Ord. 5-1. De eredienst
1. Op de zondag als de dag des Heren en op de kerkelijke feest- en gedenkdagen komt de gemeente samen in de eredienst.
2. De gemeente kan tevens samenkomen:
- in leerdiensten;
- in de bidstond en de dankstond voor gewas en arbeid en de kerkdiensten op de oudejaarsavond en de nieuwjaarsmorgen;
- in kerkdiensten ter gelegenheid van bijzondere gebeurtenissen in het leven van de gemeenteleden en van de gemeente zoals trouwdiensten, diensten van rouwdragen en gedenken en zegenvieringen;
- in kerkdiensten naar aanleiding van belangrijke gebeurtenissen in de kerk en in de wereld.
3. Tijd, plaats en aantal van de kerkdiensten worden vastgesteld door de kerkenraad.
4. De in de kerkdiensten te volgen orde wordt vastgesteld door de kerkenraad waarbij gebruik wordt gemaakt van een van de in het dienstboek van de kerk aangereikte orden voor de eredienst. Dit geschiedt met inachtneming van de bijzondere verantwoordelijkheid van de predikant voor de bediening van Woord en sacramenten en van de kerkmusicus voor de kerkmuziek.
5. De verantwoordelijkheid van de kerkenraad voor de kerkdiensten wordt tot uitdrukking gebracht in de ambtelijke aanwezigheid van leden van de kerkenraad naast de voorganger.
6. Voor de publieke aankondiging van de te houden kerkdiensten met vermelding van plaats en aanvangstijd wordt zorg gedragen door de kerkenraad.
7. De dienst van de gebeden en de lofprijzing kan ook gestalte krijgen in de dagelijkse getijdendiensten, met name in het morgengebed, het middaggebed en het avondgebed.
Ord. 5-2. Bijzondere bepalingen
1. In een getijdendienst onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad kan worden afgeweken van het in artikel 1-5 bepaalde. Alle leden van de gemeente kunnen worden uitgenodigd in deze dienst voor te gaan.
2. De kerkenraad kan een kerkdienst ter gelegenheid van bijzondere gebeurtenissen in het leven van gemeenteleden doen plaatsvinden in het gebied van een andere gemeente, indien de kerkenraad van die gemeente daarmee schriftelijk instemt.
3. De kerkenraad kan besluiten tot het houden van een oecumenische kerkdienst met andere kerkelijke gemeenschappen ter plaatse. In deze diensten kan worden afgeweken van het in artikel 1-3 en 1-4 bepaalde. In deze kerkdiensten kunnen voorgaan zij die in de eigen kerkgemeenschap bevoegdheid tot voorgaan in de eredienst hebben ontvangen.
4. De kerkenraad kan besluiten tot het houden van een bijzondere kerkdienst. In deze diensten kan worden afgeweken van het in artikel 1-4 en in artikel 5 bepaalde.
Ord. 5-3. Het huwelijk
1. De inzegening van een huwelijk van man en vrouw als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht geschiedt in een kerkdienst.
2. Het verzoek om inzegening van een huwelijk wordt ten minste zes weken van tevoren ingediend bij de kerkenraad.
3. Wanneer zij die het verzoek hebben ingediend (of een van hen) zijn ingeschreven in het register van een andere gemeente, wordt het verzoek ten minste tien weken van tevoren ingediend bij de kerkenraad, die onverwijld de andere kerkenraad of kerkenraden op de hoogte stelt van het verzoek. Indien een andere kerkenraad binnen twee weken nadat hij op de hoogte is gesteld bezwaar maakt, beoordeelt de eerstgenoemde kerkenraad of het bezwaar voor de inzegening een beletsel vormt. Hij geeft de kerkenraad die het bezwaar indiende uiterlijk vier weken voor de inzegening bericht over zijn besluit.
4. De trouwdienst wordt ten minste twee weken van tevoren aan de gemeente bekend gemaakt met vermelding van de namen van hen van wie het huwelijk zal worden ingezegend.
5. De inzegening geschiedt door een predikant van de gemeente, of door een andere in overleg met het bruidspaar door de kerkenraad uit te nodigen predikant, met gebruikmaking van een van de orden uit het dienstboek van de kerk.
6. De kerkenraad schenkt namens de gemeente in de trouwdienst een huisbijbel.
7. De kerkenraad kan een trouwboek bijhouden, waarin hij de namen van hen van wie het huwelijk is ingezegend inschrijft.
8. Alleen een naar burgerlijk recht tot stand gekomen huwelijk kan worden ingezegend.
Ord. 5-4. Andere levensverbintenissen
1. De kerkenraad kan – na beraad in de gemeente – besluiten dat ook andere levensverbintenissen van twee personen als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht kunnen worden gezegend.
Ord. 5-5. De voorganger
1. In een kerkdienst van een tot de Protestantse Kerk in Nederland behorende gemeente zijn bevoegd voor te gaan:
- de predikanten van de kerk;
- de voorgangers die behoren tot een kerkgemeenschap in Nederland of daarbuiten waarmee de Protestantse Kerk in Nederland bijzondere betrekkingen onderhoudt, naar de bevoegdheden die deze voorgangers hebben in hun eigen kerkgemeenschap en naar regels door de generale synode gesteld.
