Meestgestelde vragen aan de dienstenorganisatie
Wat en wie is de UBO van een gemeente?Een UBO verwijst naar een ultimate beneficial owner of een uiteindelijk belanghebbende. Op twee manieren krijgen kerken en gemeenten daarmee te maken.
- Bij de registratie bij de KvK. Gemeenten, diaconieën en classes hoeven hun UBO niet in te schrijven in het openbare UBO-register bij de KvK. Afgesproken is dat alleen het hoogste aggregatieniveau van een kerkgenootschap zich bij de KvK hoeft in te schrijven.
- Opgave bij banken en financiële instellingen. Gemeenten en diaconieën zijn (wel) verplicht een UBO op te geven bij banken en financiële instellingen als zij daar om vragen. Gemeenten en diaconieën hebben een zogeheten ‘pseudo-UBO’ omdat er niet een natuurlijk persoon is aan te wijzen die uiteindelijke belanghebbende is als het gaat om eigendom en zeggenschap binnen de gemeente of diaconie. Pseudo-UBO zijn de natuurlijke personen die als bestuurder staan vermeld in het eigen statuut, of zo mogelijk als bestuurder staan genoemd in de documenten van de kerkelijke organisatie. Voor de meeste banken geldt dat u als UBO kunt opgeven:
- voor de gemeente: de voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters
- voor de diaconie: de voorzitter en secretaris van het college van diakenen.
Het kan echter zijn dat uw bank meer UBO's vraagt.
Overige informatie die je nodig kunt hebben bij het invullen van het formulier:
Rechtsvorm |
Gemeente (of diaconie) van het kerkgenootschap Protestantse Kerk in Nederland. |
KvK-nummer |
Het KvK-nummer van de gemeente of diaconie (zodra je bent ingeschreven). |
UBO of pseudo-UBO |
Pseudo-UBO. |
Opgave identiteit uiteindelijk belanghebbende(n) |
Voor de gemeente: de voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters. Voor de diaconie: de voorzitter en secretaris van het college van diakenen. |
Aantekening of aanvulling (indien mogelijk) |
Deze personen zijn de voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters (of van diakenen) van onze gemeente en in die hoedanigheid de vertegenwoordigingsbevoegde bestuurders als bedoeld in art. 3 Uitvoeringsbesluit Wwft 2018, op basis van ordinantie 11 artikel 4, behorende bij de kerkorde (= eigen statuut) van de Protestantse Kerk in Nederland (zie de kerkordepagina). Hun benoeming blijkt uit de hierbij in kopie gevoegde notulen van het college van kerkrentmeesters (of van diakenen). |
Aard van belang |
Zeggenschap. |
Deze informatie is bijgewerkt op 10-02-2022.
Een doop wordt altijd ingeschreven in het doopboek van de gemeente waar de doop is bediend. Bij de scriba van de gemeente waar men is gedoopt kan men een doopbewijs opvragen.
Het lidmaatschap van de Protestantse Kerk verloopt via de plaatselijke kerk. Je kunt je dus uitschrijven als lid van de Protestantse Kerk door je uit te schrijven bij de gemeente waar je ingeschreven staat. Dat kan door een brief of e-mail te sturen naar de kerkenraad van de desbetreffende gemeente. Voor meer informatie zie https://www.protestantsekerk.nl/lidmaatschap.
Geen lid van de kerk meer zijn, maar wel verhalen over geloof, hoop en liefde willen lezen?
Zie https://petrus.protestantsekerk.nl/.
Arbeidsvoorwaarden kerkelijk werkers
Wie kan er werkzaam zijn als kerkelijk werker in de gemeente?Iemand kan kerkelijk werker worden als hij/zij het diploma hbo-opleiding Theologie (voorheen Godsdienst Pastoraal Werk - GPW) heeft behaald aan een door de Protestantse Kerk in Nederland erkende instelling. Kerkelijk werkers moeten belijdend lid zijn van de Protestantse Kerk in Nederland en zijn ingeschreven in het kerkelijk register van de Protestantse Kerk in Nederland. De hoofdregel is dat de kerkelijk werker wordt bevestigd in het ambt van ouderling of diaken met bepaalde opdracht voor de duur van de aanstelling, indien hij/zij: werkzaam is op de taakvelden pastoraat, gemeenteopbouw, geestelijke vorming, missionair of diaconaal werk; een aanstelling heeft van minimaal 12 uur per week gedurende minimaal 1 jaar. > Meer informatie
Voor kerkelijk werkers geldt de arbeidsvoorwaardenregeling voor kerkelijke medewerkers.
Predikanten of proponenten mogen niet als kerkelijk werker worden aangesteld. Een predikant mag op basis van een opdracht tot het verlenen van hulpdiensten wel tijdelijk werkzaamheden in de gemeente verrichten. Daarover meer op deze pagina.
- De kerkelijk werker heeft een preekconsent in uw gemeente.
- De kerkelijk werker is benoemd als kerkelijk werker-ouderling of kerkelijk werker-diaken in uw gemeente.
- De kerkenraad vraagt de sacramentsbevoegdheden aan bij het breed moderamen van de classicale vergadering.
- Het breed moderamen van de classicale vergadering toetst (volgens de generale regeling kerkelijk werkers) of de gemeente in ‘bijzondere omstandigheden’ verkeert. Hiervan is sprake als a) de gemeente niet genoeg financiële middelen heeft om een predikant voor ten minste een derde van de volledige werktijd te beroepen; b) kerkordelijke vormen van samenwerking, zoals de vorming van een combinatie- of streekgemeente, dan wel samenvoeging met een andere gemeente, niet toepasbaar zijn of er niet toe leiden dat alsnog een predikant kan worden beroepen; en c) de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, in staat is om voor ten minste 36 maanden een kerkelijk werker voor ten minste een derde van de volledige werktijd aan te stellen.
- Het breed moderamen van de classicale vergadering vraagt in haar beoordeling of er sprake is van bijzondere omstandigheden advies aan het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken (en in voorkomende gevallen van de evangelisch-lutherse synode).
- De kerkelijk werker die sacramentsbevoegdheden heeft ontvangen ontvangt supervisie van een door het breed moderamen van de classicale vergadering aangewezen predikant.
Er zijn geen kerkordelijk voorgeschreven functieschalen voor kerkelijk werkers. U bent dus vrij om in onderhandeling met elkaar te treden. De dienstenorganisatie heeft in samenwerking met CNV Kerk en Ideëel referentie-functieprofielen ontwikkeld voor kerkelijk werkers. Er zijn drie profielen ontwikkeld die u bij de inkleding en bij de functiewaardering van de kerkelijk werker in uw gemeente kunt gebruiken.
Zie de documenten 'referentie-functieprofiel' op deze pagina.
Een kerkelijk werker is verplicht PE te volgen indien hij/zij een aanstelling heeft van minstens 33% van de werktijd en voor minstens 1 jaar is aangesteld. Meer informatie over de permanente educatie is op deze pagina te vinden.
Arbeidsvoorwaarden kerkelijk medewerker algemeen
Welke CAO is van toepassing op kerkelijke medewerkers?Kerkelijk medewerkers vallen onder de arbeidsvoorwaardenregeling van de kerk. Deze arbeidsvoorwaardenregeling heeft niet de status van een CAO, maar bevat wel alle toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Kerkelijk medewerkers vallen niet onder een andere CAO.
De arbeidsvoorwaardenregeling verandert geregeld. De meest recente versie is hier te vinden.
De arbeidsvoorwaardenregeling bestaat uit de regels van generale regeling 6 rechtspositie kerkelijke medewerkers en de daarbij behorende uitvoeringsbepalingen. Deze regelingen zijn van toepassing omdat dit behoort tot het kerkelijk recht. Daarnaast wordt in het modelcontract ook verwezen naar deze regelingen.
Een kerkelijk werker heeft recht op een vergoeding voor woon-werkverkeer en een vergoeding voor dienstreizen.
Deze vergoedingen zijn (in hoogte en systematiek) verschillend. Daarom is het van belang vast te stellen wanneer welke vergoeding van toepassing is. Daarbij is leidend wat de werkplek van de kerkelijk medewerker is. Als de kerkelijk medewerker vanuit huis werkt is er geen sprake van woon-werkverkeervergoeding; als een kerkelijk medewerker vanuit zijn huis dan op bijvoorbeeld pastoraal bezoek gaat in het kader van zijn werkzaamheden is dat een dienstreis. Als een kerkelijk werker bijvoorbeeld zijn werkplek in een kerkgebouw heeft, dan zijn de reiskosten van zijn huis naar het kerkgebouw (en weer terug) woon-werkverkeerkosten. Gaat een kerkelijk werker vervolgens vanuit het kerkgebouw op bijvoorbeeld pastoraal bezoek gaat in het kader van zijn werkzaamheden is dat een dienstreis.
1. Woon-werkverkeer
Bij woon-werkverkeer gaat het om de reis die een medewerker aflegt van zijn/haar huis tot zijn/haar werkplek.
Als er uitsluitend met OV wordt gereisd, is er in het kader van duurzaamheid een hogere maximale vergoeding van toepassing. Het maximumbedrag is opgenomen in de arbeidsvoorwaardenregeling kerkelijk medewerker.
Als de medewerker met ander vervoer komt, dan wordt € 0,23 per kilometer betaald tot het maximumbedrag zoals vermeld in de arbeidsvoorwaardenregeling. Ook bij een combinatie van OV en ander vervoer is het lagere maximale maandbedrag van toepassing.
2. Dienstreizen
Voor dienstreizen mag een medewerker gebruikmaken van het OV (eerste klasse) en krijgt hij het betaalde bedrag geheel terug. Maakt een medewerker gebruik van zijn eigen motorvoertuig dan krijgt de medewerker 0,28 cent per kilometer. Maakt een medewerker gebruik van een niet-motorvoertuig (fiets, lopend, etc), dan heeft de medewerker geen recht op vergoeding van de dienstreis.
In sommige gevallen is het verplicht een BHV’er te hebben, namelijk als:
a. de gemeente een werknemer (niet predikant) in dienst heeft, of;
b. de gemeente in het kader van een vergunning, een aanwijzing vanuit de burgerlijke gemeente/brandweer of vanwege een verzekering expliciet een verplichting opgelegd heeft gekregen.
In andere gevallen is het raadzaam om een BHV’er te hebben, of althans goede afspraken te hebben over veiligheid en calamiteiten. Heeft u geen BHV’er en geen goed calamiteitenplan, dan kan u op grond van een algemene zorgplicht vanuit het burgerlijk wetboek of bijvoorbeeld op basis van het bouwbesluit aansprakelijk worden gesteld.
Als een medewerker van u als BHV’er is aangewezen (bijvoorbeeld de koster), dan heeft deze recht op een toelage op zijn salaris conform de arbeidsvoorwaardenregeling. Heeft u een medewerker aangewezen als EHBO’er, dan heeft deze recht op een EHBO-toelage.
Indien een gemeente, diaconie of andere kerkelijke instantie een medewerker (een werker met een arbeidscontract: bijvoorbeeld een kerkelijk werker of een koster) aanneemt moet de gemeente rekening houden met verschillende kosten. Dat zijn salariskosten, maar ook bijdragen aan het pensioenfonds, de belastingdienst etc.
Een berekening van de salariskosten en werkgeverslasten kunt u maken met behulp van dit document.
Daarnaast dient de gemeente rekening te houden met bijvoorbeeld een scholingsbudget, kosten voor de arbo-voorzieningen en bedrijfsarts, eventuele verzekeringen en een eventuele transitievergoeding bij het einde van een dienstverband. U kunt uw salarisadministrateur vragen om een berekening van de loonkosten (salaris + sociale lasten). Een berekening van de transitievergoeding kunt u maken op o.a. www.ontslag.nl.
Voor kerkmusici geldt een andere regeling. Voor alle documenten zie de themapagina arbeidsvoorwaarden kerkelijk medewerker.
Arbeidsvoorwaarden andere kerkelijke medewerkers
Wat is een kerkelijk medewerker?Een kerkelijk medewerker is eenieder die op basis van een arbeidscontract werkzaam is bij een kerkelijke gemeente, diaconie, classis, de evangelisch-lutherse synode of de kerk als geheel (bijvoorbeeld voor de dienstenorganisatie), dan wel een kerkelijke instelling als bedoeld in ordinantie 11-26 dan wel een protestantse stichting als bedoeld in artikel 1 van de Generale regeling stichtingen.
Uitgezonden medewerkers werken op basis van een aparte arbeidsvoorwaardenregeling: de uitzendvoorwaardenregeling.
Er zijn kerkordelijk geen voorgeschreven schalen voor medewerkers op een kerkelijk bureau. Vanuit de dienstenorganisatie zijn wel referentiefuncties kerkelijke bureaus als advies ontwikkeld.
Arbeidsvoorwaarden koster
Welke salarisschalen zijn voor kosters en koster-beheerders van toepassing?Voor kosters en koster-beheerders zijn in de aanvullende bepalingen voor de rechtspositie van de kosters en de koster-beheerders kerkordelijk voorgeschreven salarisschalen en functiegebonden verhogingen opgenomen. U kunt daar meer over lezen in Toelichting bij de regels voor de aanstelling van een koster of kosterbeheerder en de brochure De koster grafdelver - extra toelichting op de arbeidsvoorwaardenregeling. In welke functie uw koster valt kunt u afleiden aan de hand van de Voorbeelden functieomschrijvingen en instructie kosters.
Arbeidsvoorwaarden kerkmusicus
Hoe stel ik het functieniveau van mijn organist vast?In generale regeling 9-4 staat op welke wijze het functieniveau van het orgelspel wordt vastgesteld. Afhankelijk van het bepaalde functieniveau stelt u een cantor aan die bevoegd is voor het functieniveau.
Het functieniveau van het orgelspel wordt vastgesteld door de kerkenraad op basis van bepaalde in de generale regeling genoemde elementen, na overleg met de dienstenorganisatie en de aan de gemeente verbonden kerkmusici. Voor de weging van de in de generale regeling genoemde elementen kunt u gebruik maken van onderstaand stroomschema.
