Protestantse Kerk
Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde
infopagina

Ordinantie 12 - De behandeling van bezwaren en geschillen

I. De behandeling van bezwaren en geschillen

Ord. 12-1. Algemeen

  1. De behandeling van bezwaren en geschillen geschiedt ter onderhouding van het recht, met inachtneming van de rechtvaardigheid en de liefde in de gemeenschap van de kerk.
  2. Deze behandeling is opgedragen aan colleges voor de behandeling van bezwaren en geschillen en geschiedt met inachtneming van het in deze ordinantie en in generale regeling 11 bepaalde.
  3. Onverminderd het recht bezwaar in te dienen bij een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen bestaat de mogelijkheid om ten aanzien van een besluit waarover men zich bezwaard voelt, aan de vergadering die dit besluit genomen heeft, revisie van dit besluit te verzoeken.

Ord. 12-2. De colleges voor de behandeling van bezwaren en geschillen

  1. In elke classis is een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen.
  2. De kleine synode kan, gehoord de betrokken classicale vergaderingen en classicale colleges besluiten dat twee of meer classicale colleges worden samengevoegd tot één classicaal college voor de betrokken classes. De kleine synode treft daarbij de nodige voorzieningen.
  3. Een classicaal college voor de behandeling van bezwaren en geschillen bestaat uit vijf leden. Naast de leden worden ten minste vijf toegevoegde leden benoemd, die elk door de voorzitter – of het die hoedanigheid waarnemende lid van het college – ter verrichting van de werkzaamheden van het college kunnen worden opgeroepen. De leden en de toegevoegde leden worden benoemd door de classicale vergadering uit de belijdende leden van de kerk binnen het rechtsgebied van het college.
    Ten minste drie leden van het college zijn (voormalig) ambtsdrager, waarbij zo mogelijk de drie ambten vertegenwoordigd zijn.
    De leden en de toegevoegde leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste tien jaar. Zij kunnen niet voor een aansluitende periode in het college worden benoemd.
    De leden en de toegevoegde leden van de classicale colleges zijn tevens toegevoegd lid in de andere classicale colleges.
  4. De voorzitter van een classicaal college wordt aangewezen door de classicale vergadering.
    Het college voorziet in de waarneming van het voorzitterschap in de gevallen waarin de voorzitter aan de werkzaamheden niet deelneemt.
  5. Aan het classicale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen wordt door de classicale vergadering voor een periode van telkens vier jaar ten minste één adviserend lid toegevoegd dat de hoedanigheid van meester in de rechten bezit of met goed gevolg daarmee gelijk te stellen universitaire examens in het recht heeft afgelegd, en – op verzoek van het desbetreffende college – andere adviserende leden. Een adviserend lid wordt benoemd uit de leden van de kerk en woont bij voorkeur in het rechtsgebied van het betreffende college.
  6. Het classicale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen wijst uit zijn midden een secretaris aan.
  7. Het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen bestaat uit zeven leden. Naast de leden worden ten minste vijf toegevoegde leden benoemd, die elk door de voorzitter – of het die hoedanigheid waarnemende lid van het college – ter verrichting van de werkzaamheden van het college kunnen worden opgeroepen. De leden en de toegevoegde leden worden benoemd door de generale synode uit de belijdende leden van de kerk.
    Ten minste drie leden van het generale college zijn (voormalig) ambtsdrager, waarbij zo mogelijk de drie ambten vertegenwoordigd zijn.
    De leden en de toegevoegde leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste tien jaar. Zij kunnen niet voor een aansluitende periode in het college worden benoemd.
  8. De voorzitter van het generale college wordt aangewezen door de generale synode.
    Het college voorziet in de waarneming van het voorzitterschap in de gevallen waarin de voorzitter aan de werkzaamheden niet deelneemt.
  9. Aan het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen wordt door de generale synode voor een periode van telkens vier jaar ten minste één adviserend lid toegevoegd, dat de hoedanigheid van meester in de rechten bezit of met goed gevolg daarmee gelijk te stellen universitaire examens in het recht heeft afgelegd en – op verzoek van het college – andere adviserende leden. Een adviserend lid wordt benoemd uit de leden van de kerk.
  10. Het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen wijst uit zijn midden een secretaris aan.
  11. Een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen behandelt en beslist de zaken met ten minste vijf leden en/of toegevoegde leden.
  12. Het is niet mogelijk tegelijkertijd als (toegevoegd) lid of als adviserend lid zitting te hebben in meer dan een van de colleges voor de visitatie, het opzicht en de behandeling van bezwaren en geschillen, voor zover uit de ordinanties en generale regelingen niet anders voortvloeit.
  13. Een in de hoedanigheid van ambtsdrager benoemd (toegevoegd) lid kan, bij verlies van het ambt – anders dan door toepassing van een middel van kerkelijke tucht – de zittingstijd als (toegevoegd) lid van het college volmaken zolang betrokkene belijdend lid van de kerk is.

