Meestgestelde vragen aan de dienstenorganisatie
Wat en wie is de UBO van een gemeente?Een UBO verwijst naar een ultimate beneficial owner of een uiteindelijk belanghebbende. Op twee manieren krijgen kerken en gemeenten daarmee te maken.
- Bij de registratie bij de KvK. Gemeenten, diaconieën en classes hoeven hun UBO niet in te schrijven in het openbare UBO-register bij de KvK. Afgesproken is dat alleen het hoogste aggregatieniveau van een kerkgenootschap zich bij de KvK hoeft in te schrijven.
- Opgave bij banken en financiële instellingen. Gemeenten en diaconieën zijn (wel) verplicht een UBO op te geven bij banken en financiële instellingen als zij daar om vragen. Gemeenten en diaconieën hebben een zogeheten ‘pseudo-UBO’ omdat er niet een natuurlijk persoon is aan te wijzen die uiteindelijke belanghebbende is als het gaat om eigendom en zeggenschap binnen de gemeente of diaconie. Pseudo-UBO zijn de natuurlijke personen die als bestuurder staan vermeld in het eigen statuut, of zo mogelijk als bestuurder staan genoemd in de documenten van de kerkelijke organisatie. Concreet betekent dat:
- voor de gemeente: de voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters
- voor de diaconie: de voorzitter en secretaris van het college van diakenen.
Overige informatie die je nodig kunt hebben bij het invullen van het formulier:
Rechtsvorm |
Gemeente (of diaconie) van het kerkgenootschap Protestantse Kerk in Nederland. |
KvK-nummer |
Het KvK-nummer van de gemeente of diaconie (zodra je bent ingeschreven). |
UBO of pseudo-UBO |
Pseudo-UBO. |
Opgave identiteit uiteindelijk belanghebbende(n) |
Voor de gemeente: de voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters. Voor de diaconie: de voorzitter en secretaris van het college van diakenen. |
Aantekening of aanvulling (indien mogelijk) |
Deze personen zijn de voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters (of van diakenen) van onze gemeente en in die hoedanigheid de vertegenwoordigingsbevoegde bestuurders als bedoeld in art. 3 Uitvoeringsbesluit Wwft 2018, op basis van ordinantie 11 artikel 4, behorende bij de kerkorde (= eigen statuut) van de Protestantse Kerk in Nederland (zie de kerkordepagina). Hun benoeming blijkt uit de hierbij in kopie gevoegde notulen van het college van kerkrentmeesters (of van diakenen). |
Aard van belang |
Zeggenschap. |
Deze informatie is bijgewerkt op 10-02-2022.
Een doop wordt altijd ingeschreven in het doopboek van de gemeente waar de doop is bediend. Bij de scriba van de gemeente waar men is gedoopt kan men een doopbewijs opvragen.
Het lidmaatschap van de Protestantse Kerk verloopt via de plaatselijke kerk. Je kunt je dus uitschrijven als lid van de Protestantse Kerk door je uit te schrijven bij de gemeente waar je ingeschreven staat. Dat kan door een brief of e-mail te sturen naar de kerkenraad van de desbetreffende gemeente. Voor meer informatie zie https://www.protestantsekerk.nl/lidmaatschap.
Geen lid van de kerk meer zijn, maar wel verhalen over geloof, hoop en liefde willen lezen?
Zie https://petrus.protestantsekerk.nl/.
Arbeidsvoorwaarden kerkelijk werkers
Wie kan er werkzaam zijn als kerkelijk werker in de gemeente?Iemand kan kerkelijk werker worden als hij/zij het diploma hbo-opleiding Theologie (voorheen Godsdienst Pastoraal Werk - GPW) heeft behaald aan een door de Protestantse Kerk in Nederland erkende instelling. Kerkelijk werkers moeten belijdend lid zijn van de Protestantse Kerk in Nederland en zijn ingeschreven in het kerkelijk register van de Protestantse Kerk in Nederland. De hoofdregel is dat de kerkelijk werker wordt bevestigd in het ambt van ouderling of diaken met bepaalde opdracht voor de duur van de aanstelling, indien hij/zij: werkzaam is op de taakvelden pastoraat, gemeenteopbouw, geestelijke vorming, missionair of diaconaal werk; een aanstelling heeft van minimaal 12 uur per week gedurende minimaal 1 jaar. > Meer informatie
Voor kerkelijk werkers geldt de arbeidsvoorwaardenregeling voor kerkelijke medewerkers.
