In een gemeente is het delen met elkaar en het omzien naar elkaar een belangrijke pijler in de gemeenschap. Vaak worden daarom (in kerkdiensten en kerkbladen) mededelingen gedaan over het wel en wee van gemeenteleden: jubilea, geboorten en ziekten worden vermeld met het oog om er voor elkaar te zijn, elkaar op te dragen in gebed en met elkaar mee te leven. Kerken en gemeenten mogen een gemeenschap vormen die naar elkaar omziet en met elkaar meeleeft. Dat zijn immers ‘gerechtvaardigde activiteiten’ van een kerk. Ook als het gaat om zieke gemeenteleden. Daar moet wel zorgvuldig mee worden omgegaan.
Allereerst vanuit een eigen kerkelijke verantwoordelijkheid: hoe staat de persoon van wie de gegevens gedeeld worden erin, en hoe wordt vormgegeven aan de plaatselijke gemeenschap en het omzien naar elkaar? Maar ook vanuit de privacywetgeving: natuurlijk mag in een kerk voor elkaar worden gebeden (dat zijn immers de gerechtvaardigde activiteiten van de kerk), maar het is goed te denken aan de privacybelangen van iemand die ziek is. Als de kerkdienst niet online te volgen is, blijft het gebed binnen de gemeente. Gaat de kerkdienst wel online, dan kan iedereen horen wie er ziek is. De gemeente doet er dan goed aan bijvoorbeeld alleen voornamen te noemen of het geluid van de opname even op stil te zetten. Hetzelfde geldt voor het kerkblad. Als deze alleen naar gemeenteleden gaat, valt deze onder de gerechtvaardigde activiteiten van de gemeente. Als iedereen op internet het kerkblad kan downloaden, valt te overwegen om toestemming te vragen aan de persoon die ziek is.
In de regel moeten er één of meer ambtsdragers naast de predikant aanwezig zijn bij een kerkdienst. De kerkorde stelt dat in de ‘ambtelijke aanwezigheid van kerkenraadsleden tijdens de kerkdiensten (…) de verantwoordelijkheid van de kerkenraad tot uitdrukking komt’ (ord. 5-1-5) en stelt dat de ambtelijke tegenwoordigheid in kerkdiensten behoort tot het dienstwerk van de ouderlingen (ord. 3-10–1) en diakenen (ord. 3-11-1).
Hoewel de kerkordetekst in meervoud is opgesteld, kan daar waar de nood daartoe is met één andere ambtsdrager naast de predikant worden volstaan. Het maakt daarbij niet uit of dit een ouderling of diaken is. Hetzelfde geldt voor bijzondere diensten, zoals rouw-en trouwdiensten. In beginsel is er tenminste één ambtsdrager naast de predikant aanwezig.
Als het onverhoopt niet mogelijk is dat er een ambtelijke vertegenwoordiging aanwezig is, dan is dat geen reden om de eredienst niet te laten doorgaan. Zelfs als – bijvoorbeeld door overmacht – helemaal geen ambtsdrager aanwezig is, is dat geen reden de dienst niet te laten doorgaan.