7.1 Predikant in deeltijd
De kerkenraad kan een predikant voor een deel van de volledige werktijd beroepen (ord. 3-3-1). Daarnaast kan de kerkenraad met instemming van haar predikant het werktijdpercentage van de staande predikant wijzigen (ord. 3-17-2).
De minimale werktijd voor een predikant met een deeltijdfunctie bedraagt 33% van de volledige werktijd. Afwijken hiervan is enkel mogelijk als het breed moderamen van de classicale vergadering bij een tijdelijke dienst instemde met een lager werktijdpercentage (ord. 3-18-9). Bij een beroep in deeltijd moet het breed moderamen van de classicale vergadering toetsen of de beoogde werkzaamheden passen bij de beoogde werktijd. In geval van een evangelisch lutherse gemeente moet tevens toestemming aan de synodale commissie van de evangelisch lutherse synode worden gevraagd.
Het is gewenst bij de beroepsbrief een nauwkeurige beschrijving te voegen van de omvang van de werkzaamheden, die de predikant in deeltijd zal verrichten. Op deze pagina kan een format voor een dergelijk werkplan worden gedownload.
Als een gemeente met instemming van haar predikant besluit de eerder afgesproken werktijd te wijzigen, dan dient daarvoor ook bovenstaande procedure (toestemming classis, nauwkeurige omschrijving werkzaamheden) gevolgd te worden. De kerkenraad meldt de werktijd mutatie vervolgens bij de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen met behulp van een formulier dat is te downloaden van de website www.protestantsekerk.nl/arbeidsvoorwaarden.
Het deeltijdpercentage wordt altijd uitgedrukt in een geheel getal.
In voorgaande paragrafen is telkens uiteengezet hoe met betrekking tot het betreffende traktementsbestanddeel of de betreffende vergoeding omgegaan dient te worden bij predikanten in deeltijd. Hieronder wordt dat nog eens in één overzicht samengevat.
|
bestanddeel/vergoeding bij predikant in deeltijd |
in evenredigheid met de werktijd |
op fulltime basis |
|
basistraktement |
X |
|
|
periodieke verhogingen |
X |
|
|
tijdelijke-dienst-toeslag |
X |
|
|
vakantietoeslag |
X |
|
|
eindejaarsuitkering |
X |
|
|
inhouding pensioenpremie van de predikant |
X |
|
|
inhouding/afdracht van de bijdrage voor de bewoning van de ambtswoning |
|
X |
|
inhouding bijdrage wachtgeldvoorziening |
X |
|
|
tegemoetkoming in de premie van de ziektekostenverzekering* |
X |
|
|
vergoeding kosten representatie, bureau, computer, telefoon, internet |
X |
|
|
vergoeding kosten vakliteratuur en permanente educatie |
|
X |
|
vergoeding gemis werkruimte |
|
X |
|
vergoeding gebruik werkruimte |
|
X |
|
vervoerskosten** |
|
X |
|
verhuiskosten |
|
X |
|
jubileumgratificatie*** |
X |
|
* inkomensafhankelijk = afhankelijk van werktijd en aantal periodieke verhogingen
** kilometertarief en vergoeding OV-kosten zijn onafhankelijk van de deeltijdfactor; deeltijder zal waarschijnlijk minder kilometers of OV-kosten maken.
*** in evenredigheid met de gemiddelde werktijd over de gehele jubileumperiode
7.2 Predikantsechtparen
Wanneer een gemeente een predikantsechtpaar beroept, waarbij beide predikanten in deeltijd aan de gemeente verbonden worden, dan dienen beide partners als predikant in deeltijdfunctie beloond te worden. Dit betekent onder meer dat beide partners recht hebben op de volledige werktijd onafhankelijke vergoedingen.
Wanneer een predikantsechtpaar naar de gemeente verhuist, kunnen de partners samen de verhuisnota declareren en hebben zij samen recht op één keer de herinrichtingsvergoeding. Geadviseerd wordt om de herinrichtingsvergoeding te berekenen op het traktement van de partner met de meeste periodieke verhogingen.
Bijzondere aandacht behoeft de situatie dat een predikantsechtpaar de ambtswoning bewoont. De bedoeling is dat beide partners samen één volledige woonbijdrage betalen. Een van de partners moet derhalve als bewoner van de ambtswoning worden aangemerkt.
7.3 Werken boven de AOW-leeftijd
Een kerkenraad en een predikant kunnen overeenkomen dat:
- het emeritaat van de predikant op een later tijdstip wordt verleend dan op de datum waarop de predikant recht krijgt op pensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet (ord. 3-25). Het emeritaat kan uiterlijk worden uitgesteld tot de dag waarop volgens het pensioenreglement het ouderdomspensioen in ieder geval moet ingaan (momenteel is dat 5 jaar na de AOW-datum).