Toelichting stroomschema kerkmusicus voor orgel
Hoog niveau
Het kerkelijk orgelspel alsmede de orgelmuziek met een hoge moeilijkheidsgraad wordt in de eredienst op professionele wijze op het niveau van een ‘uitvoerend musicus’ uitgevoerd.
Koor/instrumentele groep hoog niveau
Er wordt een koor, cantorij en/of instrumentele groep begeleid met orgel en/of piano die met regelmaat (ten minste maandelijks) aan de eredienst meewerken.
Deze begeleiding wordt evenals het kerkelijk orgelspel en de orgelmuziek in de eredienst op het niveau van een ‘uitvoerend musicus’ professioneel uitgevoerd.
Professioneel niveau
Het kerkelijk orgelspel alsmede de orgelmuziek met een gemiddelde moeilijkheidsgraad wordt in de eredienst op professionele wijze op het niveau van een ‘;docerend musicus’ uitgevoerd.
Koor/instrumentele groep professioneel niveau
Er wordt een koor, cantorij en/of instrumentele groep begeleid met orgel en/of piano die met regelmaat (tenminste maandelijks) aan de eredienst meewerken.
Deze begeleiding wordt evenals het kerkelijk orgelspel en de orgelmuziek in de eredienst op het niveau van een ‘docerend musicus’ professioneel uitgevoerd.
Keuze kerkenraad voor professioneel niveau
Het kerkelijk orgelspel alsmede de orgelmuziek met een gemiddelde moeilijkheidsgraad wordt in de eredienst op professionele wijze op het niveau van een ‘docerend musicus’ uitgevoerd.
SalBerKerk staat voor SalarisBerekening Kerkmusicus. Het is een rekenblad om het salaris van de kerkmusici verbonden aan één kerk te berekenen. Het betreft zowel de berekening van de part-time-factor, als de hoogte van het salaris. Voor de part-time-factor is voor veel voorkomende werkzaamheden van de kerkmusicus kerkordelijk vastgesteld hoeveel eenheden (en daarmee hoeveel tijd) per activiteit moet worden gerekend: salberkerk maakt dat u gemakkelijk kunt invullen hoeveel van deze veelvoorkomende activiteiten (bijvoorbeeld het bespelen van het orgel in een kerkdienst) plaats vinden. Werkzaamheden die niet in de eenheden-structuur zijn kunt u via aparte regels in het rekenblad invoeren. De beloning van de kerkmusicus is afhankelijk van het functieniveau van de gemeente en de bevoegdheid en senioriteit van de kerkmusicus. Door het rekenblad in te vullen wordt de hoogte van de beloning juist berekend.
Meer informatie over SalBerKerk staat in de Handleiding bij het programma Salberkerk. Let op: in deze handleidingen worden voorbeeld-berekeningen gemaakt op basis van oude salarisschalen. De methodiek is correct, de concrete bedragen niet.
In artikel VII van de kerkorde staat dat ‘de eredienst wordt geleid door hen die daartoe in de orde van de kerk zijn aangewezen. De inrichting van de eredienst wordt vastgesteld door de kerkenraad met inachtneming van de bijzondere verantwoordelijkheid van de voorgangers en hen die zorgdragen voor de kerkmuziek’. In ordinantie 5-6 staat in de leden 2 en 3 dat ‘de kerkmusicus wordt benoemd door de kerkenraad na overleg met het college van kerkrentmeesters, bij voorkeur uit de leden van de kerk.
De aanstelling van de kerkmusicus geschiedt door het college van kerkrentmeesters. De kerkmusicus wordt hetzij op arbeidsovereenkomst hetzij op basis van vrijwilligheid aangesteld volgens de bepalingen van de generale regeling voor de kerkmusici’. Een kerkmusicus dient een bevoegdheidsverklaring te halen bij het Protestants Centrum voor Toerusting en Educatie (PCTE). In de Generale Regeling Kerkmusici is de positie van de kerkmusicus verder uitgewerkt.
ANBI
Wat is het groepsbeschikkingsnummer van de Protestantse Kerk?De Protestantse Kerk heeft een groepsbeschikking met de Belastingdienst: onder nummer 813 612 809. Per 1 januari 2016 worden bovendien alle onder die groepsbeschikking vallende rechtspersonen (gemeenten, diaconieën en classes) ook afzonderlijk in het ANBI-register vermeld.
Zeker. Overleg tussen de Belastingdienst en de dienstenorganisatie heeft geleerd dat de Belastingdienst (digitale) controles op plaatselijk niveau doet. Wanneer zaken niet in orde zijn, volgt een waarschuwingsbrief; binnen een aantal weken moet de transparantie in orde zijn. Daarna kan de Belastingdienst de ANBI-beschikking per rechtspersoon intrekken. Met als mogelijk gevolg onder meer geïrriteerde gemeenteleden en geschrokken kerkrentmeesters. Houd er ook rekening mee dat een plaatselijke journalist de gemeente kan bellen met de vraag waarom de transparantiegegevens van de gemeente of diaconie niet op internet te vinden zijn.
Per 1 juli van ieder jaar dienen te worden gepubliceerd: verkorte staat van baten en lasten over het jaar daarvoor met daarnaast overzicht van bestedingen over datzelfde jaar met daarbij een overzicht van bestedingen (= begroting) over het lopende jaar.
Auteursrechten
Hoe moeten we omgaan met licenties en auteursrechten in online kerkdiensten?In veel gemeenten worden kerkdiensten online uitgezonden. Op welke manier moeten gemeenten omgaan met licenties en auteursrechten van liederen en teksten? En hoe zit het met de (naburige) rechten van de uitvoerende musici?
Ingewikkeld en niet eenduidig
Het (rechts)gebied van het auteursrecht en de naburige rechten is ingewikkeld. Binnen de kerk is het niet eenduidig geregeld. Het is daarnaast afhankelijk van hoe bepaalde stukken openbaar worden gemaakt (via youtube of via kerkomroep; met beeld of zonder beeld; openbaar of alleen met een inlog-code).
Hieronder wordt zo praktisch mogelijk aangegeven met welke rechten (auteursrechten en naburige rechten) een gemeente te maken heeft in een online kerkdienst en onder welke voorwaarden (licenties) zij daar mee om kan gaan:
Onderwerp van het recht |
Recht + Rechthebbende |
Oplossing (licentie) |
De preek en eigen geschreven onderdelen van de dienst |
Auteursrecht van de predikant |
Spreek van tevoren af met de predikant: 1. via welk platform; 2. dat de dienst online zal worden uitgezonden; 3. of dit openbaar of via een inlogcode te zien is, en; 4. hoe lang het online blijft staan. |
Uitvoering van liederen |
Naburige rechten van de uitvoerende musici |
Spreek van tevoren af met de musici: 1. via welk platform; 2. dat de dienst online zal worden uitgezonden; 3. of dit openbaar of via een inlogcode te zien is, en; 4. hoe lang het online blijft staan. |
Producent/bewerker van de beelden en het geluid van de online kerkdienst |
Naburige rechten van de uitvoerende producent/bewerker |
Spreek van tevoren af met de producent/bewerker: 1. via welk platform; 2. dat de dienst online zal worden uitgezonden; 3. of dit openbaar of via een inlogcode te zien is, en; 4. hoe lang het online blijft staan. |
Teksten uit boeken, van gedichten, etc |
Auteursrecht van de desbetreffende auteur (of rechthebbenden) |
1. Gebruik slechts citaten (noem daarbij wel de naam van de auteur en de uitgave); of 2. vraag toestemming. |
Teksten uit de Bijbel |
Auteursrechten van de vertaler (of rechthebbenden) |
Uitgaven van de NBG (zoals de NBV en BGT) mag u gebruiken in online kerkdiensten met een maximum van 50 verzen. |
Teksten van liederen |
Auteursrechten van de tekstschrijver (of rechthebbenden) |
Zie hieronder ‘muziek en online kerkdiensten’ |
Muziek van liederen |
Auteursrechten van de componist (of rechthebbenden) |
Zie hieronder ‘muziek en online kerkdiensten’ |
Muziek en Online kerkdiensten
Kerkdienst die via YouTube of Facebook worden uitgezonden
Voor liederen die vallen onder BUMA/STEMRA hoeft geen licentie afgesloten te worden (dat hebben YouTube en Facebook al gedaan). Welke liederen onder BUMA/STEMRA vallen is na te gaan in de titelcatalogus. Worden er liederen gebruikt die niet vallen onder BUMA/STEMRA, dan moet ervoor gezorgd worden dat de juiste licenties zijn geregeld.
Veel christelijke muziek valt onder de CCLi. Bij de CCLI is het mogelijk een streaming-licentie te verkijgen.
Kerkdienst via Kerkdienstgemist.nl, Kerkomroep.nl
Voor liederen die vallen onder BUMA/STEMRA en CCLI: gebruik de streaming licentie van CCLI. Worden er liederen gebruikt die niet vallen onder BUMA/STEMRA, dan moet ervoor gezorgd worden dat de juiste licenties zijn geregeld.
Lees hier hoe je overige licenties kunt verkrijgen
Privacy
Naast het auteursrecht en de naburige rechten moet bij het uitzenden van een internet-kerkdiensten gelet worden op de privacy.
Voor het publiceren van tekst en muziek op een website, in beeld en geluid (openbaar maken en/of verveelvoudigen) is altijd toestemming nodig van auteursrechthebbenden
Zie vraag:
Er zijn diverse licenties verkrijgbaar, zoals voor projecteren en kopiëren van liedteksten en Buma-licenties voor uitvoering, streaming, downloaden en achtergrondmuziek.
- Liedboek voor de Kerken (1973): Beamerpakket
- Evangelische Liedbundel: Beamerpakket
- Op Toonhoogte 2005: Beamerpakket
- Op Toonhoogte 2015: Op Toonhoogte Online
- Liedboek, zingen en bidden in huis en kerk (2013): Liedboek Online
- Hemelhoog: Hemelhoog Online
- Weerklank: Weerklank Online
- Opwekking: Beamersoftware
- Diverse bundels als Opwekking, Johannes de Heer, ed.: Liedlicentie CCLI
- Streaminglicentie bij Buma, via CCLI
- Achtergrondmuziek afspelen: Achtergrondmuziek Licentie bij BUMA, via CCLI
- Downloadlicentie bij Buma
- Film: Filmservice
- Bijbelteksten, zie onder andere: Nederlands Bijbelgenootschap
N.B. Er zijn ook auteurs en componisten die niet worden vertegenwoordigd door Buma of een andere licentiegever. In deze gevallen is toestemming van de auteur of componist zelf vereist.
Het werk van de makers van bijvoorbeeld teksten, melodieën, vertalingen en bewerkingen is in de Nederlandse wet beschermd. Dit werk mag je niet ‘zo maar’ gebruiken, overnemen of uitvoeren. Iemand die een creatief werk maakt, heeft zeggenschap over het gebruik daarvan.
Dat betekent dat, als je een werk van iemand anders gebruikt, uitvoert of kopieert, je daar toestemming voor moet vragen en – vaak – voor moet betalen. Deze zeggenschap is geregeld in de Auteurswet.
AVG
Aan wie mag de nieuwsbrief van de gemeente verzonden worden?Voor leden van de gemeente geldt dat er geen toestemming hoeft te worden gevraagd: het valt binnen de gerechtvaardigde activiteiten en de gemeente heeft een gerechtvaardigd belang om hen via een nieuwsbrief op de hoogte te stellen van de activiteiten van hun kerkelijke gemeente. Wel moeten leden zich kunnen uitschrijven voor de nieuwsbrieven.
Voor anderen moet u toestemming vragen. Toestemming moet expliciet en vrij worden gegeven. Zorg er dus voor dat iemand zich actief moet aanmelden (bijvoorbeeld via e-mail) voor het ontvangen van de nieuwsbrief. Het beste kunt u deze aanmeldingen (het liefst veilig en digitaal) bewaren. Bij aanmelding mogen niet meer gegevens worden gevraagd dan nodig zijn en de gegevens die u heeft ontvangen voor de aanmelding voor de nieuwsbrief mag u niet voor een ander doel gebruiken.
In het kerkblad staat naast openbare stukken over de kerkdiensten en andere activiteiten van de kerk, vaak ook erg persoonlijke informatie over gemeenteleden. Dat kan een verjaardagslijstje met adressen (voor het verzenden van een verjaardagskaartje) of een lijstje met zieken in de gemeente zijn. Zorg ervoor dat dergelijke informatie alleen beschikbaar is voor leden van de gemeente. Zet uw kerkblad dus niet op een website als er dergelijke informatie in voorkomt, maar selecteer de geschikte kopij die op de website kan worden geplaatst. Let er ook op dat bijvoorbeeld lokale journalisten geabonneerd kunnen zijn op het kerkblad: denk na of deze groep ook echt toegang moet kunnen krijgen tot alle informatie in het kerkblad.
In een gemeente is het delen met elkaar en het omzien naar elkaar een belangrijke pijler in de gemeenschap. Vaak worden daarom (in kerkdiensten en kerkbladen) mededelingen gedaan over het wel en wee van gemeenteleden: jubilea, geboorten en ziekten worden vermeld met het oog om er voor elkaar te zijn, elkaar op te dragen in gebed en met elkaar mee te leven. Kerken en gemeenten mogen een gemeenschap vormen die naar elkaar omziet en met elkaar meeleeft. Dat zijn immers ‘gerechtvaardigde activiteiten’ van een kerk. Ook als het gaat om zieke gemeenteleden. Daar moet wel zorgvuldig mee worden omgegaan.