Ord. 12-3. Bezwaren

  1. Een kerkelijk lichaam, een ambtsdrager, iemand die in een bediening is gesteld of een functie vervult, of iemand die is ingeschreven in een van de registers van een gemeente, zich bezwaard voelend door een besluit van:
    • een kerkenraad,
    • een classicale vergadering of
    • een ander kerkelijk lichaam binnen het rechtsgebied van het classicale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen,
    kan - indien de bezwaarde meent door dit besluit in zijn werkelijk belang of in zijn kerkelijke verantwoordelijkheid te zijn getroffen - bezwaar indienen bij het classicale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen.
  2. Een bezwaar tegen de vaststelling van de begroting of jaarrekening van de gemeente of van de diaconie van de gemeente kan alleen worden ingediend, indien de bezwaarde gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid zijn mening kenbaar te maken, als bedoeld in ordinantie 11 artikel 5-4 respectievelijk 6-2.
  3. Bezwaren als bedoeld in lid 1 tegen een besluit van een ander kerkelijk lichaam dan hierboven genoemd, worden ingediend bij het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen.
  4. Onder een besluit wordt mede verstaan een handeling of een verzuim.
  5. Bezwaren dienen door middel van een bezwaarschrift bij het bevoegde college voor de behandeling van bezwaren en geschillen te worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de beslissing werd verzonden of na de dag waarop daarvan redelijkerwijze kennis kon worden genomen.
    Het betreffende college zendt een afschrift van het bezwaar aan het kerkelijk lichaam dat het bestreden besluit genomen heeft.
  6. De indiening van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking op het bestreden besluit. De voorzitter van het bevoegde college voor de behandeling van bezwaren en geschillen is bevoegd op een daartoe ingediend verzoek inzake een ingediend bezwaar dan wel ambtshalve, onder schriftelijke kennisgeving daarvan aan betrokkenen, de tenuitvoerlegging of werking van het bestreden besluit op te schorten dan wel een andere spoedvoorziening te treffen, totdat het college een uitspraak heeft gedaan.

Ord. 12-4. Geschillen

  1. Geschillen, gerezen tussen kerkelijke lichamen, ambtsdragers, hen die in een bediening zijn gesteld of een functie vervullen, ter zake van:
    • de vervulling van hun taak,
    • de begrenzing van hun arbeidsvelden of
    • de omvang van hun bevoegdheden
    worden beslecht:
    indien het een geschil is tussen kerkelijke lichamen of personen waarvan het arbeidsveld is gelegen in het rechtsgebied van één classicaal college voor de behandeling van bezwaren en geschillen, door dit classicale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen; en in de overige gevallen door het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen.
  2. Een geschil dient door (een van de) betrokkenen schriftelijk in de vorm van een bezwaarschrift bij het bevoegde college voor de behandeling van bezwaren en geschillen te worden aangebracht.
    Het betreffende college zendt een afschrift van het aangebrachte geschil aan de instantie met wie het geschil bestaat.

