Protestantse Kerk
Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde
infopagina

Generale regeling 12 - Vermogensrechtelijke aangelegenheden

GR 12-1. Algemeen

  1. Gemeenten, diaconieën en classicale vergaderingen zijn gehouden de adviezen en richtlijnen van het generale college voor de behandeling van beheerszaken te betrekken bij de verzorging van hun vermogensrechtelijke aangelegenheden.
  2. Gemeenten, diaconieën en classicale vergaderingen zijn gehouden gebruik te maken van de modellen als bedoeld in artikel 4 lid 2.
  3. Gemeenten zijn gehouden met betrekking tot het advies inzake orgels, als bedoeld in ordinantie 11-22-1 gebruik te maken van adviseurs die door de commissie orgelzaken van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer zijn aangewezen.
  4. Het classicale college voor de behandeling van beheerszaken is bevoegd om kengetallen uit begrotingen en jaarrekeningen te delen met het generale college voor de behandeling van beheerszaken met het oog op het ontwikkelen van beleid en het adviseren van gemeenten.

GR 12-2. Omvang colleges

  1. Indien het college van kerkrentmeesters of het college van diakenen minder dan 3 leden telt, overleggen kerkenraad en breed moderamen van de classicale vergadering over de wijze waarop de taken van het college worden verricht. Het breed moderamen van de classicale vergadering vraagt hierover het advies van het classicale college voor de behandeling van beheerszaken met het oog op het bepaalde in artikel 3.
  2. Het breed moderamen van de classicale vergadering kan bepalen dat het college bevoegd is tot het verrichten van zijn taken wanneer door het breed moderamen van de classicale vergadering:
    • een of meer ambtsdragers uit de kerkenraad aan het betreffende college worden toegevoegd;
    • een of meer personen, door het classicale college voor de behandeling van beheerszaken aan te wijzen, aan het betreffende college worden toegevoegd.
    Niemand kan tegelijkertijd toegevoegd zijn aan of deel uitmaken van beide colleges.
  3. Bij de toepassing van dit artikel wordt rekening gehouden met de omvang van de vermogensbestanddelen die in eigendom zijn van de gemeente respectievelijk de diaconie van deze gemeente. Het generale college voor de behandeling van beheerszaken is bevoegd hiervoor richtlijnen op te stellen.

GR 12-3. Verscherpt toezien

  1. Indien een college van kerkrentmeesters of een college van diakenen onder verscherpt toezien wordt geplaatst, is dit college alsmede de kerkenraad gehouden de aanwijzingen van het classicale college voor de behandeling van beheerszaken op te volgen. Het classicale college voor de behandeling van beheerszaken brengt de aanwijzingen onverwijld ter kennis van het breed moderamen van de classicale vergadering.
  2. Het classicale college voor de behandeling van beheerszaken kan daarbij bepalen dat het college van kerkrentmeesters of het college van diakenen eerst na voorafgaande toestemming van het classicale college voor de behandeling van beheerszaken bevoegd is tot:
    • het aangaan van rechtshandelingen betreffende het kopen, verkopen, verhuren, verpachten of op andere wijze vervreemden en bezwaren van registergoederen, onroerende zaken en geldswaardige papieren, alsmede het bouwen, verbouwen, uitbreiden, restaureren of afbreken van een gebouw of een orgel;
    • het aangaan van een arbeidsovereenkomst;
    • het verstrekken of aangaan van geldleningen en het stellen van persoonlijke zekerheid ten behoeve van derden;
    • het aangaan van verplichtingen waarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien;
    • het aanvaarden van erfstellingen, legaten en schenkingen onder last of voorwaarde;
    • het voeren van processen voor de overheidsrechter en het aangaan van overeenkomsten om geschillen op een andere wijze tot een oplossing te brengen.
  3. Het classicale college voor de behandeling van beheerszaken kan bepalen dat besluiten inzake vermogensrechtelijke aangelegenheden door een college van kerkrentmeesters of een college van diakenen op wie het verscherpte toezien betrekking heeft alleen genomen kunnen worden in aanwezigheid en met instemming van gedelegeerden die daartoe worden aangewezen door het classicale college voor de behandeling van beheerszaken.
  4. Indien aan het classicale college voor de behandeling van beheerszaken is gebleken dat een kerkenraad, een college van kerkrentmeesters of een college van diakenen niet langer in staat zal zijn aan zijn verplichtingen te voldoen, zijn deze colleges alsmede de kerkenraad van die gemeente verplicht tot het nemen van dan wel het meewerken aan die maatregelen, die naar het oordeel van het classicale college voor de behandeling van beheerszaken noodzakelijk zijn om, al dan niet tezamen met andere gemeenten, weer aan die verplichtingen te kunnen voldoen.
  5. Het generale college voor de behandeling van beheerszaken is bevoegd richtlijnen op te stellen voor de wijze van vaststelling van deze insolvabiliteit en de daaraan verbonden gevolgen.
  6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing ingeval van verscherpt toezien op een classicale vergadering als bedoeld in ord. 11-13-3.