Een kerkelijk werker is altijd een kerkelijke medewerker, maar niet elke kerkelijke medewerker is een kerkelijk werker. Dat zit zo:
Een kerkelijk werker is altijd op basis van een arbeidscontract werkzaam en is derhalve altijd een kerkelijke medewerker. Een kerkelijk werker heeft voldaan aan alle eisen die de Generale Regeling kerkelijk werkers stelt en staat ingeschreven in het register van de kerkelijk werkers.
Een kerkelijk medewerker kan ook een kerkmusicus of administrateur op een kerkelijk bureau zijn.
Predikanten of proponenten mogen niet als kerkelijk werker worden aangesteld. Een predikant mag op basis van een opdracht tot het verlenen van hulpdiensten wel tijdelijk werkzaamheden in de gemeente verrichten. Daarover meer op deze pagina.
- De kerkelijk werker heeft een preekconsent in uw gemeente.
- De kerkelijk werker is benoemd als kerkelijk werker-ouderling of kerkelijk werker-diaken in uw gemeente.
- De kerkenraad vraagt de sacramentsbevoegdheden aan bij het breed moderamen van de classicale vergadering.
- Het breed moderamen van de classicale vergadering toetst (volgens de generale regeling kerkelijk werkers) of de gemeente in ‘bijzondere omstandigheden’ verkeert. Hiervan is sprake als a) de gemeente niet genoeg financiële middelen heeft om een predikant voor ten minste een derde van de volledige werktijd te beroepen; b) kerkordelijke vormen van samenwerking, zoals de vorming van een combinatie- of streekgemeente, dan wel samenvoeging met een andere gemeente, niet toepasbaar zijn of er niet toe leiden dat alsnog een predikant kan worden beroepen; en c) de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, in staat is om voor ten minste 36 maanden een kerkelijk werker voor ten minste een derde van de volledige werktijd aan te stellen.
- Het breed moderamen van de classicale vergadering vraagt in haar beoordeling of er sprake is van bijzondere omstandigheden advies aan het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken (en in voorkomende gevallen van de evangelisch-lutherse synode).
- De kerkelijk werker die sacramentsbevoegdheden heeft ontvangen ontvangt supervisie van een door het breed moderamen van de classicale vergadering aangewezen predikant.
Een kerkelijk werker kan op basis van zijn/haar hoedanigheid als kerkelijk werker worden bevestigd als ambtsdrager. Omdat een kerkelijk werker in meerdere gemeenten werkzaam kan zijn, kan hij/zij daarom ook in meerdere gemeenten (verschillende) ambten dragen.
Er zijn geen kerkordelijk voorgeschreven functieschalen voor kerkelijk werkers. U bent dus vrij om in onderhandeling met elkaar te treden. De dienstenorganisatie heeft in samenwerking met CNV Kerk en Ideëel referentie-functieprofielen ontwikkeld voor kerkelijk werkers. Er zijn drie profielen ontwikkeld die u bij de inkleding en bij de functiewaardering van de kerkelijk werker in uw gemeente kunt gebruiken.
Zie de documenten 'referentie-functieprofiel' op deze pagina.
Een kerkelijk werker is verplicht PE te volgen indien hij/zij een aanstelling heeft van minstens 33% van de werktijd en voor minstens 1 jaar is aangesteld. Meer informatie over de permanente educatie is op deze pagina te vinden.