Allereerst vanuit een eigen kerkelijke verantwoordelijkheid: hoe staat de persoon van wie de gegevens gedeeld worden erin, en hoe wordt vormgegeven aan de plaatselijke gemeenschap en het omzien naar elkaar? Maar ook vanuit de privacywetgeving: natuurlijk mag in een kerk voor elkaar worden gebeden (dat zijn immers de gerechtvaardigde activiteiten van de kerk), maar het is goed te denken aan de privacybelangen van iemand die ziek is. Als de kerkdienst niet online te volgen is, blijft het gebed binnen de gemeente. Gaat de kerkdienst wel online, dan kan iedereen horen wie er ziek is. De gemeente doet er dan goed aan bijvoorbeeld alleen voornamen te noemen of het geluid van de opname even op stil te zetten. Hetzelfde geldt voor het kerkblad. Als deze alleen naar gemeenteleden gaat, valt deze onder de gerechtvaardigde activiteiten van de gemeente. Als iedereen op internet het kerkblad kan downloaden, valt te overwegen om toestemming te vragen aan de persoon die ziek is.
Beroepingswerk en hulpdiensten
Hoe spreek ik een structurele hulpdienst af?Een structurele hulpdienst is een (kerk-eigen) overeenkomst tussen een gemeente en een predikant die schriftelijk wordt afgesproken. Een structurele hulpdienst duurt minimaal 40 uur en maximaal 2 jaar. Het gaat vaak om vervangingswerk of projectmatig werk. De predikant krijgt via de beheercommissie centrale kas predikantstraktementen traktement betaald. De gemeente krijgt hiervoor een factuur van de beheercommissie centrale kas predikantstraktementen. Na afloop is er geen sprake van wachtgeld, tijdens de structurele hulpdiensten ontvangt de predikant een tijdelijkheidstoeslag, zolang de AOW-datum nog niet is bereikt. In verband met de toeslag voor de predikant krijgt de gemeente een werktijdafhankelijke opslag op de bezettingsbijdrage, die voor alle gemeenten gelijk is. Een gemeente heeft geen toestemming nodig om structurele hulpdiensten af te spreken.
Een gemeente kan zelf met de predikant een opdracht tot structurele hulpdiensten overeenkomen (variant 1). Een gemeente kan ook met een andere gemeente afspreken dat zij gebruikmaken van hun predikant (‘detachering’) (Variant 2). Deze twee opties worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.
Tevens kan een predikant ook door de dienstenorganisatie (de ‘mobiliteitspool’) voor maximaal 2 jaar worden uitgeleend aan een gemeente (Variant 3). De gemeente betaalt hiervoor een bijdrage aan de dienstenorganisatie en de predikant/kerkelijk werker krijgt via de dienstenorganisatie betaald. Neem voor meer informatie over deze vorm contact op met de dienstenorganisatie.
Variant 1: Hoe spreken gemeente en predikant een structurele hulpdienst af?
Stap 1: de voorbereiding
De kerkenraad besluit dat er structurele hulpdiensten nodig zijn. Dat kan heel specifiek zijn (voor een bepaald project willen we een predikant uitnodigen) of meer algemeen (we vragen het college van kerkrentmeesters vervanging te regelen voor bepaalde werkzaamheden/een x-percentage van de werktijd tijdens de vacaturetijd). Als de uitgaven 100.000 euro te boven gaan of een effect heeft van meer dan 10% op de lasten, baten of liquiditeit van de gemeente en niet zijn voorzien in de begroting, laat de kerkenraad in samenspraak met het college van kerkrentmeesters dit weten aan het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken. De administratieve afhandeling kan vervolgens door het college van kerkrentmeesters gebeuren.
Stap 2: gemeente en predikant vinden elkaar
Een gemeente nodigt een predikant uit om structurele hulpdiensten te verrichten, bijvoorbeeld om een zieke predikant te vervangen, een vacaturetijd op te vangen of een project te starten. Een gemeente kent wellicht nog een predikant, of zoekt via het jaarboek, de plaatselijke werkgemeenschap van predikanten of de ring naar een predikant. Ook kan een predikant zelf aangeven beschikbaar te zijn voor vervangingswerk of een bepaald project.
Stap 3: de afspraken
Op https://www.protestantsekerk.nl/arbeidsvoorwaarden-predikant/hulpdiensten/ kunt u (vanaf 1 juli 2021) een model-opdracht voor structurele hulpdiensten vinden. Op die pagina kunt u ook een rekenblad invullen om de kosten voor de gemeente en het traktement voor de predikant te berekenen. Vergeet niet een afschrift van de opdracht tot het verrichten van structurele hulpdiensten naar bureau predikantstraktementen te sturen, dit bureau zorgt (o.a.) voor de facturering en betaling van het traktement.
Stap 4: de structurele hulpdienst
Vervolgens zullen de werkzaamheden worden gedaan.
Stap 5: einde of verlenging van de structurele hulpdienst
Aan het einde van de afgesproken duur van de structurele hulpdienst loopt deze automatisch af. Als het nodig is kan de structurele hulpdienst met goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering worden verlengd tot maximaal 4 jaar. Als de structurele hulpdienst tot een einde is gekomen mag een gemeente één jaar lang niet opnieuw een opdracht voor structurele hulpdiensten verstrekken.
Variant 2: Hoe detacheren gemeenten onderling een predikant voor een structurele hulpdienst?
Stap 1: de voorbereiding
De kerkenraad besluit dat er structurele hulpdiensten nodig zijn. Dat kan heel specifiek zijn (voor een bepaald project willen we een predikant uitnodigen) of meer algemeen (we vragen het college van kerkrentmeesters vervanging te regelen voor bepaalde werkzaamheden/een x-percentage van de werktijd tijdens de vacaturetijd). Als de uitgaven 100.000 euro te boven gaan of een effect heeft van meer dan 10% op de lasten, baten of liquiditeit van de gemeente en niet zijn voorzien in de begroting, laat de kerkenraad in samenspraak met het college van kerkrentmeesters dit weten aan het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken. De administratieve afhandeling kan vervolgens door het college van kerkrentmeesters gebeuren.
Stap 2: de gemeenten en predikant vinden elkaar
Wellicht wenst een kerkenraad de een predikant van een andere (naburige) gemeente een opdracht voor structurele hulpdiensten te geven. De gemeente kan in zo’n geval vragen (aan de andere gemeente en de betreffende predikant) of zij de predikant willen detacheren. Detacheren kan alleen binnen de bestaande werktijd van de predikant in een gemeente.
Voorbeeld A: gemeente A wilt tijdens het zwangerschapsverlof van haar predikant ‘Anja’ gebruikmaken van de werkzaamheden van predikant ‘Dirk’ die in de naburige gemeente B beroepen is. Gemeente A wil graag voor 30% van de werktijd voor 3 maanden gebruikmaken van de diensten van Dirk. Dirk is voor 100% beroepen in gemeente B. Zowel Dirk als gemeente B vinden het goed dat Dirk voor drie maanden 30% minder inzetbaar is in gemeente B, omdat hij in gemeente A het zwangersschapsverlof opvangt. In dit voorbeeld kan een succesvolle detachering tot stand komen. Voorbeeld B: gemeente A is vacant en wil tijdens deze periode gebruik maken van de werkzaamheden van predikant ‘Jan’ die in de naburige gemeente B beroepen is. Gemeente A wil graag voor 50% van de werktijd voor 2 jaar gebruikmaken van de diensten van Jan. Jan is voor 60% beroepen in gemeente B. De kerkenraad van gemeente B wilt niet dat haar predikant maar 10% van de tijd beschikbaar is voor gemeente B. In dit voorbeeld kan daarom geen detachering tot stand komen. Wel kan Jan een opdracht tot het verrichten van structurele hulpdiensten ontvangen van gemeente A voor 40% van de werktijd. Dit regelt gemeente A direct met Jan via variant 1 (zie hierboven) en niet via detachering. De werktijd van Jan kan niet ten behoeve van deze structurele hulpdienst in gemeente B worden verhoogt, omdat Jan dan geen toeslag krijgt voor de structurele hulpdiensten. |
Stap 3: de afspraken
Op https://www.protestantsekerk.nl/arbeidsvoorwaarden-predikant/hulpdiensten/ kunt u (vanaf 1 juli 2021) een model-opdracht voor detachering vinden. De inlenende gemeente betaalt aan de uitlenende gemeente een evenredige vergoeding voor de traktementslasten.
Stap 4: de structurele hulpdienst
Vervolgens zullen de werkzaamheden worden gedaan.
Stap 5: einde of verlenging van de structurele hulpdienst
Aan het einde van de afgesproken duur van de structurele hulpdienst loopt deze automatisch af. Als het nodig is kan de structurele hulpdienst met goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering, de betrokken predikant en gemeente worden verlengd tot maximaal 4 jaar. Als de structurele hulpdienst tot een einde is gekomen mag een gemeente één jaar lang niet opnieuw een opdracht voor structurele hulpdiensten verstrekken.
Een incidentele hulpdienst is een (kerk-eigen) overeenkomst tussen een gemeente en een predikant die vormvrij mag worden afgesproken. Een incidentele hulpdienst duurt maximaal 40 uur per opdracht. Het gaat vaak om opdrachten voor een preekbeurt, incidenteel crisispastoraat, een avond catechese, etc. De predikant krijgt per opdracht of uur betaald op basis van een tarievenlijst in de uitvoeringsbepalingen bij generale regeling 5. Een gemeente heeft geen toestemming nodig om een incidentele hulpdienst af te spreken.
Hoe spreken gemeente en predikant een incidentele hulpdienst af?
Stap 1: de voorbereiding
De kerkenraad besluit dat er een incidentele hulpdienst nodig is. Dat kan heel specifiek zijn (voor X-activiteit willen we een predikant uitnodigen) of meer algemeen (we vragen de preekvoorziener het preekrooster in te vullen met gastpredikanten). De administratieve afhandeling kan vervolgens door het college van kerkrentmeesters gebeuren.
Stap 2: gemeente en predikant vinden elkaar
Een gemeente nodigt een predikant uit om incidentele hulpdiensten te verrichten, bijvoorbeeld door een gast-preekbeurt te verzorgen. Een gemeente kent wellicht nog een predikant, of zoekt via de preekbeurtenzoeker, het jaarboek, de plaatselijke werkgemeenschap van predikanten of de ring naar een predikant.
Stap 3: de afspraken
De afspraken hoeven niet uitgebreider te zijn dan nodig. Een model-overeenkomst is niet beschikbaar omdat het te ver voert om voor een kortdurende opdracht als een preekbeurt of een enkele catechese een schriftelijke overeenkomst te sluiten. De tarieven voor incidentele hulpdiensten worden door het georganiseerd overleg predikanten vastgesteld en staan in de uitvoeringsbepalingen bij generale regeling 5. De tarieven worden tevens gepubliceerd op https://www.protestantsekerk.nl/arbeidsvoorwaarden-predikant/actueel/.
Stap 4: de incidentele hulpdienst
Vervolgens zullen de werkzaamheden worden uitgevoerd.
Stap 5: de betaling
Na de incidentele hulpdienst zal de betaling geschieden.
Gemeenten die een loonheffingsnummer hebben (dat zijn gemeenten die ook een werknemer in dienst hebben) zijn per 1 januari 2022 verplicht de betaling van de incidentele hulpdienst als 'betaling aan derde' aan de belastingdienst door te geven. Hiervoor moeten zij de volgende gegevens aanleveren: het bedrag dat is uitbetaald, de datum waarop is uitbetaald, het burgerservicenummer (BSN), de naam, het adres en de geboortedatum van degene die uitbetaald wordt. Deze gemeenten mogen dus een BSN-nummer van de predikant vragen. Gemeenten die geen loonheffingsnummer hebben hoeven deze betalingen niet actief door te geven aan de Belastingdienst en mogen daarom ook niet vooraf het BSN-nummer van de predikant vragen. Indien de Belastingdienst verzoekt om de betalingen door te geven, kan de gemeente alsnog het BSN-nummer bij de predikant opvragen.
Stap 6: einde van de incidentele hulpdienst
Na de incidentele hulpdienst loopt deze automatisch af.
Deze informatie is laatst bijgewerkt op 25-02-2022
Per 1 juli 2021 veranderen er verschillende regelingen ten aanzien van de tijdelijke inzet van predikanten in ordinantie 3-18 en generale regeling 5. Ordinantie 3-24 leden 2 en 3 en ordinantie 3-28 leden 3 en 4 komen te vervallen.
Onder de nieuwe regelingen zijn vier vormen van tijdelijke inzet van predikanten mogelijk. Hieronder staan deze toegelicht, maar u kunt ook bekijken via deze infographic:
Incidentele hulpdiensten (werkzaamheden <40 uur: preekbeurten, etc)
Elke predikant, proponent en emeritus kan incidentele hulpdiensten verrichten. Deze hulpdiensten worden afgesproken tussen de gemeente en predikant en hiervoor is geen toestemming nodig van het breed moderamen van de classicale vergadering. De predikant wordt niet beroepen en maakt dus ook geen onderdeel uit van de kerkenraad, een eventuele vacature blijft dus bestaan. Per incidentele hulpdienst mag maximaal 40 uur werk worden verricht. Meest voorkomende vormen van incidentele hulpdiensten zijn het doen van een (gast)preekbeurt en het voorzien in kortstondig crisispastoraat. Deze incidentele hulpdiensten worden aan de predikant vergoed op basis van tarieven in de uitvoeringsbepalingen bij generale regeling 5 (de actuele tarieven kunt u hier vinden). Als een incidentele hulpdienst langer duurt dan 40 uur, moet gebruik worden gemaakt van een andere vorm van tijdelijke inzet. Wel mogen er meerdere incidentele hulpdiensten achtereenvolgens worden afgesproken met dezelfde predikant/gemeente, zolang het maar verschillende opdrachten zijn. Natuurlijk ontstaat hierdoor een risico op misbruik door alleen maar te werken met opvolgende incidentele hulpdiensten, maar we vertrouwen erop dat gemeenten dit niet zullen doen. Daarnaast is het erg onaantrekkelijk voor een predikant om hieraan mee te werken omdat een predikant bij incidentele hulpdiensten geen pensioen opbouwt of verzekerd is voor arbeidsongeschiktheid.
Lees meer over hoe spreek ik een incidentele hulpdienst af?