Ord. 12-5. Bezwaarschrift

  1. Een bezwaarschrift als bedoeld in Ord. 12-3-5 en Ord. 12-4 dient te bevatten:
    1. de naam en bij personen bovendien de kerkelijke kwaliteit en de woonplaats van degene die de zaak voor het college brengt,
    2. een vermelding van het besluit waartegen het bezwaarschrift is gericht en, zo mogelijk, van de datum daarvan,
    3. een uiteenzetting met redenen omkleed en met feiten gestaafd, van het bezwaar of geschil waarover een beslissing wordt gevraagd,
    4. indien het een bezwaar betreft, een toelichting waarom de bezwaarde door dat besluit in zijn werkelijk belang of in zijn kerkelijke verantwoordelijkheid is getroffen,
    5. de dagtekening en de handtekening van de bezwaarde of, indien het een lichaam is, die van de voorzitter en de secretaris van dat lichaam.
  2. Indien een bezwaarschrift niet voldoet aan het bepaalde in lid 1 van dit artikel, stelt het college de bezwaarde in de gelegenheid het bezwaarschrift aan te vullen.
  3. Een bezwaarschrift kan door de bezwaarde schriftelijk worden ingetrokken zolang het college nog geen beslissing heeft genomen.

Ord. 12-6. Bevoegdheid

  1. Een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen is bevoegd een uitspraak te doen alleen in die zaken waarvoor niet een ander lichaam als ter zake tot oordelen bevoegd is aangewezen.
  2. Indien onzekerheid bestaat over de vraag welk kerkelijk lichaam in een bepaalde zaak bevoegd is tot het geven van een oordeel of indien mocht blijken dat zulk een lichaam in de orde van de kerk niet is aangewezen, beslist het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen welk lichaam in dat geval tot oordelen bevoegd is.
  3. Indien een kerkelijk lichaam of lid daarvan, dan wel een ambtsdrager als zodanig nalatig blijft in de naleving of tenuitvoerlegging van een beslissing van een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen, is dit college bevoegd daarvan mededeling te doen aan het daarvoor aangewezen college voor het opzicht, dat gerechtigd is jegens betrokkenen of, indien het een kerkelijk lichaam betreft, de leden daarvan die niet bereid zijn de gegeven beslissing te eerbiedigen, gebruik te maken van een van de middelen van kerkelijke tucht, genoemd in ordinantie 10-9.

Ord. 12-7. Behandeling in eerste aanleg

  1. Een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen doet in een aan hem voorgelegde zaak een uitspraak binnen een door het college aan de betrokkenen mee te delen termijn, welke termijn onder opgave van redenen kan worden verlengd.
  2. Wanneer betrokkene(n) daarom verzoeken of wanneer het college zelf aanleiding ziet deze(n) uit te nodigen, worden de betrokkenen in de gelegenheid gesteld in elkaars aanwezigheid en desgewenst bijgestaan door een raadsman of -vrouw hun inzichten aan het college mondeling toe te lichten.
  3. De behandeling van een bezwaar of een geschil is niet openbaar. Het betreffende college kan uit eigen beweging dan wel op verzoek van betrokkenen besluiten tot een openbare behandeling van het bezwaar of geschil.
  4. Het college kan een bestreden besluit bevestigen, het geheel of ten dele vernietigen, aanvullen of ter zake een voorziening geven, zoals het geboden acht.
  5. De (toegevoegde) leden of adviseurs van een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen kunnen niet deelnemen aan of als zodanig aanwezig zijn bij de behandeling van een bezwaar of een geschil, een zaak betreffende waarbij zij direct of indirect betrokken zijn of zijn geweest, dan wel enig belang hebben.
  6. Een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen beslist bij gewone meerderheid van stemmen. Bij staking van de stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
  7. Elke uitspraak wordt schriftelijk opgemaakt en dient te bevatten:
    1. de naam en bij personen bovendien de kerkelijke kwaliteit en de woonplaats van degene die het bezwaarschrift indiende;
    2. de dagtekening van het bestreden besluit, alsmede de datum waarop het bezwaarschrift bij het college is ingekomen;
    3. een feitelijke samenvatting van het bezwaar of geschil;
    4. de rechtsgronden waarop de uitspraak berust;
    5. een duidelijke uitspraak inzake het bezwaar of geschil, zo nodig een regeling van de rechtsgevolgen van de uitspraak;
    6. - indien het een uitspraak van een classicaal college betreft - een mededeling of beroep mogelijk is bij het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen;
    7. de dagtekening van de uitspraak, de handtekening van de voorzitter en de secretaris van het college of van hun plaatsvervangers.
  8. Het college zendt binnen dertig dagen nadat het zijn uitspraak heeft gedaan, een afschrift daarvan aan:
    1. degene die het bezwaarschrift heeft ingediend;
    2. het kerkelijk lichaam tegen het besluit waarvan het bezwaar was gericht, dan wel degene met wie het geschil bestond;
    3. de kleine synode;
    4. - indien een plaatselijk kerkelijk lichaam betrokken is bij het bezwaar of geschil - het breed moderamen van de classicale vergadering;
    5. - indien het college daartoe aanleiding ziet - het classicale college en/of het generale college voor de visitatie.
    Een classicaal college zendt eveneens een afschrift aan het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen. De aan de onder a en b genoemden te verzenden afschriften zijn afschriften die voor gelijkluidend aan de uitspraak zijn gewaarmerkt door de secretaris van het classicale college; ze worden aangetekend verzonden.
  9. Een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen neemt zijn uitspraken, ontdaan van persoonlijke gegevens en in samenvatting, op in het periodieke verslag als bedoeld in ordinantie 4 artikel 19-2 respectievelijk 28-2.