2. In een kerkdienst van een tot de Protestantse Kerk behorende gemeente zijn tevens bevoegd voor te gaan:
- zij die als proponent de bevoegdheid hebben te staan naar het ambt van predikant in de Protestantse Kerk in Nederland;
- zij die in het kader van de opleiding tot predikant de bevoegdheid hebben verkregen een kerkdienst te leiden;
- zij aan wie volgens de bepalingen van generale regeling 10 een preekconsent is verleend in de Protestantse Kerk in Nederland en wel in de kerkdiensten van die gemeenten waarop het preekconsent betrekking heeft.
De in dit lid bedoelde bevoegdheid omvat niet de bediening van doop en avondmaal, het afnemen van de belijdenis van het geloof, de bevestiging van ambtsdragers en het leiden van trouwdiensten en het uitspreken van de zegen.
3. Indien de kerkdienst niet geleid wordt door een aan de gemeente verbonden predikant, nodigt de kerkenraad een andere bevoegde voorganger uit om de kerkdienst te leiden.
4. In noodgevallen waarin geen in lid 1 of 2 genoemde voorganger beschikbaar is, wordt de kerkdienst geleid door een ambtsdrager van de gemeente of door een of meer door de kerkenraad aan te wijzen leden van de gemeente.
Ord. 5-6. De kerkmusicus
1. Aan de gemeentezang en de verdere muzikale vormgeving van de eredienst wordt leiding gegeven door een kerkmusicus. De kerkmusicus kan in een bediening worden gesteld, met inachtneming van het in ordinantie 3-12-9 bepaalde.
2. De kerkmusicus wordt benoemd door de kerkenraad na overleg met het college van kerkrentmeesters, bij voorkeur uit de leden van de kerk. De aanstelling van de kerkmusicus geschiedt door het college van kerkrentmeesters.
3. De kerkmusicus wordt hetzij op arbeidsovereenkomst hetzij op basis van vrijwilligheid aangesteld volgens de bepalingen van generale regeling 9.
Ord. 5-7. De koster
1. Ten behoeve van de zorg voor het kerkgebouw en de goede gang van zaken daarin tijdens de kerkdiensten kunnen de kerkrentmeesters zich laten bijstaan door een koster.
2. De koster wordt benoemd door de kerkenraad op voordracht van het college van kerkrentmeesters, bij voorkeur uit de leden van de kerk. De aanstelling van de koster geschiedt door het college van kerkrentmeesters.
3. Wanneer de koster op arbeidsovereenkomst wordt aangesteld, wordt deze aangesteld volgens de bepalingen van generale regeling 6.
Ord. 5-8. Het kerkgebouw
1. De zorg voor het kerkgebouw en de goede gang van zaken daarin tijdens de kerkdiensten berust bij het college van kerkrentmeesters.
2. Over de inrichting van het kerkgebouw beslist de kerkenraad, gehoord het orgaan van de kerk dat op dit terrein werkzaam is.
3. Het kerkgebouw wordt door het college van kerkrentmeesters in overleg met de kerkenraad bij voorrang beschikbaar gesteld voor gemeentelijke en kerkelijke doeleinden.
4. Wanneer een kerkgebouw in gebruik is bij een wijkgemeente dient in lid 1, 2 en 3 in plaats van het college van kerkrentmeesters wijkraad van kerkrentmeesters en in plaats van kerkenraad wijkkerkenraad te worden gelezen, tenzij in de plaatselijke regeling anders is bepaald.
Ord. 5-9. De bijbelvertaling, het psalm- en gezangboek en het dienstboek
1. De generale synode bevordert de eenheid in de kerk door:
- het aanwijzen van een of meer bijbelvertalingen;
- het aanbieden van een of meer psalm- en gezangboeken
om in de eredienst te gebruiken.
In de eredienst wordt bij voorkeur van deze vertalingen en boeken gebruik gemaakt.
2. Met het oog op de kerkdienst en andere vieringen stelt de generale synode orden vast, die tezamen het dienstboek van de kerk vormen. De eredienst, de bediening en viering van de doop en van het avondmaal, de openbare geloofsbelijdenis, de bevestiging van ambtsdragers, de inleiding van hen die in een bediening worden gesteld, de trouwdiensten en de diensten van rouwdragen en gedenken geschieden met gebruikmaking van door de generale synode vastgestelde orden.
3. Een nieuw aan te wijzen bijbelvertaling, een nieuw aan te bieden psalm- en gezangboek en een nieuw vast te stellen orde worden eerst gedurende enige tijd vrijgegeven ter beproeving door de gemeenten. De aanwijzing, aanbieding of vaststelling geschiedt na de classicale vergaderingen te hebben gehoord en na advies van de organen van de kerk die op het desbetreffende terrein werkzaam zijn.
4. Het door de generale synode aangeboden psalm- en gezangboek en het door de synode vastgestelde dienstboek kunnen met de in artikel I-4 en 5 van de kerkorde genoemde geschriften door de synode worden samengebracht in een kerkboek.