoek naar prediking en catechese als bedoeld in ordinantie 10-13 tot en met 15;
- het beheren van de centrale kas predikantstraktementen, waaronder
- de vaststelling van de jaarlijkse begroting van baten en lasten;
- de vaststelling van de jaarlijkse rekening van baten en lasten;
- de vorming en aanwending van reserves en voorzieningen;
- de uitvoering en toepassing van de uitvoeringsbepalingen bij de generale regeling;
- de betaling van de pensioenpremies en de premies voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering aan pensioenfonds en verzekeraar.
- het toezicht op de uitvoering van de administratie door de dienstenorganisatie, waaronder de aan- en afmelding van deelnemersgegevens bij de pensioenuitvoerder en de verzekeraar voor de arbeidsongeschiktheidsuitkering;
- het onderhouden van de overeenkomsten met de pensioenuitvoerder, de verzekeraar voor het arbeidsongeschiktheidsuitkering en de arbodienst;
- het behandelen van bezwaren van gemeenten tegen opgelegde bijdragen in de centrale kas;
- het behandelen van bezwaren van predikanten tegen de toekenning van periodieke verhogingen;
- het benoemen van de leden van de Commissie ex GR 5-20.
1.4.2 Georganiseerd overleg predikanten
Het Georganiseerd overleg predikanten (GOP) bestaat uit:
- een onpartijdig boventallig voorzitter, benoemd door de kleine synode;
- een delegatie van vijf personen namens de kerk, benoemd door de kleine synode, waarvan twee op voordracht van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer, twee op voordracht van het moderamen van de generale synode en één op voordracht van het bestuur van de Dienstenorganisatie;
- een delegatie van vijf personen namens de predikanten, benoemd door de Bond van Nederlandse Predikanten.
Het Georganiseerd overleg predikanten heeft de volgende taken (GR 5-4):
- de vertaling van ontwikkelingen inzake arbeidsvoorwaarden naar de (rechts)positie van predikanten;
- het adviseren over de keuze van de pensioenuitvoerder voor het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen en van de verzekeraar voor de arbeidsongeschiktheidsuitkering;
- het adviseren over de vaststelling en wijziging van deze generale regeling;
- het vaststellen van de uitvoeringsbepalingen bij deze generale regeling voor zover deze niet zijn toevertrouwd aan de Beheercommissie.
De uitvoeringsbepalingen betreffen in ieder geval
- de hoogte van het traktement en van de inhoudingen voor de pensioenvoorziening, de wachtgeldvoorziening en de arbeidsongeschiktheidsvoorziening;
- de hoogte van de vergoeding bij een opdracht tot het verrichten van incidentele hulpdiensten;
- de hoogte en duur van de wachtgelden;
- de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsvoorziening;
- de doorbetaling of afwikkeling van het traktement bij:
- arbeidsongeschiktheid door ziekte,
- vrijstelling van werkzaamheden als bedoeld in ordinantie 3-19,
- schorsing voor bepaalde tijd als bedoeld in ordinantie 10-9-7,
- opschorting van de werkzaamheden als bedoeld in ordinantie 10-9-4,
- overlijden;
- de vereisten waaraan de aan te bieden woonruimte en werkruimte moet voldoen;
- de bijdrage van de predikant voor de woonruimte;
- de vergoeding aan de predikant voor de werkruimte, indien de predikant daar zelf in voorziet;
- de tegemoetkoming in de kosten van de ziektekostenverzekering;
- de vergoeding van kosten, die de predikant maakt in de uitoefening van het ambt;
- de werktijd en het verlof ten behoeve van vakantie, vrije zondagen, zwangerschap, bevalling, adoptie, verhuizing, educatie en diverse vormen van zorg;
- de gratificatie bij jubilea;
- de verdeling over gemeenten en predikanten van de premies voor het ouderdomspensioen, het nabestaandenpensioen en de arbeidsongeschiktheidsuitkering;
- de begeleiding van de predikant bij ziekte en voor de procedure voor de keuring tot vaststelling van het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering (verzuimprotocol).
Het Georganiseerd overleg stelt tevens regels vast voor de toekenning van extra periodieken en voor de verrekening van neveninkomsten bij wachtgeld, na overleg met de beheercommissie over de uitvoerbaarheid van de regels.
1.4.3 Commissie ex GR 5-20
De Commissie ex GR 5-20 doet uitspraak bij meningsverschillen over de uitleg en toepassing van de generale regeling predikantstraktementen en de daarbij behorende uitvoeringsbepalingen (GR 5-20).
1.4.4 Dienstenorganisatie
Bij de uitvoering van bovenstaande taken en bij de administratieve uitvoering van de beide generale regelingen worden de drie genoemde gremia ondersteund door de Dienstenorganisatie.