Structurele hulpdiensten (werkzaamheden >40 uur-2 jaar: invalwerk, projecten, etc)
Elke predikant, proponent en emeritus kan structurele hulpdiensten verrichten. Deze hulpdiensten worden afgesproken door de gemeente en predikant en hiervoor is geen toestemming nodig van het breed moderamen van de classicale vergadering. De predikant wordt bij structurele hulpdiensten niet beroepen en maakt dus ook geen onderdeel uit van de kerkenraad, een eventuele vacature van de predikantsplaats in de gemeente blijft dus bestaan. Een structurele hulpdienst duurt tussen de 40 uur en 2 jaar en mag voor elk werktijdpercentage worden afgesproken. Meest voorkomende vormen van structurele hulpdiensten zijn invalwerk bij ziekte, zwangerschap of vacature. De nieuwe -betere- rechtspositie kan predikanten ook aanmoedigen om projecten te ontwikkelen die zij (ook) in andere gemeenten kunnen uitvoeren. De beloning van structurele hulpdiensten verloopt via de centrale kas predikantstraktementen. Uit deze kas krijgt de predikant het traktement uitbetaald en aan deze kas betaalt de gemeente een bijdrage die voor elke gemeente bij elke hulpdienst altijd even hoog is. Structurele hulpdiensten zijn ongeveer 8% duurder dan een predikant die voor onbepaalde tijd aan de gemeente verboden is, omdat de predikant (in plaats van een wachtgeld achteraf) een toeslag krijgt voor de tijdelijkheid van het werk, zolang nog niet de AOW-leeftijd is bereikt. Op deze manier is vooraf duidelijk hoeveel de structurele hulpdienst de gemeente kost (een rekenblad is te vinden op de website van de kerk). Een structurele hulpdienst mag met toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering worden verlengd tot maximaal 4 jaar. Een gemeente mag na het inzetten van een structurele hulpdienst, pas na een jaar na het aflopen van de structurele hulpdienst een nieuwe structurele hulpdienst afspreken (met dezelfde of een andere predikant).
Lees meer over hoe spreek ik een structurele hulpdienst af?
Voor structurele hulpdiensten kan ook worden afgesproken dat de dienstenorganisatie (de mobiliteitspool) een predikant aan de gemeente uitleent tegen een vergoeding. In dat geval loopt de facturering en de rechtspositie van de predikant via de dienstenorganisatie.
Tijdelijke dienst (>2 jaar: een tijdelijk beroepen predikant in de gemeente)
Een predikant (niet proponent, niet emeritus) kan een beroep in tijdelijke dienst krijgen. Hier geldt de procedure voor het beroepingswerk (inclusief de verkiezingsprocedure in de gemeente) met voorafgaande toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering op basis van een solvabiliteitsverklaring van het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken. Een beroep in tijdelijke dienst duurt ten minste twee jaar, maar heeft geen maximale termijn. Het breed moderamen van de classicale vergadering ziet toe op misbruik van de regeling, waardoor de termijn van de tijdelijke dienst (of deze nu 3 jaar, 5 jaar of 8 jaar duurt) voldoende beredeneerd moet zijn. Anders dan bij een beroep voor onbepaalde tijd, kan met instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering de werktijd van de predikant ook op minder dan 33% worden vastgesteld. De beloning (het traktement) van de tijdelijke dienst verloopt via de centrale kas predikantstraktementen. Uit deze kas krijgt de predikant het traktement uitbetaald en aan deze kas betaalt de gemeente een bijdrage die voor elke gemeente even hoog is. Een tijdelijke dienst is ongeveer 8% duurder dan een predikant die voor onbepaalde tijd aan de gemeente verboden is, omdat de predikant (in plaats van een wachtgeld achteraf) een toeslag krijgt voor de tijdelijkheid van het werk, zolang nog niet de AOW-leeftijd is bereikt. Op deze manier weet u vooraf altijd zeker hoeveel de tijdelijke dienst de gemeente kost (een rekenblad is te vinden op de website van de kerk). Een tijdelijke dienst mag met toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering worden verlengd tot maximaal 6 jaar, als de tijdelijke dienst aanvankelijk korter dan 6 jaar duurde. Een gemeente mag na het inzetten van de tijdelijke dienst, pas na een jaar na het aflopen van de tijdelijke dienst een nieuwe structurele hulpdienst of tijdelijke dienst afspreken (met dezelfde of een andere predikant). Wel mag een gemeente na afloop van de tijdelijke dienst, met instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering, de tijdelijke dienst van de predikant omzetten in een beroep voor onbepaalde tijd.
Lees meer over hoe spreek ik een tijdelijke dienst met een predikant af?
Tijdelijke dienst voor proponenten (3-5 jaar: een tijdelijk beroepen predikant in de gemeente)
Een proponent (niet predikant, niet emeritus) kan ook een beroep in tijdelijke dienst krijgen, maar onder bijzondere voorwaarden. Hier geldt de procedure voor het beroepingswerk (inclusief de verkiezingsprocedure in de gemeente) met voorafgaande toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering op basis van een solvabiliteitsverklaring van het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken. Anders dan bij de tijdelijke dienst van een predikant hoeft een gemeente niet naar samenwerking met andere gemeenten te hebben gezocht voorafgaande aan het beroepingswerk. Het bieden van een plek om werkervaring op te doen is voldoende reden voor een beroep in tijdelijke dienst. Een beroep in tijdelijke dienst voor een proponent duurt ten minste drie jaar en maximaal 5 jaar. De werktijd van de proponent moet ten minste 40% bedragen, zodat de proponent voldoende tijd heeft werkervaring op te doen en zijn permanente educatie te volgen. De beloning (het traktement) van de tijdelijke dienst verloopt via de centrale kas predikantstraktementen. Uit deze kas krijgt de predikant het traktement uitbetaald en aan deze kas betaalt de gemeente een bijdrage die voor elke gemeente even hoog is. Een tijdelijke dienst is ongeveer 8% duurder dan een predikant die voor onbepaalde tijd aan de gemeente verboden is, omdat de predikant (in plaats van een wachtgeld achteraf) een toeslag krijgt voor de tijdelijkheid van het werk, zolang nog niet de AOW-leeftijd is bereikt. Bij het beroepen van een proponent (zowel tijdelijk als voor onbepaalde tijd) krijgt een gemeente gedurende vier jaar een korting. De korting is net zo hoog als de opslag voor de tijdelijkheid. Hierdoor is een proponent in vaste dienst 4 jaar lang goedkoper dan een andere predikant en is een proponent in tijdelijke dienst 4 jaar lang net zo duur als een andere predikant (een rekenblad is te vinden op de website van de kerk). Een tijdelijke dienst mag met toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering worden verlengd tot maximaal 6 jaar, als de tijdelijke dienst aanvankelijk korter dan 6 jaar duurde. Een gemeente mag na het inzetten van de tijdelijke dienst, pas na een jaar na het aflopen van de tijdelijke dienst een nieuwe structurele hulpdienst of tijdelijke dienst afspreken (met dezelfde of een andere predikant). Wel mag een gemeente na afloop van de tijdelijke dienst, met instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering, de tijdelijke dienst van de predikant omzetten in een beroep voor onbepaalde tijd.
Lees meer over hoe spreek ik een tijdelijke dienst met een proponent af?
Hoe een predikant beroepen wordt en op welke wijze u dat proces kan aangaan staat op de thema-pagina over het beroepingwerk. Op die pagina kunt u ook de gids voor het beroepingswerk downloaden.
Twee of meer gemeenten kunnen door samen te werken samen een predikant beroepen. Zij maken dan gebruik van een samenwerking zoals beschreven in ordinantie 2-7 en generale regeling 1.
Israël en Palestina
Komt de Protestantse Kerk op voor Palestijnse christenen?Zeker. Dit staat verwoord in de drievoudige roeping van de Protestantse Kerk t.a.v. Israël en Palestina (zie vraag 1). De Palestijnse kerken zijn klein en kwetsbaar. Veel Palestijnse christenen vragen zich af of er nog wel een toekomst voor hen is in het Heilige Land. Het aantal christenen is de afgelopen eeuw drastisch afgenomen. Was in 1922, tijdens het Brits mandaat, nog 10% van de bevolking christen, nu is dat percentage gereduceerd tot 1,5%. Veel christenen, met name jongeren, besluiten te emigreren door de uitzichtloze situatie van het conflict en de slechte economische omstandigheden. De kerken krimpen en er is een ernstig tekort aan goede leiders. Genoeg reden tot zorg. Tegelijkertijd zijn er ook gewone mannen en vrouwen in de kerk die opstaan en gesterkt in hun geloof de kerk weer een plek van hoop laten zijn.
Daarbij willen we hen als Protestantse Kerk graag ondersteunen. Via Kerk in Actie worden projecten met lokale kerken en oecumenische organisaties ondersteund om lokale gelovigen toe te rusten. Daarbij richten wij ons op de gewone man, vrouw en jongere in de kerk. Wat hebben zij nodig om sterk in hun geloof te staan? Hoe kunnen zij met hun gemeente of parochie van betekenis zijn voor hun directe omgeving? Zo ondersteunen we als Protestantse Kerk projecten rond contextueel bijbellezen, jeugdwerk en diaconaat.
Kerkenraad en het bestuur van een gemeente
Hoe gaat de verkiezing van ambtsdragers?De kerkenraad legt in de plaatselijke regeling vast hoe de verkiezing van ambtsdragers plaatsvindt. In ordinantie 3-6-2 en 3-6-3 van de kerkorde staat de verkiezingsprocedure beschreven. Er zijn twee vormen van verkiezingsprocedure: de reguliere (ord. 3-6-2) en de verkiezingsprocedure door middel van dubbeltallen (ord. 3-6-3).
Zie https://www.protestantsekerk.nl/thema/kerkorde voor de meest actuele versie van de kerkorde en modellen voor de plaatselijke regeling.
Stap 1: De gemeente wordt uitgenodigd om per ambt aanbevelingen te doen.
Aan het begin van de verkiezingsprocedure wint de kerkenraad aanbevelingen in bij de gemeente. De kerkenraad geeft daarbij aan voor welke ambten personen worden gezocht. Een aantal aandachtspunten:
- Indien de zittende ambtsdrager herkiesbaar is stelt de gemeente het wellicht op prijs daarover geïnformeerd te worden. Als de gemeente tevreden is over het functioneren kan men ervoor kiezen naast deze kandidaat geen aanbevelingen te doen.
- De ouderlingen-kerkrentmeester bekleden strikt genomen geen apart ambt (ze behoren volgens art. V-1 en 3 tot de ouderlingen). Toch is het gebruikelijk dat zij als zodanig worden verkozen. Het gaat nu eenmaal om een specifieke taak die om specifieke gaven en deskundigheden vraagt. De kerkenraad bepaalt de verkiezingslijst, het college van kerkrentmeesters kan –uiteraard- aanbevelingen doen.
- Het is niet noodzakelijk om de gemeente een lijst van verkiesbare personen te sturen, maar het mag wel (hoewel men zich wel rekenschap van de privacywetgeving moet geven). Het is in ieder geval aan te bevelen de gemeente te wijzen op welke categorieën van personen in aanmerking komen voor verkiezing. Belijdende leden van de (wijk)gemeente behoren daar in ieder geval toe, maar bijvoorbeeld ten aanzien van vrienden en gastleden kan de gemeente in haar plaatselijke regeling de verkiesbaarheid vastleggen. Doopleden kunnen worden verkozen, indien de kerkenraad bij het specifieke dooplid van mening is dat deze persoon (bij aanvaarding van het ambt) onder de belijdende leden kan worden geschaard. Het dooplid legt tijdens de bevestigingsdienst, voorafgaand aan de bevestiging in het ambt, de openbare belijdenis af. Dit gebeurt door de kandidaat-ambtsdrager de vraag te laten beantwoorden of deze de geloofsbelijdenis onderschrijft.
- De aanbevelingen worden schriftelijk en ondertekend ingediend bij de kerkenraad. Hoewel digitale aanbevelingen niet zijn verboden, zijn aanbevelingen via de digitale weg wel lastiger te duiden omdat de persoonlijke ondertekening vaak ontbreekt. Een foto of scan van een ondertekend formulier is wel mogelijk.
Stap 2: Het opstellen van de kieslijst.
Na het inwinnen van de aanbevelingen gaat de kerkenraad over tot de kandidaatstelling (ord. 3-6-2). Daarbij geldt:
a) De kerkenraad is verplicht personen, die door meer dan 10 gemeenteleden zijn aanbevolen, kandidaat te stellen.
b) Daarnaast kan de kerkenraad andere personen (met minder dan 10 aanbevelingen en eigen kandidaten van de kerkenraad) kandidaat stellen.
Het is denkbaar dat de kerkenraad ongelukkig is met de personen die zij verplicht op de kieslijst moet plaatsen. Bijvoorbeeld omdat zij (en de gemeenteleden niet) op de hoogte is van tuchtwaardig gedrag. Het is niet de bevoegdheid van de kerkenraad de persoon van de kieslijst af te halen. Wel kan de kerkenraad in gesprek met de kandidaat over de wenselijkheid van het aanvaarden van het ambt. Mochten partijen het erover eens zijn dat aanvaarding van een eventuele verkiezing van de desbetreffende persoon wellicht niet gewenst is, dan kan iemand bijvoorbeeld op de verkiezingsbijeenkomst aangeven dat hij/zij niet voornemens is zijn/haar verkiezing te aanvaarden.
Stap 3: De verkiezing (tenzij ….)
Na het opstellen van de kieslijst organiseert de kerkenraad de verkiezingen.
Als er niet meer kandidaten zijn dan vacatures, hoeft er geen verkiezing plaats te vinden. De kerkenraad mag in die gevallen de kandidaten verkozen verklaren.
Als er wel verkiezingen worden gehouden geldt het volgende:
- Men kan kiezen voor een stembusverkiezing of verkiezing op een gemeenteavond. Stemmen over personen geschiedt schriftelijk (ord. 4-5-3). Wellicht staat in de plaatselijke regeling beschreven op wat voor een manier de verkiezingen worden gehouden. In elk geval moet worden gewaarborgd dat elk stemgerechtigd lid maar één keer mag stemmen.