GR 12-4. Taken generale college voor de behandeling van beheerszaken; afstemming en kwaliteit

  1. Het generale college voor de behandeling van beheerszaken is bevoegd tot het opstellen van adviezen, richtlijnen en modellen als bedoeld in artikel 1-1 van deze regeling, ten behoeve van de uitoefening van het toezien door de classicale colleges voor de behandeling van beheerszaken. Het generale college voor de behandeling van beheerszaken houdt bij de formulering van deze stukken rekening met de algemene noties inzake goed bestuur van rechtspersonen en met de eisen die van overheidswege worden gesteld.
  2. De adviezen, richtlijnen en modellen ten behoeve van gemeenten en diaconieën betreffen ten minste de volgende onderwerpen:
    • modellen voor begroting en jaarrekeningen van gemeenten en van diaconieën, inclusief rekeningschema en de wijze waarop deze aan het classicale college voor de behandeling van beheerszaken ter beschikking worden gesteld;
    • richtlijnen voor meerjarenprognoses;
    • een handleiding voor de controle van jaarrekeningen;
    • een handleiding en richtlijn voor een beleggingsstatuut.
  3. Het generale college voor de behandeling van beheerszaken stelt richtlijnen op ten behoeve van de classicale colleges voor de behandeling van beheerszaken. Deze betreffen ten minste de volgende onderwerpen:
    • de toepassing van artikel 2 van deze generale regeling in relatie tot de omvang van de te beheren vermogensbestanddelen;
    • het vaststellen van de insolvabiliteit van gemeente of diaconie en de daaraan verbonden gevolgen;
    • een classificatiesysteem voor de beoordeling van jaarrekeningen.
  4. Het generale college voor de behandeling van beheerszaken is bevoegd aanwijzingen te geven aan de classicale colleges voor de behandeling van beheerszaken met het oog op de bewaking van de kwaliteit van het toezien en de afstemming van beleid.
  5. Het generale college voor de behandeling van beheerszaken kan kengetallen uit jaarrekeningen en begrotingen van gemeenten ter beschikking gesteld door classicale colleges voor de behandeling van beheerszaken, geanonimiseerd verwerken in haar adviezen, richtlijnen en modellen. Het kan deze informatie geanonimiseerd – en al dan niet verwerkt – delen met de kleine synode en de gemeenten.

GR 12-5. Vermogensrechtelijke gevolgen van de opheffing van een gemeente en een diaconie

  1. De gemeente en de diaconie van een gemeente in opheffing blijven voortbestaan als rechtspersoon voor zover dit tot vereffening van het vermogen nodig is. In stukken en aankondigingen die van hem uitgaan, moet aan zijn naam worden toegevoegd “in opheffing”. De rechtspersoon houdt op te bestaan op het tijdstip waarop de vereffening eindigt.
  2. Het breed moderamen van de classicale vergadering benoemt, na overleg met het classicale college voor de behandeling van beheerszaken, een commissie van vereffenaars voor:
    • de vereffening van het vermogen van de gemeente;
    • de vereffening van het vermogen van de diaconie van die gemeente.
    Deze commissie telt ten minste 3 leden.
  3. Ordinantie 11-7-3 is van overeenkomstige toepassing.
  4. Indien er na vereffening een batig saldo overblijft, wordt dit uitgekeerd aan de classicale vergadering in wiens ressort de gemeente en de diaconie van die gemeente zijn gelegen. De classicale vergadering besteedt deze middelen ter stimulering van het kerkelijk leven in de regio waar de gemeente was gelegen, respectievelijk waar het diaconale middelen betreft, aan diaconale activiteiten in die regio.
  5. Het plan van verdeling en de rekening en verantwoording over de uitgevoerde vereffening behoeven de voorafgaande goedkeuring van het classicale college voor de behandeling van beheerszaken.
  6. De commissie van vereffenaars publiceert het voorgenomen besluit inzake het plan van verdeling en de rekening en verantwoording in een dagblad dat verschijnt in de betreffende regio, waarbij generale regeling 1-4-2 tot en met 5 van overeenkomstige toepassing is.
  7. De commissie van vereffenaars bepaalt de datum waarop de vereffening is afgerond en de gemeente en de diaconie als rechtspersoon definitief zijn opgeheven.
  8. De commissie van vereffenaars bepaalt door wie de boeken en bescheiden van de opgeheven gemeente en de diaconie van die gemeente ten minste zeven jaren worden bewaard.
  9. Het generale college voor de behandeling van beheerszaken is bevoegd om nadere aanwijzingen te geven voor de werkzaamheden van deze commissie van vereffenaars.