Ord. 12-8. Beroep

  1. Van een uitspraak van een classicaal college voor de behandeling van bezwaren en geschillen, met uitzondering van het in lid 5 van dit artikel genoemde, kan:
    • degene die een bezwaar maakte of een geschil aanbracht,
    • bij bezwaren, het lichaam waarvan het besluit bij de behandeling van het bezwaar in het geding was, of
    • bij geschillen, degene met wie het geschil bestond,
    in beroep gaan bij het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen.
  2. Het beroep wordt schriftelijk en gemotiveerd ingesteld binnen dertig dagen na de dag waarop de beslissing werd verzonden of na de dag waarop daarvan redelijkerwijze kennis kon worden genomen.
  3. De indiening van een beroepschrift heeft geen schorsende werking op het bestreden besluit of de bestreden uitspraak. De voorzitter van het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen is bevoegd op een daartoe ingediend verzoek inzake een ingediend beroepschrift dan wel ambtshalve, onder schriftelijke kennisgeving daarvan aan betrokkenen, de tenuitvoerlegging of werking van het bestreden besluit of de bestreden uitspraak op te schorten dan wel een andere spoedvoorziening te treffen, totdat het college een uitspraak heeft gedaan.
  4. Ten aanzien van een uitspraak gedaan door het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen is geen verdere voorziening mogelijk behoudens herziening krachtens het bepaalde in artikel 11-1.
  5. Inzake bezwaren tegen de gevolgde procedure bij verkiezing van ambtsdragers doet het classicale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen een einduitspraak.

Ord. 12-9. Behandeling van een zaak in beroep

  1. Bij de behandeling van een zaak in beroep gelden - voor zover van toepassing - de bepalingen van artikel 7 van deze ordinantie.
  2. Het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen kan een uitspraak van een classicaal college voor de behandeling van bezwaren en geschillen bevestigen, geheel of ten dele vernietigen, aanvullen of ter zake een voorziening geven zoals het geboden acht.
  3. Indien het generale college van oordeel is dat het zelf geen einduitspraak kan doen, kan het generale college de uitspraak van het classicale college geheel of ten dele ongedaan maken en de zaak verwijzen - hetzij naar hetzelfde, hetzij naar een ander classicaal college voor de behandeling van bezwaren en geschillen - om, met inachtneming van de door het generale college gegeven aanwijzingen, een nieuwe uitspraak te doen.
  4. Binnen dertig dagen nadat de uitspraak is gedaan, zendt het generale college - in afwijking van het bepaalde in artikel 7-8 - een afschrift aan:
    1. degene die het beroepschrift heeft ingediend;
    2. het kerkelijk lichaam tegen het besluit waarvan het bezwaar gericht was, dan wel degene met wie het geschil bestond;
    3. het classicale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen of ander kerkelijk lichaam, waarvan de uitspraak in het geding was;
    4. de kleine synode;
    5. het generale college voor de visitatie;
    6. het breed moderamen van de classicale vergadering;
    7. indien het college daartoe aanleiding ziet, aan het classicale college voor de visitatie.
    De aan de onder a en b genoemden te verzenden afschriften zijn afschriften die voor gelijkluidend aan de uitspraak zijn gewaarmerkt door de secretaris van het college; ze worden aangetekend verzonden.