- Als dat in de plaatselijke regeling is vastgelegd, mogen gemeenteleden - bij ambtsdragersverkiezingen door de gemeente - wel gebruikmaken van volmachten. Een persoon mag maximaal 2 volmachten hebben. (ord. 3-2)
- Blanco stemmen tellen niet mee.
- De standaard-verkiezingsregeling is:
a) Indien er meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, zijn van hen verkozen:
- diegenen op wie de meeste stemmen zijn uitgebracht en
- die de meerderheid van de uitgebrachte stemmen hebben behaald.
b) Heeft geen van de kandidaten een meerderheid heeft behaald? Dan vindt een herstemming plaats tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen behaalden.
c) Staken de stemmen? Dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen dan weer? Dan beslist het lot.
Stap 4: Aanvaarding/bedanken
Na zijn verkiezing moet een kandidaat binnen een week nadat hij/zij weet dat hij/zij is verkozen laten weten of hij/zij de verkiezing aanvaardt.
Wat als de verkozen kandidaat-ambtsdrager voor zijn benoeming bedankt? Er blijft op die manier een vacature. Moet de kerkenraad dan weer ‘helemaal opnieuw beginnen’ – dus aanbevelingen vragen, een kandidatenlijst opstellen en een verkiezing beleggen? Of mag de kerkenraad dan ‘gewoon een ander benoemen’? Het zal ervan afhangen. We noemen ter bepaling van de gedachten enkele mogelijkheden: a) Tijdens de verkiezingen volgens het gewone systeem was er een kandidaat (A) die op zich ook de meerderheid had, maar afviel, omdat de andere kandidaat (B) meer stemmen had. Als B dan bedankt is het mogelijk om alsnog A verkozen te verklaren. A had immers ook een meerderheid. b) Als in hetzelfde voorbeeld ook C kandidaat was, maar C geen meerderheid had, kan C niet alsnog benoemd worden. Daarvoor kreeg hij onvoldoende draagvlak. c) Als er nog voldoende ‘ongebruikte’ aanbevelingen zijn kan de kerkenraad daarmee nogmaals een verkiezing beleggen. d) Als er geen ‘ongebruikte’ aanbevelingen meer zijn, maar de gemeente wel animo heeft getoond door aanbevelingen te doen, zal de kerkenraad opnieuw aanbevelingen moeten vragen (en vervolgens verkiezingen beleggen). e) Als de gemeente eerder ook al geen aanbevelingen deed kan de kerkenraad zelf voorzien. |
Stap 5: Bezwaren
Ord. 3-6-7 spreekt over de bekendmaking van de namen. Na die bekendmaking is het mogelijk om bezwaren in te dienen. Het gaat daarbij om de bekendmaking van degenen, die hun verkiezing hebben aanvaard. Bezwaar is dus niet mogelijk vóór aanvaarding of bekendmaking.
Bezwaren tegen gekozen ambtsdragers kunnen de verkiezingsprocedure betreffen, of de persoon van de betrokkene. Deze laatste worden ook wel genoemd ‘bezwaren tegen leer en leven’. Bezwaren dienen uiterlijk vijf dagen na de bekendmaking schriftelijk en ondertekend bij de kerkenraad te worden ingediend. Bij herverkiezing is alleen bezwaar tegen de procedure mogelijk, niet tegen ‘leer en leven’ van de betreffende ambtsdrager.
Het bezwaarschrift moet binnen veertien dagen doorgezonden worden, tenzij de kerkenraad het bezwaar weet weg te nemen. Dit betekent dat de kerkenraad tot de dertiende dag mag wachten met doorzenden (er wordt niet gesproken over ‘onverwijlde’ doorzending). In die periode mag de kerkenraad proberen bezwaarde te overtuigen.
Indien bezwaarde de klacht intrekt –en daartoe is opnieuw een schriftelijk stuk nodig (een briefje aan de kerkenraad)- is er geen klacht meer en hoeft er niets meer doorgezonden te worden. Indien bezwaarde niet intrekt, zal de kerkenraad uiterlijk op de dertiende dag het bezwaarschrift moeten doorzenden.
Als de kerkenraad het bezwaarschrift al eerder heeft doorgestuurd – om wat voor reden dan ook- zal het bericht, dat bezwaarde het bezwaarschrift intrekt ook aan het regionaal college (bezwaren en geschillen c.q. opzicht) kenbaar gemaakt moeten worden door middel van een schriftelijk bericht van bezwaarde.
Anders dan bij andere bezwaren, schort het bezwaar van 3-6-7 de ambtsdragerprocedure op. Men kan dus niet lopende het bezwaar de kandidaat bevestigen of verbinden.
Stap 6: Bevestiging/verbintenis
De ordinantietekst (ord. 3-6-9) maakt onderscheid tussen personen, die voor de eerste maal tot ambtsdrager zijn verkozen en personen, die aansluitend zijn herkozen.
De eersten worden bevestigd als ambtsdrager, dit kan onder handoplegging geschieden; voor de laatsten geldt de term ‘verbintenis’.
In het Dienstboek wordt - in het formulier voor de bevestiging van ambtsdragers - over de laatsten gesproken als over ambtsdragers die hun dienst voortzetten of hervatten, en die reeds ‘eenmaal in het ambt in deze gemeente zijn bevestigd’. Zij krijgen na hun gelofte een handdruk.
Gemeenten en diaconieën hebben rechtspersoonlijkheid. De voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters en de voorzitter en secretaris van de diaconie vertegenwoordigen de respectievelijke colleges. In sommige gevallen vragen banken (bijvoorbeeld bij het openen of wijzigen van een rekening) om een verklaring van rechtspersoonlijkheid.
U kunt deze verklaring van rechtspersoonlijkheid aanvragen via info@protestantsekerk.nl of (030) 880 1880. U kunt als gemeente of diaconie zelf aan de bank doorgeven wie het college vertegenwoordigt (namen van voorzitter en secretaris); u kunt dit doen door de notulen waarin de benoeming van de voorzitter en secretaris zijn vastgelegd naar de bank toe te sturen.
Zie ook:
Stap 1: De gemeente wordt uitgenodigd om per ambt aanbevelingen te doen.
Aan het begin van de verkiezingsprocedure wint de kerkenraad aanbevelingen in bij de gemeente. De kerkenraad geeft daarbij aan voor welke vacatures (vacature broeder X) personen worden gezocht. Een aantal aandachtspunten:
- Indien de zittende ambtsdrager herkiesbaar is stelt de gemeente het wellicht op prijs daarover geïnformeerd te worden. Als de gemeente tevreden is over het functioneren kan men ervoor kiezen naast deze kandidaat geen aanbevelingen te doen.
- De ouderlingen-kerkrentmeester bekleden strikt genomen geen apart ambt (ze behoren volgens art. V-1 en 3 tot de ouderlingen). Toch is het gebruikelijk dat zij als zodanig worden verkozen. Het gaat nu eenmaal om een specifieke taak die om specifieke gaven en deskundigheden vraagt. De kerkenraad bepaalt de verkiezingslijst, het college van kerkrentmeesters kan –uiteraard- aanbevelingen doen.
- Het is niet noodzakelijk om de gemeente een lijst van verkiesbare personen te sturen, maar het mag wel (hoewel men zich wel rekenschap van de privacywetgeving moet geven). Het is in ieder geval aan te bevelen de gemeente te wijzen op welke categorieën van personen in aanmerking komen voor verkiezing. Belijdende leden van de (wijk)gemeente behoren daar in ieder geval toe, maar bijvoorbeeld ten aanzien van vrienden en gastleden kan de gemeente in haar plaatselijke regeling de verkiesbaarheid vastleggen. Doopleden kunnen worden verkozen, indien de kerkenraad bij het specifieke dooplid van mening is dat deze persoon (bij aanvaarding van het ambt) onder de belijdende leden kan worden geschaard. Het dooplid zal door het ambt te aanvaarden daarmee een soort van belijdenis afleggen.
Stap 2: Het opstellen van de kieslijst/dubbeltallen
Bij het dubbeltalsysteem geldt, dat de kerkenraad nooit verplicht is een door de gemeente aanbevolen kandidaat op de kieslijst te plaatsen (op het dubbeltal te stellen).
Als de gemeente vijf aanbevelingen voor een persoon doet, dan is de kerkenraad verplicht is een dubbeltal te stellen. De kerkenraad is echter vrij te bepalen welke personen op het dubbeltal worden gezet.
Stap 3: De verkiezing (tenzij ….)
Na het opstellen van de kieslijst/dubbeltallen organiseert de kerkenraad de verkiezingen.
Als er niet meer dan vijf aanbevelingen vanuit de gemeente zijn binnengekomen, dan is de kerkenraad niet verplicht een dubbeltal te stellen. De kerkenraad mag in die gevallen de kandidaten verkozen verklaren.
Als er wel verkiezingen worden gehouden geldt het volgende:
- Men kan kiezen voor een stembusverkiezing of verkiezing op een gemeenteavond. Stemmen over personen geschiedt schriftelijk (ord. 4-5-3). Wellicht staat in de plaatselijke regeling beschreven op wat voor een manier de verkiezingen worden gehouden. In elk geval moet worden gewaarborgd dat elk stemgerechtigd lid maar één keer mag stemmen.
- Als dat in de plaatselijke regeling is vastgelegd, mogen gemeenteleden - bij ambtsdragersverkiezingen door de gemeente - wel gebruikmaken van volmachten. Een persoon mag maximaal 2 volmachten hebben. (ord. 3-2)
- Blanco stemmen tellen niet mee.
- De standaard-verkiezingsregeling is:
a) Indien er meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, zijn van hen verkozen:
- diegenen op wie de meeste stemmen zijn uitgebracht en
- die de meerderheid van de uitgebrachte stemmen hebben behaald.
b) Heeft geen van de kandidaten een meerderheid heeft behaald? Dan vindt een herstemming plaats tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen behaalden.
c) Staken de stemmen? Dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen dan weer? Dan beslist het lot.
Stap 4: Aanvaarding/bedanken
Na zijn verkiezing moet een kandidaat binnen een week nadat hij/zij weet dat hij/zij is verkozen laten weten of hij/zij de verkiezing aanvaardt.
Wat als de verkozen kandidaat-ambtsdrager voor zijn benoeming bedankt? Er blijft op die manier een vacature. Moet de kerkenraad dan weer ‘helemaal opnieuw beginnen’ – dus aanbevelingen vragen, een kandidatenlijst opstellen en een verkiezing beleggen? Of mag de kerkenraad dan ‘gewoon een ander benoemen’? Het zal ervan afhangen. We noemen ter bepaling van de gedachten enkele mogelijkheden: a) Als er nog voldoende ‘ongebruikte’ aanbevelingen zijn kan de kerkenraad daarmee nogmaals een verkiezing beleggen. b) Als er geen ‘ongebruikte’ aanbevelingen meer zijn, maar de gemeente wel animo heeft getoond door aanbevelingen te doen, zal de kerkenraad opnieuw aanbevelingen moeten vragen (en vervolgens verkiezingen beleggen). c) Als de gemeente eerder ook al geen aanbevelingen deed kan de kerkenraad zelf voorzien. |
Stap 5: Bezwaren
Ord. 3-6-7 spreekt over de bekendmaking van de namen. Na die bekendmaking is het mogelijk om bezwaren in te dienen. Het gaat daarbij om de bekendmaking van degenen, die hun verkiezing hebben aanvaard. Bezwaar is dus niet mogelijk vóór aanvaarding of bekendmaking.
Bezwaren tegen gekozen ambtsdragers kunnen de verkiezingsprocedure betreffen, of de persoon van de betrokkene. Deze laatste worden ook wel genoemd ‘bezwaren tegen leer en leven’. Bezwaren dienen uiterlijk vijf dagen na de bekendmaking schriftelijk en ondertekend bij de kerkenraad te worden ingediend.
Het bezwaarschrift moet binnen veertien dagen doorgezonden worden, tenzij de kerkenraad het bezwaar weet weg te nemen. Dit betekent dat de kerkenraad tot de dertiende dag mag wachten met doorzenden (er wordt niet gesproken over ‘onverwijlde’ doorzending). In die periode mag de kerkenraad proberen bezwaarde te overtuigen.
Indien bezwaarde de klacht intrekt –en daartoe is opnieuw een schriftelijk stuk nodig (een briefje aan de kerkenraad)- is er geen klacht meer en hoeft er niets meer doorgezonden te worden.
Indien bezwaarde niet intrekt zal de kerkenraad uiterlijk op de dertiende dag het bezwaarschrift moeten doorzenden.
Als de kerkenraad het bezwaarschrift al eerder heeft doorgestuurd – om wat voor reden dan ook- zal het bericht, dat bezwaarde het bezwaarschrift intrekt ook aan het regionaal college (bezwaren en geschillen c.q. opzicht) kenbaar gemaakt moeten worden door middel van een schriftelijk bericht van bezwaarde.
Anders dan bij andere bezwaren, schort het bezwaar van 3-6-7 de ambtsdragerprocedure op. Men kan dus niet lopende het bezwaar de kandidaat bevestigen of verbinden.
Stap 6: Bevestiging/verbintenis
De ordinantietekst (ord. 3-6-9) maakt onderscheid tussen personen, die voor de eerste maal tot ambtsdrager zijn verkozen en personen, die aansluitend zijn herkozen. De eersten worden bevestigd als ambtsdrager, dit kan onder handoplegging geschieden; voor de laatsten geldt de term ‘verbintenis’.
In het Dienstboek wordt -in het formulier voor de bevestiging van ambtsdragers- over de laatsten gesproken als over ambtsdragers die hun dienst voortzetten of hervatten, en die reeds ‘eenmaal in het ambt in deze gemeente zijn bevestigd’. Zij krijgen na hun gelofte een handdruk.
Diaconaal-rentmeesters zijn leden van het college van diakenen die geen ambtsdrager zijn. De diaconaal-rentmeesters worden door de kerkenraad benoemd uit degenen die tot de gemeenschap van de gemeente behoren. Diaconaal-rentmeesters kunnen dus (doop- en belijdende) leden, gastleden of vrienden zijn.