- de predikant structurele hulpdiensten blijft of gaat verrichten boven de AOW-leeftijd.
In deze paragraaf wordt toegelicht hoe de rechtspositie van de predikant er in deze gevallen uitziet.
7.3.1 Traktement, vergoedingen en verlof
Bij uitstel van emeritaat of structurele hulpdiensten boven de AOW-leeftijd wordt de betaling van het traktement en de vergoeding van onkosten onverminderd voortgezet. Het gaat hierbij om:
- het basistraktement, de periodieke verhogingen, de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering
- de tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering
- de vergoedingen voor de kosten van representatie, computer, telefoon, vakliteratuur, permanente educatie (uitstel van emeritaat betekent ook uitstel van de educatieverplichtingen), het gemis van de werkruimte, het gebruik van de werkruimte, vervoer
- de jubileumgratificatie.
De betaling van de tijdelijke-dienst-toeslag stopt met ingang van de AOW-datum. Het recht op verlof blijft onverminderd bestaan.
7.3.2 AOW
Vanaf de AOW-leeftijd ontvangt de predikant van de Sociale Verzekeringsbank de AOW-uitkering. Deze uitkering kan niet worden uitgesteld. Vanaf de AOW-leeftijd betaalt de predikant aan de Belastingdienst geen AOW-premie meer over zijn inkomen.
7.3.3. Ouderdomspensioen
In de regel ontvangt de predikant vanaf de AOW-leeftijd van het Pensioenfonds Zorg & Welzijn het ouderdomspensioen. Hier bestaat echter een keuzemogelijkheid.
- De predikant kan het ouderdomspensioen volledig tot uitkering laten komen en stoppen met werken.
- De predikant kan het ouderdomspensioen volledig tot uitkering laten komen en doorgaan met werken.
- De predikant kan het ouderdomspensioen voor het deel dat hij blijft werken, uitstellen met als gevolg dat het uitgestelde ouderdomspensioen t.z.t. hoger zal zijn.
De keuze voor wel of niet uitstellen van het ouderdomspensioen is een persoonlijke zaak van de predikant, waar de gemeente of de kerk geen bemoeienis mee hebben.
Volgens de pensioenregeling van het Pensioenfonds Zorg & Welzijn stopt de opbouw van ouderdomspensioen per de AOW-datum. Als een predikant na de AOW-datum doorwerkt of gaat werken, wordt vanaf de AOW-datum:
- op het traktement geen pensioenpremie van de predikant meer ingehouden
- over het traktement geen pensioenpremie meer afgedragen aan het pensioenfonds.
De gemeente blijft dezelfde bezettingsbijdrage betalen. Het ‘voordeel’ dat er geen pensioenpremie van de gemeente meer hoeft te worden afgedragen, komt niet toe aan de gemeente, waaraan de predikant verbonden is, maar wordt via een verlaging van de bezettingsbijdrage over alle gemeenten verdeeld. Hierdoor blijft elke predikant voor elke gemeente even duur.
7.3.4 Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid
Bij ziekte wordt het traktement van een predikant boven de AOW-leeftijd doorbetaald gedurende de periode dat een werkgever het loon bij ziekte moet doorbetalen aan een werknemer met een leeftijd boven AOW-leeftijd. Bij aanstellingen met een ingangsdatum tot en met 30 juni 2023 is dat 13 weken. Bij aanstellingen met een ingangsdatum vanaf 1 juli 2023 is dat 6 weken.
De arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt bij het bereiken van de AOW-leeftijd (met een maximum van 67 jaar en 3 maanden). Boven de AOW-leeftijd is de predikant niet meer verzekerd voor arbeidsongeschiktheid. Boven de AOW-leeftijd wordt in het inkomen voorzien door de AOW en aanvullend ouderdomspensioen van onder meer het Pensioenfonds Zorg & Welzijn. Dit komt overeen met de regeling voor werknemers: boven de AOW-leeftijd geldt de WIA niet meer, omdat dan de AOW en het eventuele ouderdomspensioen gelden.
In het Verzuimprotocol Predikanten is bepaald dat dit protocol alleen geldt voor predikanten die nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Als een predikant boven AOW-leeftijd ziek wordt, wordt niet meer de begeleiding van de bedrijfsarts ingeschakeld.
7.3.5 Onvrijwillige werkloosheid
De uitkering van wachtgeld eindigt als de predikant met emeritaat gaat (dit kan invaliditeits- of vervroegd emeritaat zijn), maar in elk geval bij het bereiken van de AOW-leeftijd. Dit impliceert dat boven de AOW-leeftijd geen verzekering van inkomen voor onvrijwillige werkloosheid bestaat. Zo’n verzekering is niet nodig, omdat de predikant door de AOW en het aanvullend ouderdomspensioen van onder meer Pensioenfonds Zorg & Welzijn al van inkomen verzekerd is. Dit komt overeen met de regeling voor werknemers: boven de AOW-leeftijd geldt de WW niet meer, omdat dan de AOW en het eventuele ouderdomspensioen gelden.