Ord. 12-10. Vernietiging in het belang van de eenheid in behandeling van bezwaren en geschillen

  1. In het belang van de eenheid in de behandeling van bezwaren en geschillen kan het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen binnen zestig dagen na de dag waarop een classicaal college voor de behandeling van bezwaren en geschillen zijn uitspraak verzond, deze uitspraak tenietdoen en ter zake - onder regeling zo nodig van de rechtsgevolgen van de vernietiging - de uitspraak doen zoals het geboden acht.
  2. Het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen kan voorts bij gemotiveerd besluit in het belang van de eenheid in de behandeling van bezwaren en geschillen verklaren dat een einduitspraak van een classicaal college voor de behandeling van bezwaren en geschillen, onjuist is. De rechtsgevolgen van de onderhavige beslissing van het classicale college kunnen door of krachtens zulk een verklaring niet worden aangetast.

Ord. 12-11. Herziening

  1. Indien het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen inzake een uitspraak waartegen geen beroep (meer) mogelijk is, feiten en omstandigheden ontmoet waarmee geen of onvoldoende rekening is gehouden en welke, indien deze in aanmerking waren genomen, naar de mening van het generale college tot een andere uitspraak aanleiding zouden hebben gegeven, is het generale college bevoegd tot herziening van een zaak over te gaan, in welk geval het generale college zelf een nieuwe uitspraak doet.
  2. Wanneer het generale college overgaat tot herziening van een uitspraak, regelt het zo nodig tevens de rechtsgevolgen van deze herziening.

Ord. 12-12. Revisie door de vergadering die het besluit nam

  1. Een kerkelijk lichaam, een ambtsdrager, iemand die in een bediening is gesteld of een functie vervult, of iemand die is ingeschreven in een van de registers van een gemeente, zich bezwaard gevoelend door een besluit van:
    • een ambtelijke vergadering of
    • een ander kerkelijk lichaam,
    kan - indien de bezwaarde meent door dit besluit in zijn werkelijk belang of in zijn kerkelijke verantwoordelijkheid te zijn getroffen - bij het kerkelijk lichaam dat het besluit genomen heeft, revisie van dat besluit verzoeken.
  2. Wanneer tegen het in lid 1 bedoelde besluit tevens een bezwaar is ingediend bij een college voor de behandeling van bezwaren en geschillen, bepaalt de voorzitter van dit college dat de behandeling van dat bezwaar wordt opgeschort totdat het betreffende kerkelijke lichaam een uitspraak heeft gedaan inzake het revisieverzoek.
  3. Een verzoek tot revisie wordt schriftelijk en gemotiveerd ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop het besluit waarvan men revisie verzoekt is genomen, dan wel dertig dagen na de dag waarop de bezwaarde van dat besluit redelijkerwijze had kunnen kennisnemen. Indien tevens bezwaar is ingediend, zendt het kerkelijk lichaam waaraan revisie wordt gevraagd een afschrift van het revisieverzoek aan het betrokken college voor de behandeling van bezwaren en geschillen. Het kerkelijk lichaam meldt aan de indiener van het revisieverzoek zijn beslissing op het verzoek.
  4. Wanneer een revisieverzoek is afgewezen, dient een bezwaarschrift tegen het besluit waarover men zich bezwaard gevoelt, bij het bevoegde college voor de behandeling van bezwaren en geschillen te worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de beslissing op het revisieverzoek werd verzonden of na de dag waarop daarvan redelijkerwijze kennis kon worden genomen.
  5. Een vergadering is niet verplicht een verzoek tot revisie in behandeling te nemen, indien niet een element in geding wordt gebracht dat, bij het nemen van het besluit waarvan revisie wordt verlangd, buiten beschouwing was gebleven of onvoldoende was overwogen.