De namen voor diaconaal-rentmeesters worden voorgedragen aan de gemeente om haar goedkeuring te verkrijgen.
Diaconaal-rentmeesters kunnen in de gemeente niet tegelijkertijd een ambt dragen en kunnen evenmin tegelijkertijd kerkrentmeester en diaconaal-rentmeester zijn.
Iemand mag maximaal 12 jaar aaneengesloten ambtsdrager zijn. Een ambtsdrager wordt benoemd voor een termijn van ten minste 2 jaar. Normaal duurt een ambtsperiode 4 jaar. Bij herverkiezing na de eerste periode is een ambtsdrager direct herkiesbaar voor een periode tussen de twee en vier jaar, totdat iemand 12 jaar aaneengesloten ambtsdrager is geweest. Nadat iemand 11 maanden geen ambtsdrager is geweest in een gemeente (de ambtsvrije periode), start de termijn opnieuw.
De regels voor de ambtstermijn zijn opgenomen om te voorkomen dat de gemeente telkens maar dezelfde leiding heeft en om de ambtsdragers die een taak hebben gedaan ook de ruimte te geven hun taak weer af te leggen. Indien het niet lukt nieuwe ambtsdragers te vinden en de ambtstermijnen (dreigen) te worden overschreden, is het advies om contact op te nemen met de classis om met elkaar te zoeken naar een oplossing.
Er zijn twee bijzondere situaties:
1. de ambtsdrager is afgevaardigd naar de classis en/of synode
Als een ambtsdrager is afgevaardigd in een meerdere vergadering (naar de classis en/of synode), dan mag de termijn van de ambtsdrager worden verlengd tot het einde van de termijn waarin de ambtsdrager bij de meerdere vergadering is benoemd.
2. als er geen opvolger is
Als in een gemeente het niet mogelijk is een vervanger voor de ambtsdrager te vinden, maar de ambtsdrager al aan de maximale termijn van 12 jaar zit, mag de ambtsdrager nog maximaal 6 maanden na het verloop van de termijn zitting blijven houden in de kerkenraad. De ambtsvrije periode van 11 maanden begint te lopen bij het formele aflopen van de termijn. Dat betekent dus dat na de 6 extra maanden omdat er geen vervanging is, de (afscheidnemende) ambtsdrager nog 5 maanden ambtsvrije periode heeft te gaan voordat de persoon weer benoemd/verkozen kan worden.
Kerkdiensten en andere bijzondere momenten
Wat zijn de regels over het avondmaal?In de kerkorde zijn verschillende regels opgenomen over het avondmaal met betrekking tot wanneer het gevierd wordt, door wie het avondmaal wordt geleid en wie er aan het avondmaal mogen. Deze regels staan in artikel IX van de kerkorde en in ordinantie 7.
In de Protestantse Kerk in Nederland mogen de volgende personen in principe aan het avondmaal:
- de belijdende leden van de gemeente;
- de doopleden van de gemeente (indien de kerkenraad, na beraad in de gemeente hiertoe heeft besloten);
- de belijdende (en indien dat voor de eigen gemeenteleden ook zo is, doop-)leden van andere gemeenten uit de Protestantse Kerk (en/of geassocieerde kerken);
- de leden van andere kerken, voor zover zij in hun eigen kerk ook aan het avondmaal gaan.
Anderen die in een gemeente aan het avondmaal willen, spreken hierover vooraf met de kerkenraad. De kerkenraad zal dan van geval tot geval, met oog voor bijzondere persoonlijke omstandigheden en op grond van pastorale overwegingen een beslissing nemen. (Zie CCBG Zuid-Holland 2019-222 en Prof. Dr J. Muis in ‘De maaltijd van de Heer.)
In de regel moeten er één of meer ambtsdragers naast de predikant aanwezig zijn bij een kerkdienst. De kerkorde stelt dat in de ‘ambtelijke aanwezigheid van kerkenraadsleden tijdens de kerkdiensten (…) de verantwoordelijkheid van de kerkenraad tot uitdrukking komt’ (ord. 5-1-5) en stelt dat de ambtelijke tegenwoordigheid in kerkdiensten behoort tot het dienstwerk van de ouderlingen (ord. 3-10–1) en diakenen (ord. 3-11-1).
Hoewel de kerkordetekst in meervoud is opgesteld, kan daar waar de nood daartoe is met één andere ambtsdrager naast de predikant worden volstaan. Het maakt daarbij niet uit of dit een ouderling of diaken is. Hetzelfde geldt voor bijzondere diensten, zoals rouw-en trouwdiensten. In beginsel is er tenminste één ambtsdrager naast de predikant aanwezig.
Als het onverhoopt niet mogelijk is dat er een ambtelijke vertegenwoordiging aanwezig is, dan is dat geen reden om de eredienst niet te laten doorgaan. Zelfs als – bijvoorbeeld door overmacht – helemaal geen ambtsdrager aanwezig is, is dat geen reden de dienst niet te laten doorgaan.
Leden en lidmaatschap van de kerk en gemeente
Hoe word je lid van de Protestantse Kerk?De manier waarop je lid kunt worden, hangt af van jouw persoonlijke situatie. Hieronder vind je de meest voorkomende scenario’s, maar onthoud: elke situatie is uniek en kan maatwerk vereisen.
Situatie 1: Doop en lidmaatschap
Wanneer een kind of volwassene wordt gedoopt, is diegene automatisch lid van de gemeente. Als je als volwassene gelooft, maar nog niet gedoopt bent, kun je een gesprek aanvragen bij de kerkenraad of predikant. Samen bespreken jullie een leerweg, de ‘belijdeniscatechisatie’, die je voorbereidt op de geloofsbelijdenis en je doop tijdens een kerkdienst.
Situatie 2: Verhuizing
Verhuis je naar een nieuwe woonplaats en was je al lid van een gemeente binnen de Protestantse Kerk in Nederland? Geweldig! Je wordt automatisch lid van de nieuwe gemeente. Dit gebeurt wanneer je je inschrijft bij de nieuwe burgerlijke gemeente; dan gaat er een signaal naar de kerkelijke ledenadministratie. Wil je het zeker weten? Dan kun je ook zelf je verhuizing doorgeven aan zowel je oude als nieuwe gemeente!
Situatie 3: Overstappen van een andere christelijke kerk
Ben je gedoopt en lid van een andere christelijke kerk? Dan moet jezelf actie ondernemen. Dien een gemotiveerd verzoek in bij de scriba (secretaris) van de gemeente waar je lid van wilt worden. Zodra de kerkenraad instemt, zorgen zij voor je inschrijving. Wil je het liever persoonlijk bespreken? Maak een afspraak met iemand van de kerkenraad, zoals de predikant.
Zoek je contactgegevens van lokale gemeenten? Gebruik de kerkzoeker om eenvoudig de contactinformatie van het kerkelijk bureau of de scriba van de gemeente te vinden.
Wie er lid zijn van de kerk/een gemeente is afhankelijk van de situatie. De kerkorde kent verschillende vormen van ‘lidmaatschap’ van de kerk. De kerkorde kent als leden ‘doopleden’ en ‘belijdende leden’. ‘Gastleden’ zijn lid van een ander kerkgenootschap en kunnen onder voorwaarden meeleven in de gemeente als ware zij ‘gewone’ leden. Daarnaast kent de kerkorde nog enkele andere vormen van verbondenheid met de kerk, namelijk: niet-gedoopte kinderen van doopleden en vrienden.
Het lidmaatschap is verbonden aan een plaatselijke gemeente. Iemand kan niet lid worden van de landelijke kerk alleen. Iemand is lid van de landelijke kerk omdat men lid is van een gemeente. Alleen in uitzonderlijke gevallen, als bijvoorbeeld de gemeente waarvan iemand lid was is opgeheven, kan men lid zijn van de landelijke kerk zonder lid te zijn van een plaatselijke gemeente.
Lichter kerk-zijn
Waarom kan een gewone (wijk)gemeente geen kerngemeente worden?De synode heeft in 2019 besloten dat pioniersplekken kerngemeente kunnen worden. Daarvoor is een beleidskader vastgesteld. In 2024 wordt dit geëvalueerd.
Een gemeente of wijkgemeente kan geen pioniersplek en daarna kerngemeente worden, omdat elke gemeente al een missionaire opdracht heeft. Elke gemeente wordt namelijk geacht de vijf basistaken van gemeente-zijn uit te voeren, waaronder die van de missionaire opdracht. Daarnaast kan een gemeente die erg klein is geworden en weinig ambtsdragers heeft, altijd al met de classis in gesprek. De gemeente kan de classis dan om toestemming vragen om met minimaal 3 ambtsdragers gemeente te blijven. Daarvoor hoeven ze geen kerngemeente met een kernraad te worden.
Privacy algemeen
Hoe moeten we omgaan met privacy in online kerkdiensten?In het kader van de privacywetgeving (AVG) zijn bij het uitzenden van een kerkdienst de volgende punten van belang:
1. Bezoekers van de kerkdienst moeten toestemming geven om in beeld te worden gebracht bij het opnemen van een dienst. Men moet in ieder geval weten dat de dienst opgenomen wordt.
2. Noemt u namen en adressen (of andere gegevens die herleidbaar zijn tot een bepaald persoon) tijdens de dienst (bijvoorbeeld in of bij de voorbede)?
Dan dient u daarvoor toestemming te hebben als de dienst openbaar toegankelijk is via internet.
Is uw internetkerkdienst enkel beschikbaar voor leden van de gemeenschap (leden, vrienden, etc.)? Dan is het voldoende als uw gemeenteleden weten dat u op deze manier de dienst/voorbede vormgeeft.
Deze informatie is bijgewerkt op 3-4-2020
Het model privacystatement is een belangrijk middel voor een kerkenraad om na te gaan welke gegevens hij op welke manier verwerkt en wat daar de (wettelijke en kerkordelijke) grondslagen voor zijn. Door het invullen van het model privacystatement kunnen kerkenraden nagaan op welke grondslagen zij gegevens verwerken en of er nog nadere acties nodig zijn voor het verwerken van de gegevens. Het model privacystatement kan vervolgens worden gepubliceerd, zodat belanghebbenden kunnen weten hoe de gemeente omgaat met persoonsgegevens.
Iedereen mag aan een organisatie vragen of en zo ja, welke gegevens deze organisatie van deze persoon heeft. Er mag alleen gevraagd worden naar gegevens van iemand zelf, niet naar gegevens van iemand anders. Wat je moet doen en hoe een dergelijk inzageverzoek werkt, lees je op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens.
Proponent & Predikant
OMSLAGREGELING - Kunnen de facturen voor de centrale kas predikantstraktementen automatisch geïncasseerd worden?De mogelijkheid voor automatische incasso is om de volgende redenen niet geopend.
- Wij vinden het belangrijk dat een gemeente elke maand onze nota controleert en na controle voor betaling zorg draagt.
- Automatische incasso levert problemen op voor de incassant als het saldo op de bankrekening niet toereikend is. Omdat het bij de nota’s voor de centrale kas predikantstraktementen doorgaans om grote bedragen gaat, kunnen we regelmatige incassoproblemen verwachten. Het risico van incassoproblemen neemt nog eens toe door de nieuwe regelgeving rond SEPA.
- Gemeenten hebben de mogelijkheid om aan hun bank een opdracht tot periodieke overschrijving te verstrekken. Dit is mogelijk als de predikantsbezetting van een gemeente door de tijd heen stabiel is en het factuurbedrag elke maand hetzelfde is. Door een periodieke machtiging kan de gemeente zich de moeite van een maandelijkse overmaking besparen. Het is voldoende in de omschrijving bij de betaalopdracht het vijfcijferige gemeentenummer te vermelden. Als u de betaling op de 20e van de maand zet, zullen wij de betaling opvatten als de betaling voor die maand.
Volgens artikel 40a van de generale regeling rechtspositie predikanten is het gemeenten niet toegestaan af te wijken van de traktementsregeling. Er mag niet worden afgeweken in het nadeel van de predikant en ook niet in het voordeel. De reden hiervoor is dat partijen door de afwijking bij elkaar in het krijt komen te staan, waardoor de vrijheid van het ambt in het geding is. Afwijkingen doorbreken ook de gelijke behandeling van predikanten. En tenslotte kan een afwijking in het voordeel van de predikant ertoe leiden dat er een financiële rem gaat ontstaan voor doorstroming naar een andere gemeente, als daar het voordeel niet genoten wordt.
Waar extra belonen niet kan, kunnen wel afspraken gemaakt worden over compensatie van uitzonderlijke kosten, waarvoor geen vergoedingsregeling bestaat. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een tegemoetkoming in de stookkosten in een te grote en slecht geïsoleerde ambtswoning.
De voltijds aanstelling van een predikant is 40 uur per week. Als het om de bewaking van de werkdruk van de predikant gaat, wordt aan predikanten en kerkenraden geadviseerd om jaarlijks samen een werkplan op te stellen. Daarin wordt vastgelegd aan welke werkzaamheden de predikant prioriteit geeft: hoeveel kerkdiensten, welke activiteiten op het gebied van catechese en vormings- en toerustingswerk, welke vormen van pastoraat, welke bestuurlijke taken, etc. (zie beschrijving van het dienstwerk in ordinantie 3-9). Bij periodieke bespreking van de uitvoering van het werkplan kunnen knelpunten aan de orde komen en kan het werkplan desgewenst bijgesteld worden.
Als het gaat om de invulling van het werkplan moeten predikant en gemeente in onderling overleg vaststellen hoeveel uren besteed zullen worden aan de diverse onderdelen van het werk. Er bestaan geen centrale normen voor het aantal uren dat besteed moet worden aan de voorbereiding en uitvoering van een eredienst, een pastoraal bezoek of een catechese-avond.