Arbeidsvoorwaarden kerkelijk medewerker algemeen
Welke CAO is van toepassing op kerkelijke medewerkers?Kerkelijk medewerkers vallen onder de arbeidsvoorwaardenregeling van de kerk. Deze arbeidsvoorwaardenregeling heeft niet de status van een CAO, maar bevat wel alle toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Kerkelijk medewerkers vallen niet onder een andere CAO.
De arbeidsvoorwaardenregeling verandert geregeld. De meest recente versie is hier te vinden.
De arbeidsvoorwaardenregeling bestaat uit de regels van generale regeling 6 rechtspositie kerkelijke medewerkers en de daarbij behorende uitvoeringsbepalingen. Deze regelingen zijn van toepassing omdat dit behoort tot het kerkelijk recht. Daarnaast wordt in het modelcontract ook verwezen naar deze regelingen.
Een kerkelijk werker heeft recht op een vergoeding voor woon-werkverkeer en een vergoeding voor dienstreizen.
Deze vergoedingen zijn (in hoogte en systematiek) verschillend. Daarom is het van belang vast te stellen wanneer welke vergoeding van toepassing is. Daarbij is leidend wat de werkplek van de kerkelijk medewerker is. Als de kerkelijk medewerker vanuit huis werkt is er geen sprake van woon-werkverkeervergoeding; als een kerkelijk medewerker vanuit zijn huis dan op bijvoorbeeld pastoraal bezoek gaat in het kader van zijn werkzaamheden is dat een dienstreis. Als een kerkelijk werker bijvoorbeeld zijn werkplek in een kerkgebouw heeft, dan zijn de reiskosten van zijn huis naar het kerkgebouw (en weer terug) woon-werkverkeerkosten. Gaat een kerkelijk werker vervolgens vanuit het kerkgebouw op bijvoorbeeld pastoraal bezoek gaat in het kader van zijn werkzaamheden is dat een dienstreis.
1. Woon-werkverkeer
Bij woon-werkverkeer gaat het om de reis die een medewerker aflegt van zijn/haar huis tot zijn/haar werkplek.
Als er uitsluitend met OV wordt gereisd, is er in het kader van duurzaamheid een hogere maximale vergoeding van toepassing. Het maximumbedrag is opgenomen in de arbeidsvoorwaardenregeling kerkelijk medewerker.
Als de medewerker met ander vervoer komt, dan wordt € 0,23 per kilometer betaald tot het maximumbedrag zoals vermeld in de arbeidsvoorwaardenregeling. Ook bij een combinatie van OV en ander vervoer is het lagere maximale maandbedrag van toepassing.
2. Dienstreizen
Voor dienstreizen mag een medewerker gebruikmaken van het OV (eerste klasse) en krijgt hij het betaalde bedrag geheel terug. Maakt een medewerker gebruik van zijn eigen motorvoertuig dan krijgt de medewerker 0,28 cent per kilometer. Maakt een medewerker gebruik van een niet-motorvoertuig (fiets, lopend, etc), dan heeft de medewerker geen recht op vergoeding van de dienstreis.
In sommige gevallen is het verplicht een BHV’er te hebben, namelijk als:
a. de gemeente een werknemer (niet predikant) in dienst heeft, of;
b. de gemeente in het kader van een vergunning, een aanwijzing vanuit de burgerlijke gemeente/brandweer of vanwege een verzekering expliciet een verplichting opgelegd heeft gekregen.
In andere gevallen is het raadzaam om een BHV’er te hebben, of althans goede afspraken te hebben over veiligheid en calamiteiten. Heeft u geen BHV’er en geen goed calamiteitenplan, dan kan u op grond van een algemene zorgplicht vanuit het burgerlijk wetboek of bijvoorbeeld op basis van het bouwbesluit aansprakelijk worden gesteld.
Als een medewerker van u als BHV’er is aangewezen (bijvoorbeeld de koster), dan heeft deze recht op een toelage op zijn salaris conform de arbeidsvoorwaardenregeling. Heeft u een medewerker aangewezen als EHBO’er, dan heeft deze recht op een EHBO-toelage.
