Protestantse Kerk
Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde
infopagina

Generale regeling 4 Kerkelijk werkers

I. Algemeen

GR 4-1. Begripsomschrijvingen

1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. kerkelijk werker: degene die conform ord. 3-12 is benoemd dan wel aan wie conform ord. 3-13 een bijzondere opdracht is verleend;
b. werkveld: één van de werkvelden als bedoeld in ordinantie 3-12-1;
c. register: het register van degenen die als kerkelijk werker werkzaam zijn dan wel tot kerkelijk werker benoembaar zijn;
d. erkende instelling: de instelling waarmee de generale synode een overeenkomst heeft gesloten inzake de opleiding van kerkelijk werkers.

GR 4-2. Vereiste opleiding

1. Het vereiste opleidingsniveau om werkzaam te zijn als kerkelijk werker wordt door of vanwege de generale synode vastgesteld.

2. Om tot kerkelijk werker benoembaar te zijn is vereist:
- een hbo-bachelorsdiploma Godsdienst/Pastoraal Werk behaald aan een door de Protestantse Kerk in Nederland erkende instelling;
- een door de erkende opleiding verstrekte verklaring dat de zogenaamde ‘PKN-minor’ is afgerond.

3. Om te worden uitgezonden naar het buitenland is een aanvullende opleiding vanwege de kerk vereist.

GR 4-3. Erkende instellingen

1. De generale synode kan gehoord het daarvoor aangewezen orgaan een opleiding aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs erkennen als opleiding voor kerkelijk werker.

2. De generale synode sluit met de betreffende instelling een overeenkomst waarin de eindtermen en de kerkelijke toetsing van de opleiding en het overleg met de instelling nader worden geregeld.

3. Erkende instellingen voor de theologische opleiding toegespitst op het kerkelijk werk zijn:
- Noordelijke Hogeschool Leeuwarden,
- Christelijke Hogeschool Windesheim,
- Christelijke Hogeschool Ede,
- Hogeschool InHolland.

4. De opleiding dient te worden gevolgd aan een erkende instelling. In bijzondere omstandigheden kan de kleine synode besluiten een elders opgeleide toe te laten tot het onderzoek als bedoeld in 4-3.

GR 4-3. Erkende instellingen

1. De generale synode kan gehoord het daarvoor aangewezen orgaan een opleiding aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs erkennen als opleiding voor kerkelijk werker.

2. De generale synode sluit met de betreffende instelling een overeenkomst waarin de eindtermen en de kerkelijke toetsing van de opleiding en het overleg met de instelling nader worden geregeld.

3. Erkende instellingen voor de theologische opleiding toegespitst op het kerkelijk werk zijn:
- Noordelijke Hogeschool Leeuwarden,
- Christelijke Hogeschool Windesheim,
- Christelijke Hogeschool Ede,
- Hogeschool InHolland.

4. De opleiding dient te worden gevolgd aan een erkende instelling. In bijzondere omstandigheden kan de kleine synode besluiten een elders opgeleide toe te laten tot het onderzoek als bedoeld in 4-3.

GR 4-4. Register

1. Een verzoek tot inschrijving in het register van degenen die zijn toegelaten om tot kerkelijk werker benoemd te worden wordt door betrokkene ingediend bij het daartoe aangewezen onderdeel van de dienstenorganisatie.

2. Degene die een universitaire opleiding tot predikant volgt of gevolgd heeft komt niet in aanmerking voor inschrijving in het register.

3. Door of vanwege de kleine synode wordt een onderzoek ingesteld naar:
- de motivatie en de geschiktheid om als kerkelijk werker werkzaam te zijn;
- de vertrouwdheid met het leven en het belijden van de kerk;
- de ontvangen opleiding.
Bij een positieve uitslag van het onderzoek vindt inschrijving in het register plaats.

4. Het register wordt bijgehouden door of vanwege de kleine synode. In het register worden opgenomen:
- de persoonsgegevens,
- de gevolgde opleiding
en voor zover van toepassing:
- de aanstellingen.

GR 4-5. Benoeming

1. Alvorens over te gaan tot benoeming van een kerkelijk werker, stelt de ambtelijke vergadering vast wat de taakomschrijving van betrokkene is en, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, welke schaal of schalen van toepassing zijn.

2. Bij de aanstelling ontvangt de kerkelijk werker:
- een arbeidsovereenkomst,
- een instructie waarin de taken, bevoegdheden en plichten zijn aangegeven.

3. Een kerkelijk werker met een aanstelling van minder dan 12 uur of een aanstelling voor 1 jaar of minder wordt in de regel in de bediening gesteld.
In de in lid 2 bedoelde instructie wordt dan tevens aangegeven op welke wijze de samenwerking met de kerkelijk werker en de verantwoording door de kerkelijk werker geregeld is.

GR 4-6. Rechtspositie

1. Op een kerkelijk werker aan wie niet een bijzondere opdracht is verleend, is de rechtspositieregeling voor kerkelijke medewerkers van toepassing.

2. De inschaling van de kerkelijk werkers geschiedt overeenkomstig de desbetreffende uitvoeringsbepaling van generale regeling 6.

3. De ambtelijke vergadering kan bij de aanstelling bepalen dat een deel van de werktijd in de avonduren dan wel in het weekend valt.