Er bestaan binnen de Protestantse Kerk in Nederland geen normen voor de predikantsbezetting van een gemeente. De gemiddelde bezetting is 1.000 leden (belijdende leden + doopleden) per fulltime predikant, maar de variatie is groot. Er zijn gemeenten met 50 leden op 1 fulltime predikant en er zijn gemeenten met 2.000 leden op 1 fulltime predikant. De werkelijke bezetting wordt bepaald door de prioriteit die een kerkenraad aan de pastorale bezetting geeft en door de financiële middelen die ervoor beschikbaar zijn. Het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken geeft door een solvabiliteitsverklaring aan wat de maximale werktijd is, waarvoor een gemeente een vacature kan vervullen.
Volgende traktementsregeling zijn gemeenten verplicht aan de predikant een ambtswoning aan te bieden. Van die plicht is de gemeente ontslagen als de predikant zelf een huis wil kopen of huren. Als een gemeente geen ambtswoning wil aanbieden, moet zij dus op zoek naar een predikant die bereid is zelf een huis te huren of te kopen.
Gezamenlijk eigendom is een potentiële bron van conflicten. Er kan onenigheid ontstaan over:
- de hoogte van de huur die de predikant moet betalen voor het deel dat de gemeente eigenaar is,
- de ontwikkeling van deze huur door de jaren heen,
- de verdeling van de eigenaars- en gebruikerslasten die door de overheid worden opgelegd,
- het gebruik van de woning,
- het onderhoud (wat is nodig en wie doet wat?)
- de kosten van het onderhoud (wat is nodig en wie betaalt wat?),
- de verdeling van een eventuele waardestijging of waardedaling,
- het moment van en de voorwaarden voor eventuele verkoop t.z.t.
Ook het verstrekken van een goedkope lening door de gemeente aan de predikant, die zelf een huis koopt, wordt ontraden. Het is een vorm van beloning bovenop het traktement dat centraal voor alle predikanten is afgesproken. Dit is volgens artikel 40a-1 van de generale regeling rechtspositie predikanten niet toegestaan. Bovendien liggen ook hier conflicten op de loer. Wat als de predikant stopt met zijn werkzaamheden voor de gemeente, maar in het huis wil blijven wonen? Wat als de predikant rente en aflossing niet betaalt of kan betalen? Wat als het huis minder waard wordt en de predikant bij verkoop van de woning met een restschuld bij de gemeente blijft zitten?
Wil een gemeente ondanks het bovenstaande negatieve advies toch een lening verstrekken, dan moet dat gezien worden als het aangaan van een overeenkomst met financiële gevolgen met een lid van de kerkenraad. Daarvoor is volgens ordinantie 11-7-3 de voorafgaande toestemming vereist van het classicale college voor de behandeling van beheerszaken.
Een aandachtspunt betreft de zekerheid die de gemeente bij de lening wil stellen. De beste zekerheid is een hypotheek op het huis. Het is de vraag of deze zekerheid verkregen kan worden, als de predikant voor de financiering ook al een hypothecaire lening sluit bij een bank. Als op de lening van de gemeente geen hypotheek gevestigd kan worden, loopt de gemeente een serieus risico dat de predikant de lening niet kan aflossen als hij wil vertrekken en het huis minder waard is geworden.
Waardevermindering is überhaupt een risico voor de gemeente, omdat de predikant dan het huis niet kan verkopen en geen beroep kan aannemen naar een andere gemeente. Dat is niet goed voor de mobiliteit.
Een aandachtspunt betreft ook de hoogte van de rente. Een rente onder de marktwaarde kan gezien worden als
- een schenking aan de predikant. Volgens de gedragscode mogen predikanten geen grotere schenkingen aannemen dan € 50.
- loon in natura, waarover inkomstenbelasting betaald moet worden.
Een laatste punt betreft de opdracht van het college van kerkrentmeesters. Die betreft de financiële huishouding (vermogensrechtelijke aangelegenheden) van de gemeente (ord. 11-1). Het optreden als bankinstelling behoort niet tot die opdracht.
De rechtspositie van een predikant is zodanig geregeld dat er in de verhouding tussen gemeente en predikant niet onderhandeld hoeft te worden over financiële belangen. Dat is bevorderlijk voor de vrije uitoefening van het ambt. Gezamenlijk eigendom van een woning of een lening van de predikant bij de gemeente breekt in op deze vrijheid en kan de relatie onder druk zetten. Reden om deze constructies te ontraden. De situatie is aanmerkelijk veel duidelijker als de gemeente de woning koopt en aanbiedt als ambtswoning of als de predikant geheel voor eigen rekening de woning koopt of huurt.
De rechtspositie van de predikant gaat in op de datum, waarop de bevestiging plaatsvindt of die voor de bevestiging is afgesproken. Pas vanaf dat moment is de predikant immers gerechtigd de ambtelijke werkzaamheden als predikant voor gewone werkzaamheden in de gemeente te verrichten. Vanaf dat moment geldt ook de plicht tot het verrichten van de ambtelijke werkzaamheden en het recht op traktement, pensioenopbouw, verzekering voor arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, etc.
Als een predikant vóór de bevestiging werkzaamheden verricht ten behoeve van de gemeente, dan is dit mogelijk in de vorm van een opdracht tot het verrichten van hulpdiensten.
Predikanten die eerder predikant waren bij de Protestantse Kerk in Nederland en een periode in het buitenland zijn geweest als predikant en opnieuw toelating tot het ambt van predikant in de Protestantse Kerk in Nederland verlangen kunnen zich aanmelden bij de commissie voor Terugkerende Predikanten. In deze commissie hebben zitting: een aantal leden van het moderamen van de generale synode, de geschiktheidscommissie en het Generaal college voor de toelating tot het Ambt van Predikant.
Indien u als predikant terug wil keren naar Nederland en weer als predikant in de Protestantse kerk in Nederland werkzaam wilt zijn kunt u een aanvraag indienen via het mailadres: aanvragenmod@protestantsekerk.nl.
Hierbij vragen wij ook om een CV, informatie of motivatie voor de toelating tot de Protestantse kerk in Nederland aan ons toe te sturen met uw aanvraag.
Het tarief voor een preekbeurtvergoeding en de vergoeding voor reiskosten is hier te vinden.
Quotum
Welke gevolgen heeft de verkoop van activa voor de quotumgrondslag?- U behaalt een verkoopresultaat. Dat wordt belast als het een bate is, niet als het een verlies zou zijn. Immers, alleen baten tellen mee.
- Er valt een ongerealiseerde herwaardering vrij die nu gerealiseerd is. Dat is een bate die vrijvalt naar het eigen vermogen en wordt belast.
- Er kan een onderhoudsvoorziening zijn gevormd voor de activa die u nu verkoopt. Dat bedrag kan dan ook vrijvallen via de incidentele baten en wordt belast.
De laatste jaren bleek dat in de huidige regeling - die dateert uit 2003 - de lasten niet evenredig over de gemeenten verdeeld zijn. Sinds 2004 is het heffingspercentage niet naar boven bijgesteld, en vanaf 2008 zelfs verlaagd en daarna steeds op hetzelfde niveau gebleven. In het mozaïek van kerkplekken dat de Protestantse Kerk nu is, worden kwetsbare gemeenten en nieuwe vormen van kerk-zijn in deze situatie relatief het zwaarst belast. Op 13 december 2024 heeft de kleine synode ingestemd met een (aangepaste) nieuwe heffingsgrondslag voor het quotum. Hiermee worden de lasten naar draagkracht van gemeenten, dus eerlijker, verdeeld. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Tevens is besloten dat de heffing voor de Solidariteitskas nog maximaal twee jaar gebaseerd blijft op de oude regeling van 5 euro per belijdend lid.
De regeling gaat in op 1 januari 2025. Het opstellen van uw begroting voor 2025 is het eerste moment waarop colleges van kerkrentmeesters en diakenen gaan werken met de nieuwe regelingen.
Het nieuwe percentage voor de quotumheffing bedraagt 3,7 procent voor het kerkrentmeesterlijk quotum en 3,9 procent voor het diaconaal quotum.
De grondslag is het totaal van de baten A, plus de incidentele baten B, verminderd met het totaal van de doorzendcollectes (rubriek 84), opbrengsten uit subsidies en bijdragen (rubriek 85) en baten van begraafplaatsen (rekening 95.50) in FRIS. Ongerealiseerde koersverschillen en ongerealiseerde herwaarderingen die aan de reserves (rekening 21.92-21.94-21.95) zijn toegevoegd, tellen niet mee.
Uit de opbrengsten van het quotum wordt het landelijke werk van de kerk betaald, waaronder het classicale en synodewerk, gemeenteopbouw, de begeleiding, scholing en nascholing van predikanten en kerkelijk werkers, het jeugdwerk, oecumene, en de ondersteunende activiteiten die het kerkenwerk mogelijk maken, zoals juridische zaken, financiën en ondersteuning van gemeenten door het mobiliteitsbureau.
Daarnaast is er de jaarlijkse afdracht aan de Solidariteitskas. Hiermee ondersteunen en helpen gemeenten elkaar. Een gemeente die financiële steun nodig heeft om een vernieuwend plan uit te voeren kan subsidie aanvragen uit de Solidariteitskas.
Daarnaast worden specifieke vormen van pastoraat hieruit betaald. We noemen dat het categoriaal pastoraat. Het categoriaal pastoraat betreft vormen van pastorale aandacht in diverse velden van de maatschappij door predikanten en kerkelijk werkers met een zending van de Protestantse Kerk. Het is de roeping van de kerk om daar te zijn waar de Geest haar leidt en Jezus zich laat vinden. In onze complexe samenleving is dat op heel verschillende plekken buiten en binnen de kerkelijke kaders. Zoals verwoord in de visienota: ‘In professionele pastorale zorg en nabijheid is de kerk aanwezig tot in de haarvaten van de samenleving.’
Op dit moment zijn er tien maatschappelijke velden met een vorm van categoriaal pastoraat waarin de landelijke kerk ondersteunend aanwezig is: zorg, studentenwereld, krijgsmacht, justitie (detentie), politie, brandweer, dovenwereld, koopvaardij, binnenvaart, Schiphol. Het categoriaal pastoraat wordt uitgevoerd door ongeveer vijfhonderd protestantse predikanten met bijzondere opdracht (en een onbekend aantal kerkelijk werkers). Ongeveer vierhonderd van hen zijn werkzaam in de zorg en de overige in de andere negen categoriale pastoraten.
Daarmee zijn alle baten grondslag zijn voor de heffing. De quotumlasten worden daarmee eerlijker verdeeld over alle gemeenten. Het draagvlak wordt zo verbreed: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.Twee derde van de gemeenten gaat structureel minder betalen.
Onder een afdrachtcollecte wordt verstaan een collecte waarvan de opbrengst wordt aangewend voor een specifiek doel dat niet het eigen plaatselijke (kerkrentmeesterlijk en diaconaal) kerkenwerk betreft, maar direct wordt afgedragen aan derden. Onder collectes voor bovenplaatselijk werk worden niet de collectes voor quotum en Solidariteitskas bedoeld, maar in elk geval de collectes bedoeld die op grond van het advies collecterooster Protestantse Kerk/Kerk in Actie of vanwege een andere landelijke (noodhulp)actie worden doorgestort aan de Protestantse kerk of aan Kerk in Actie (KIA).
Als er in een gemeente gecollecteerd wordt voor een specifiek genoemd doel buiten de plaatselijke gemeente, dan valt deze collecte onder de definitie van een afdrachtcollecte. Dus de collecte voor de plaatselijke Voedselbank of voor plaatselijke opvang van Oekraïners/migranten valt hieronder, maar evengoed een collecte voor bijvoorbeeld doelen als het Rode Kruis of het Leger des Heils. Mits, en dat is belangrijk, van tevoren aangegeven is dat de collecte hiervoor bestemd wordt: de collecte moet dus van tevoren 'geoormerkt' zijn voor dit doel. Voor giften geldt hetzelfde.
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften en collectes mede vanwege QR-code-ontvangsten, mits bestemd voor dezelfde speciale projecten als de afdrachtcollecten.
Een jaarrekening wordt opgesteld conform de richtlijn begroting en jaarrekening Protestantse Kerk in Nederland en andere GCBB-richtlijnen die gebaseerd zijn op de verslaggeving zoals die van de richtlijn Begraafplaatsen en beleggingen. Saldering van baten en lasten is volgens deze richtlijnen niet toegestaan.
De afdracht voor het quotum wordt vastgesteld op basis van de jaarrekening van twee jaar eerder. Op het moment dat je deze bate binnenkrijgt hoef je er nog geen quotum over te betalen. Als je verwacht dat je in liquiditeitsproblemen komt, dan heb je twee jaar om deze goederen te verkopen en de liquide middelen aan te vullen.
De richtlijn stelt dat gemeenten en diaconieën altijd 25 procent van hun vaste lasten liquide moeten houden. De nieuwe afdrachtsregeling voor het quotum brengt de liquide middelen daarom niet in gevaar.
Solidariteitskas
Wat is het promillage voor de afdracht aan de Solidariteitskas?Per 1 januari 2025 dragen gemeenten en diaconieën een promillage van 1,5 promille van hun totale eigen vermogen af als bijdrage aan de Solidariteitskas.
Een gemeente A of diaconie B is aantoonbaar solidair met een gemeente X respectievelijk een diaconie Y als gemeente X of diaconie Y nieuw beleid heeft ontwikkeld voor haar gemeente- respectievelijk diaconie-zijn, die toekomstbestendig en/of toekomstgericht is, en gemeente A respectievelijk diaconie B daaraan een substantiële financiële bijdrage doet.
- Met ‘nieuw’ beleid wordt bedoeld dat het om meer gaat dan om voortzetting van het bestaande beleid.
- Met ‘toekomstbestendig’ wordt bedoeld, in combinatie met ‘nieuw’, dat de gemeente of diaconie op basis van nieuw beleid 8 jaar kan blijven voortgaan/ voortbestaan, al dan niet door samen te werken of te verenigen met een andere gemeente/ diaconie.
- Met ‘toekomstgericht’ wordt bedoeld, in combinatie met ‘nieuw’, dat de gemeente of diaconie ten opzichte van het bestaande beleid duidelijk nieuwe wegen inslaat, in lijn met de visiedocumenten van de Protestantse Kerk.