Indien een gemeente, diaconie of andere kerkelijke instantie een medewerker (een werker met een arbeidscontract: bijvoorbeeld een kerkelijk werker of een koster) aanneemt moet de gemeente rekening houden met verschillende kosten. Dat zijn salariskosten, maar ook bijdragen aan het pensioenfonds, de belastingdienst etc.
Een berekening van de salariskosten en werkgeverslasten kunt u maken met behulp van dit document.
Daarnaast dient de gemeente rekening te houden met bijvoorbeeld een scholingsbudget, kosten voor de arbo-voorzieningen en bedrijfsarts, eventuele verzekeringen en een eventuele transitievergoeding bij het einde van een dienstverband. U kunt uw salarisadministrateur vragen om een berekening van de loonkosten (salaris + sociale lasten). Een berekening van de transitievergoeding kunt u maken op o.a. www.ontslag.nl.
Voor kerkmusici geldt een andere regeling. Voor alle documenten zie de themapagina arbeidsvoorwaarden kerkelijk medewerker.
Bij het ontslag van een medewerker kan worden gedacht aan veel verschillende omstandigheden: misschien heeft uw werknemer zijn baan opgezegd omdat hij/zij een nieuwe baan heeft gevonden, of misschien is er sprake van het samengaan van twee gemeentes en zijn er minder betaalde krachten nodig, of misschien is er sprake van disfunctioneren. Het is in elke situatie van belang om goed en duidelijk te communiceren.
Per situatie kan het verschillen op welke manier u aan de slag gaat met het ontslag: zo zal bij het opzeggen van het contract van de medewerker omdat deze nieuw werk heeft gevonden veelal de opzeggingsregels uit de arbeidsvoorwaardenregeling (artikel 24) worden gebruikt; bij een reorganisatie of fusie moet gebruik worden gemaakt van het sociaal plan (te vinden in de arbeidsvoorwaardenregeling); in sommige situaties kunt u er gezamenlijk uitkomen en sluit u een beëindigingsovereenkomst/
Wilt u in een specifieke situatie meer informatie? Dan kunt u contact opnemen met de dienstenorganisatie.
Binnen de Protestantse Kerk in Nederland is de arbeidsvoorwaardenregeling van toepassing op eenieder die werkzaam is op basis van een arbeidscontract. De arbeidsvoorwaardenregeling bestaat uit de generale regeling rechtspositie medewerkers en diverse uitvoeringsbepalingen. De generale regeling rechtspositie medewerkers wordt vastgesteld door de kleine synode. De uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld door het 'georganiseerd overleg medewerkers'.
De arbeidsvoorwaardenregeling betreft een standaardregeling. Dat wil zeggen dat er niet van mag worden afgeweken. Natuurlijk zullen er soms plaatselijk extra afspraken nodig zijn voor bijvoorbeeld de inrichting van de werkplek.
Ook binnen een kerk moeten werknemers veilig kunnen werken. De arbeidsomstandighedenwet en andere regelgeving rondom veilig werken (de arbowetgeving) zijn dan ook gewoon van toepassing als een kerk een werknemer met een arbeidscontract heeft. Uitgebreidere informatie over de arbowetgeving is te vinden in deze brochure.