7.3.6 Afspraken over blijven of gaan werken boven de AOW-leeftijd
De afspraak om het emeritaat uit te stellen wordt vastgelegd in een overeenkomst, die de volgende elementen bevat:
- de duur van het uitstel;
- de mogelijkheid al dan niet om het uitstel later te verlengen;
- de mogelijkheid voor beide partijen om het uitstel zonder opgaaf van redenen tussentijds op te zeggen;
- de duur van de opzegtermijn bij een eventuele tussentijdse opzegging;
- de afspraak dat het uitstel door de kerkenraad wordt gemeld bij de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen, zodat die kan zorgdragen voor doorbetaling van het traktement;
- de afspraak dat de predikant of de kerkenraad bij het einde van het uitstel emeritaat aanvraagt bij de kleine synode;
- een korte verwijzing naar de rechtspositionele gevolgen van het uitstel (zie deze paragraaf);
- de naam en handtekening van de predikant;
- de namen en handtekeningen van de voorzitter en de scriba van de algemene kerkenraad. De algemene kerkenraad ondertekent de overeenkomst met het oog op de financiële consequenties van het uitstel en de wijk overstijgende gevolgen;
- de namen en handtekeningen van de voorzitter en de scriba van de wijkkerkenraad. De wijkkerkenraad ondertekent de overeenkomst om aan te geven dat de wijk nog een periode verder wil met de predikant.
Op de website van de Protestantse Kerk in Nederland kan een model van een overeenkomst tot uitstel van emeritaat worden gedownload.
Bij structurele hulpdiensten is bij de aanvang al bekend of boven de AOW-leeftijd gewerkt gaat worden. Hiervoor hoeft geen aparte overeenkomst gesloten te worden.
7.3.7. Beroepen worden na de AOW-leeftijd
De leeftijdsgrens die is gesteld in ordinantie 3-25-1 betekent niet alleen dat lopende verbanden bij die grens ophouden (tenzij in onderling overleg wordt besloten tot verlenging), maar ook dat nieuwe verbanden na die leeftijd niet meer kunnen worden aangegaan. Het zou immers een vreemde tegenstrijdigheid zijn als lopende verbanden vanwege het bereiken van een bepaalde leeftijd moeten eindigen en dat nieuwe verbanden na die leeftijd zonder meer aangegaan zouden kunnen worden. Voor zowel proponenten als predikanten bestaat overigens de mogelijkheid om na de AOW-datum opdrachten tot het verrichten van hulpdiensten te aanvaarden.
7.4 Overlijden van een predikant voor gewone werkzaamheden
Voor de situatie van het overlijden van een predikant voor gewone werkzaamheden geldt de volgende regeling.
In de maand van overlijden betaalt de gemeente de vergoeding(en) voor de werkruimte door tot de datum van overlijden. De Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen betaalt tot de datum van overlijden het basistraktement, de periodieke verhogingen en de eventuele tijdelijke-dienst-toeslag door, onder inhouding van de woonbijdrage (overgangsregeling) en de pensioenpremie. Verder betaalt ze het tot de datum van overlijden opgebouwde vakantiegeld en eindejaarsuitkering uit.
Daarnaast keert de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen de zogenaamde overlijdensuitkering uit. Deze uitkering bedraagt de som van de op het moment van overlijden geldende maandbedragen vermenigvuldigd met een factor die gelijk is aan drie maanden plus het resterende deel van de maand van overlijden. De van toepassing zijnde maandbedragen zijn: basistraktement, periodieke verhogingen, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
De uitbetaling geschiedt op de rekening van de overledene. De eerste rechthebbende is de partner van de overleden predikant. De tweede rechthebbenden zijn de kinderen jonger dan 21 jaar gezamenlijk. De derde rechthebbende de erfgenamen.
Indien de overleden predikant een ambtswoning bewoonde, hebben eventuele nabestaanden die op het moment van overlijden de ambtswoning mede bewoonden, het recht om de maand van overlijden en vijf maanden daaropvolgend in de ambtswoning te blijven wonen. Maken zij van dit recht gebruik, dan moeten zij daarvoor aan de gemeente een bijdrage betalen. De hoogte daarvan is gelijk aan de bijdrage voor de bewoning van de ambtswoning, die de overleden predikant bij leven betaald zou hebben.
Op het moment dat de nabestaanden de ambtswoning verlaten, kunnen zij aanspraak maken op de vergoeding van de verhuis- en inrichtingskosten volgens de daarvoor geldende regeling. Met de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen wordt op basis van 2 offertes overeenstemming bereikt over de keuze van de verhuizer. De kosten worden door de Beheercommissie op declaratie vergoed.