- Met een ‘substantiële financiële bijdrage’ wordt bedoeld een bijdrage van ten minste een eenmalig bedrag ter hoogte van 1% van het vermogen van gemeente A, respectievelijk diaconie B., met een minimum van € 10.000.
- Gemeenten A en X respectievelijk diaconieën B en Y kunnen naburig zijn, maar mogen/kunnen ook in andere delen van het land liggen.
Dat er sprake is van aantoonbare solidariteit in deze zin moet door de betrokken gemeenten (A en X) respectievelijk diaconieën (B en Y) onderbouwd worden met relevante documenten, zoals
- beleidsplannen;
- besluit van de betrokkenen kerkenraden en colleges van kerkrentmeesters, respectievelijk colleges van diakenen;
- financiële meerjarenplannen.
Teruggave van de solidariteitsbijdrage
Indien een bijdrage, van een gemeente of diaconie aan een andere gemeente of diaconie, gedaan in enig jaar, voldoet aan de in deze regeling genoemde voorwaarden, wordt het bedrag van de solidariteitsheffing over dat jaar aan deze gemeente of diaconie terugbetaald.
Beoordeling en effectuering
Een gemeente of diaconie zendt haar verzoek om teruggave aan de commissie steunverlening, die dit verzoek onder eindverantwoordelijkheid van de kleine synode, beoordeelt. Het verzoek dient gepaard te gaan met de genoemde documenten.
Het eigen vermogen is het totaal van alle posten die beginnen met 20 en 21 in het rekeningschema in FRIS. Dit zijn niet de onderhoudsvoorziening en ook niet eventuele schulden.
Veiligheid
Waar in de burgerlijke gemeente kunnen we om advies vragen als het gaat om veiligheid in en rond het kerkgebouw?Het is verstandig om contact te houden met de lokale politie en brandweer: Met de brandweer om te checken of het kerkgebouw aan alle veiligheidsvoorschriften voldoet. Met de politie (wijkagent) om onderling contact te houden over veiligheidsrisico's. Het kan bijvoorbeeld zin hebben om de externe jaaragenda met de wijkagent te delen. Ook kan de lokale politie tips geven voor het optimaliseren van het veiligheidsplan. De landelijke overheid heeft alle burgemeesters in 2018 informatie gegeven over de veiligheidsrisico's voor religieuze gebouwen, met het voorstel daarover met geloofsgemeenschappen ter plaatse te overleggen. Mochten jullie zelf behoefte hebben aan zo'n gesprek, neem dan contact op met het gemeentehuis.
Ook kan het zin hebben ervaringen en vragen te delen met andere kerken en geloofsgemeenschappen in de gemeente. Welke ervaring hebben zij met onveilige situaties? Welke tips hebben zij? Zo leer je elkaar meteen beter kennen.
Aandacht voor de veiligheid in en rond een kerkgebouw is belangrijk. Tegelijk levert al te nadrukkelijke aandacht voor veiligheid risico's op:
- Voor de eigen gemeente: aandacht voor allerlei maatregelen kan juist een gevoel van onveiligheid oproepen ('waar rook is, is vuur'). Daarom is de interne communicatie in de gemeente belangrijk. Het is essentieel dat de veiligheid 'achter de schermen' goed geregeld is, maar zonder dat de maatregelen afbreuk doen aan het gemeente-zijn of onnodig angst en paniek oproepen.
- Voor gasten/bezoekers: gesloten kerkdeuren, beveiligingscamera's, eventueel zelfs beveiligers dragen niet bij aan een gastvrij beeld (vindplaats van geloof, hoop en liefde). Maak bij het invullen van een veiligheidsplan een goede afweging die past bij de situatie van de gemeente: het doel moet de middelen heiligen.
Belangrijk is ook dat je als gemeente in contact blijft met de samenleving. Al is dat soms best lastig. Heeft de gemeente last van baldadige jongeren? Het werkt goed om contact met hen te leggen en hen uit te nodigen de kerk eens van binnen te komen bekijken en uit te leggen wat daar gebeurt. Zijn er in de (burgerlijke) gemeente spanningen tussen bevolkingsgroepen? Probeer een bijdrage te leveren door met elkaar in gesprek te gaan. Leg bijvoorbeeld zelf als kerkenraad contact met een moskee in de buurt. Elkaar kennen en begrijpen draagt veel bij aan het wegnemen van vooroordelen.
Vermogensrechtelijke zaken in een gemeente
Wat zijn de contactgegevens van het CCBB en de beleidsondersteuner van mijn gemeente?Je kunt via e-mail rechtstreeks contact opnemen met het CCBB in jouw regio via:
- Groningen / Drenthe: ccbb-groningen-drenthe@protestantsekerk.nl
- Friesland (Fryslân): ccbb-friesland@protestantsekerk.nl
- Overijssel /Flevoland: ccbb-overijssel-flevoland@protestantsekerk.nl
- Gelderland Zuid en Oost, Veluwe: ccbb-gelderland@protestantsekerk.nl
- Utrecht: ccbb-utrecht@protestantsekerk.nl
- Noord-Holland: ccbb-noord-holland@protestantsekerk.nl
- Zuid-Holland Zuid /Zuid-Holland Noord: ccbb-zuid-holland@protestantsekerk.nl
- Delta / Zeeland en Zuid-Hollandse eilanden: ccbb-delta@protestantsekerk.nl
- Noord-Brabant / Limburg: ccbb-noord-brabant-limburg@protestantsekerk.nl
Voor alle vragen over kerkbeheer en meer informatie kun je (ook) contact opnemen met het contactcentrum van de Protestantse Kerk via info@protestantsekerk.nl
Voor vragen over FRIS neem je contact op via fris-help@protestantsekerk.nl of (030) 880 1777.
Het postadres van de CCBB’s is:
CCBB
Afdeling Institutionele Ondersteuning
Financiële Ondersteuning en Beheerszaken
Postbus 8504
3503 RM Utrecht
Voorbeeld:
CCBB Utrecht
Afdeling Institutionele Ondersteuning
Financiële Ondersteuning en Beheerszaken
Postbus 8504
3503 RM Utrecht
de Protestantse gemeente te ….,
de Hervormde gemeente te ….,
de Gereformeerde kerk te …..,
de Evangelisch-Lutherse gemeente te …..,
waar nodig met een bijzondere aanduiding om haar kerkordelijk, postaal en in het rechtsverkeer te onderscheiden van de andere plaatselijke gemeente(n).”
De naam van een gemeente bestaat dus ten eerste uit een type. Met ‘type’ gemeente worden de vier mogelijkheden die er zijn in onze kerk bedoelt: een Protestantse gemeente, een Evangelisch-Lutherse gemeente, een Gereformeerde kerk of een Hervormde gemeente. Andere typeringen zijn niet mogelijk.
Achter het voorzetsel ‘te’ in de naam wordt in beginsel de burgerlijke gemeente genoemd, of een onderdeel daarvan. Het is ook mogelijk om achter het voorzetsel ‘te’ de woonplaats of woonplaatsen van de gemeente te noemen. Het gaat dan om één of meer plaatsnamen. Als beide opties niet voldoen, kan een gemeente ook een zogenoemd ‘geografisch aangeduid geheel’ opnemen voor of achter het voorzetsel ‘te’. Een dergelijke toevoeging is toegestaan, mits deze aanduiding voldoende onderscheidend is. Als een gemeente voor een ‘geografisch aangeduid geheel’ kiest (bijvoorbeeld ‘midden-limburg’), moet worden bedacht dat er alsnog een juridisch-formele vestigingsplaats dient te zijn die overeenkomt met een burgerlijke gemeente.
Ord. 2-4-1 zegt dat een ‘bijzondere aanduiding’ aan de naam wordt toegevoegd, als dat nodig is om een gemeente kerkordelijk, postaal en in het rechtsverkeer te onderscheiden van de andere plaatselijke gemeente(n). Dit is het geval wanneer er op hetzelfde grondgebied sprake van meerdere gemeenten van hetzelfde type. Dan is namelijk een toevoeging nodig, om de gemeenten van elkaar te kunnen onderscheiden. Zo'n toevoeging wordt toegepast bij ‘de tweede / volgende gemeente’ of bij alle gemeenten van hetzelfde type op hetzelfde grondgebied.
Voor gemeenten van bijzondere aard, geldt dat dit ook als bijzondere aanduiding wordt opgenomen in hun naam.
De naam van een wijkgemeente bestaat uit de volgende onderdelen:
- Wijkgemeente …
- Eventueel: toenaam ter onderscheiding van de andere wijkgemeenten;
- van de ...(de naam van de gemeente, waartoe de wijkgemeente behoort).
In de praktijk van alledag gebruikt men vaak niet de officiële naam van de gemeente of de wijkgemeente. Er worden elementen toegevoegd, of juist weggelaten, bijvoorbeeld in aankondiging van activiteiten in de plaatselijke krant, in het kerkblad of op de website. Daartegen is op zich geen bezwaar, als in het rechtsverkeer en het maatschappelijk verkeer helder blijft wat de identiteit van de gemeente is. Duidelijk moet zijn dat zij onderdeel uitmaakt van de Protestantse Kerk in Nederland en er mag geen verwarring ontstaan met andere gemeenten. Bij officiële documenten en in contact met overheidsinstanties moet de gemeente haar officiële naam gebruiken.
In 2019 heeft de Protestantse Kerk in Nederland alle rechtspersonen van haar gemeenten (gemeente en diaconie) laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Gemeenten en diaconieën die zich via LRP hebben aangemeld, krijgen van de KvK een bevestiging van inschrijving met - voor elk - een eigen inschrijvingsnummer. Aan dit KvK-nummer is het reeds bestaande RSIN van de gemeente, respectievelijk de diaconie gekoppeld. Mocht je nog geen bevestiging van inschrijving hebben ontvangen, neem dan contact op met (030) 880 1880 of info@protestantsekerk.nl.
Het KvK-nummer kan gebruikt worden als hiernaar wordt gevraagd door leveranciers, zoals energie- en telecombedrijven. De rijksoverheid gebruikt voor de digitale communicatie met rechtspersonen, zoals gemeenten en diaconie, het systeem van eHerkenning. Dit is te vergelijken met de DigiD voor een natuurlijk persoon. Om eHerkenning te kunnen aanvragen is een KvK-nummer noodzakelijk. Een KvK-nummer is ook nodig als de gemeente of diaconie bijvoorbeeld aandelen of obligaties bezit. Zij hebben daarvoor een LEI-nummer nodig, dat alleen verkrijgbaar is als zij een KvK-nummer hebben.
Een gemeente en een diaconie kunnen worden geregistreerd (in het handelsregister) bij de Kamer van Koophandel (KvK). Een gemeente en/of diaconie worden dan als rechtspersoon ingeschreven. De bestuurders van religieuze organisaties (kunnen) niet (worden ingeschreven).
Voor 2019 was het beleid van de Protestantse Kerk om gemeenten en diaconieën niet bij de KvK in te schrijven, maar gelet op maatschappelijke ontwikkelingen (zoals eHerkenning) is besloten alsnog alle gemeenten en diaconieën in te (laten) schrijven. De inschrijving bij de KvK kan een gemeente of diaconie het beste via de dienstenorganisatie/LRP regelen. Dit om te voorkomen dat er problemen ontstaan met (de nummering van) de ANBI-regeling. Voor inschrijving is bepaalde informatie nodig, zoals een bezoekadres. In het gemeentedossier van LRP is hier onder 'tabblad Bestuurlijke gegevens' ruimte voor gemaakt. De lokaal beheerder en de ledenadministrateur kunnen als bezoekadressen van de colleges van kerkrentmeesters en diaconie een van de in LRP opgenomen kerkgebouwen aanwijzen. De keus is bewust beperkt tot kerkgebouwen, omdat bezoekadressen niet naar natuurlijke personen mogen leiden.
Als een gemeente of een diaconie een onderneming drijft, kan het zijn dat er aanvullende inschrijvingsvereisten in de KvK gelden.
Een gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland kent (over het algemeen) twee rechtspersonen: de gemeente en de diaconie.
De gemeente wordt door de voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters vertegenwoordigd. De diaconie wordt door de voorzitter en secretaris van het college van diakenen vertegenwoordigd.
Vanuit het verleden zijn er soms wijkgemeenten van bijzondere aard die rechtspersoonlijkheid hebben. In omstandigheden is het mogelijk dat een gemeente een stichting opricht. Zo'n stichting is gebonden aan regels uit de generale regeling 13 (stichtingen).
Zie ook:
Visitatie
Wat is visitatie?Om te bemiddelen bij een lastige situatie in een gemeente is er het college voor de visitatie. Het wil de gemeente helpen om weer voluit gemeente van Christus te kunnen zijn.
Lees meer in dit artikel:
Vragen van diakenen
Hoe verdeel je de taken binnen de diaconie?Binnen de diaconie kan afgesproken worden wie welke rol en taak op zich neemt. De diaken is een bemiddelaar die maatschappelijke nood en onrechtvaardige situaties aan de orde stelt in de kerkelijke gemeente. Om geld, tijd, betrokkenheid, gebed en inzet te vragen van gemeenteleden. Diakenen kiezen voor een rol die bij hen persoonlijk past. Op die manier komen ieders talenten het beste tot uiting en heeft het diakenwerk ook het meeste effect.
Mogelijke rollen binnen de diaconie:
- Bruggenbouwer: De diaken als bemiddelaar en bruggenbouwer. Iemand die contacten weet op te bouwen, goed kan netwerken en groepen met elkaar weet te verbinden.
- Helper: De diaken die de handen uit de mouwen steekt. Helpen waar geen ander helpt. Die met hulpvragers op zoek gaat naar oplossingen of een luisterend oor biedt.
- Aanjager: De diaken die houdt van pionieren. Die graag initiatieven ontplooit bij het zien van diaconale nood. Iemand die anderen kan motiveren om een bijdrage te leveren.
- Aanklager: De diaken die misstanden signaleert, oorzaken benoemt en problemen aankaart bij degenen die daarvoor verantwoordelijk is. Een pleitbezorger en stemversterker.