GR 4-7. Beroepscode en gedragsregels

1. De Beroepscode en gedragsregels voor predikanten en kerkelijk werkers, vastgesteld door de generale synode, is een handreiking en toetsingskader voor kerkelijk werkers met betrekking tot het gedrag dat van een kerkelijk werker verwacht mag worden.

GR 4-8. Kerkelijk werkers in gemeenten in bijzondere omstandigheden

1. Aan een kerkelijk werker, die voldoet aan de in ord. 3-12 gestelde voorwaarden, kan het breed moderamen van de classicale vergadering, indien de gemeente waarin de kerkelijk werker is aangesteld in bijzondere omstandigheden verkeert, de bevoegdheid toekennen om in deze gemeente:
- doop en avondmaal te bedienen,
- de belijdenis van het geloof af te nemen,
- ambtsdragers te bevestigen,
- trouwdiensten te leiden en
- de zegen uit te spreken.

2. Van bijzondere omstandigheden, bedoeld in het vorige lid, is sprake indien de volgende drie omstandigheden gezamenlijk bestaan:
a) de gemeente heeft niet genoeg financiële middelen om een predikant voor ten minste een derde van de volledige werktijd te beroepen;
b) samenwerking dan wel samengaan met een andere gemeente is niet mogelijk of leidt er niet toe dat alsnog een predikant kan worden beroepen;
c) de gemeente is, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, wel in staat om voor ten minste 36 maanden een kerkelijk werker voor ten minste een derde van de volledige werktijd aan te stellen;
een en ander ter beoordeling van het breed moderamen van de classicale vergadering, dat daartoe het advies van het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken inwint, en in daarvoor in aanmerking komende gevallen van de evangelisch-lutherse synode.

2a. Het breed moderamen kan een kerkelijk werker, die voldoet aan de in ord. 3-12 gestelde voorwaarden en die verbonden is aan een vacante gemeente die voldoende middelen heeft om een predikant te beroepen, eveneens de in lid 1 genoemde bevoegdheid geven voor de duur van de vacature.

2b. Het breed moderamen kan kerkelijk werkers die de in lid 1 genoemde bevoegdheid ontvangen hebben, toestaan om de bevoegdheid ook uit te oefenen in andere, met name genoemde, vacante gemeenten.

3. Aan een kerkelijk werker die werkzaam is in een instelling kan de in lid 1 bedoelde bevoegdheid worden toegekend indien aan de instelling geen predikant is verbonden en het bezwaarlijk is een predikant te laten voorgaan, een en ander ter beoordeling van het breed moderamen van de classicale vergadering.

4. De bevoegdheid bedoeld in lid 1 en 3, wordt voor de duur van vier jaar toegekend en kan daarna telkens op verzoek van de kerkenraad voor vier jaar door het breed moderamen van de classicale vergadering worden verlengd, indien althans de gemeente nog steeds in de bijzondere omstandigheden verkeert.

5. De kerkelijk werker aan wie de in dit artikel bedoelde bevoegdheid is toegekend, ontvangt supervisie van een door het breed moderamen van de classicale vergadering aangewezen predikant.

GR 4-9. De kerkelijk werker met bijzondere opdracht

1. Een instelling, die een kerkelijk werker wenst aan te stellen, richt zich tot de kerkenraad van (een van) de gemeente(n) waarbinnen de instelling gelegen is, dan wel - indien de instelling voornamelijk een regionale functie heeft - tot de classicale vergadering waartoe deze gemeente behoort, met het verzoek de betrokkene de bijzondere opdracht te verlenen om in de betreffende instelling te werken.

2. De ambtelijke vergadering die de bijzondere opdracht verleent en de instelling die aanstelt treffen een regeling waarin is opgenomen dat:
- de ambtelijke vergadering verantwoordelijk is voor het werk dat de kerkelijk werker uit hoofde van zijn bediening verricht;
- indien van toepassing, de kerkelijk werker begeleiding ontvangt van een door of vanwege de kleine synode aangewezen mentor voor de daarbij vast te stellen tijd;
- de gemeente respectievelijk de classis geen financiële verplichting jegens de kerkelijk werker heeft.
Deze regeling behoeft de instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering.

3. Een kerkelijk werker met een aanstelling van minder dan 12 uur of een aanstelling voor 1 jaar of minder wordt in de regel in de bediening gesteld.

4. Het in lid 1 tot en met 3 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de kerkelijk werker aan wie de bijzondere opdracht is verleend tot opbouw van een missionaire (wijk)gemeente, als bedoeld in ord. 2-5-6.

GR 4-10. Overige bepalingen

1. De ambtelijke vergadering meldt de benoeming dan wel de verlening van een bijzondere opdracht aan het in artikel 4-1 bedoelde onderdeel van de dienstenorganisatie.

2. Een kerkelijk werker, die niet op grond van ord. 3-12-11 deelneemt aan de werkgemeenschap van predikanten, wordt uitgenodigd deel te nemen aan de bijeenkomsten van de werkgemeenschap van predikanten.

GR 4-11. Wijziging van de regeling

1. Wijziging van de generale regeling geschiedt door de generale synode, gehoord het advies van het bestuur van de dienstenorganisatie, als bedoeld in generale regeling 8-3.