De laatste wijziging van de arbowetgeving betreft die van juli 2017. In de vernieuwde wetgeving is extra aandacht voor preventie en zijn werkgevers verplicht een basiscontract rondom arbozorg af te sluiten met een arboaanbieder. Werkgevers hebben tot juli 2018 de tijd gekregen om te voldoen aan de nieuwe regelgeving. Wat moet u regelen:
- U moet een basiscontract voor de arbozorg afsluiten
De KKG-KKA biedt verzekeringspakketten en/of arbodienstverleningspakketten aan via haar website, maar u bent vrij om zelf een aanbieder te contracteren. In uw basiscontract staat bijvoorbeeld hoe de toegang tot de bedrijfsarts is geregeld. - U moet een preventiemedewerker aanstellen
Bij kleine werkgevers (onder de 25 werknemers in dienst) kan de preventiemedewerker ook een kerkrentmeester zijn. Lees meer over de preventiemedewerker op de website van het arboportaal. - Risico-Inventarisatie en -evaluatie (RI&E)
Een RI&E is een vragenlijst rondom veilig werken die u moet uitvoeren. Uit deze vragenlijst zullen eventueel een aantal acties moeten worden ondernomen, die u in een plan van aanpak kunt zetten. Kleine werkgevers (<25) kunnen gebruikmaken van de RI&E-vragenlijst die door de VKB en de dienstenorganisatie is opgesteld. Deze is goedgekeurd door een arbodienstverlener en erkend door het Steunpunt RI&E. Grote werkgevers moeten samen met hun arbodienstverlener aan de slag met een RI&E.
U mag niet in elke situatie gebruik maken van een zzp’er. De kerkorde kent voor sommige functies in de kerk opleidings- en/of registratie-eisen, in die functies mag geen zzp’er worden aangesteld. Dat geldt voor de predikanten, de kerkelijk werkers, koster(-beheerders) en de kerkmusici.
Voor andere functies in de kerk bent u vrij om gebruik te maken van een zzp’er, waarbij u er wel op moet letten dat u geen schijnconstructie aangaat. De dienstenorganisatie raadt u aan gebruik te maken van de modelcontracten van de site van de Belastingdienst en samen met uw zzp’er na te denken over hoe de samenwerking van de zzp’er en de kerkenraad eruit ziet (zonder dat er sprake is van werkgeversgezag).
Het spreekt voor zich dat er tegen het inzetten van schilders, loodgieters, etc. geen bezwaren vanuit de kerkorde zijn.
Arbeidsvoorwaarden andere kerkelijke medewerkers
Wat is een kerkelijk medewerker?Een kerkelijk medewerker is eenieder die op basis van een arbeidscontract werkzaam is bij een kerkelijke gemeente, diaconie, classis, de evangelisch-lutherse synode of de kerk als geheel (bijvoorbeeld voor de dienstenorganisatie), dan wel een kerkelijke instelling als bedoeld in ordinantie 11-26 dan wel een protestantse stichting als bedoeld in artikel 1 van de Generale regeling stichtingen.
Uitgezonden medewerkers werken op basis van een aparte arbeidsvoorwaardenregeling: de uitzendvoorwaardenregeling.
Er zijn kerkordelijk geen voorgeschreven schalen voor medewerkers op een kerkelijk bureau. Vanuit de dienstenorganisatie zijn wel referentiefuncties kerkelijke bureaus als advies ontwikkeld.
Arbeidsvoorwaarden koster
Welke salarisschalen zijn voor kosters en koster-beheerders van toepassing?Voor kosters en koster-beheerders zijn in de aanvullende bepalingen voor de rechtspositie van de kosters en de koster-beheerders kerkordelijk voorgeschreven salarisschalen en functiegebonden verhogingen opgenomen. U kunt daar meer over lezen in Toelichting bij de regels voor de aanstelling van een koster of kosterbeheerder en de brochure De koster grafdelver - extra toelichting op de arbeidsvoorwaardenregeling. In welke functie uw koster valt kunt u afleiden aan de hand van de Voorbeelden functieomschrijvingen en instructie kosters.
Arbeidsvoorwaarden kerkmusicus
Hoe stel ik het functieniveau van mijn organist vast?In generale regeling 9-4 staat op welke wijze het functieniveau van het orgelspel wordt vastgesteld. Afhankelijk van het bepaalde functieniveau stelt u een cantor aan die bevoegd is voor het functieniveau.
Het functieniveau van het orgelspel wordt vastgesteld door de kerkenraad op basis van bepaalde in de generale regeling genoemde elementen, na overleg met de dienstenorganisatie en de aan de gemeente verbonden kerkmusici. Voor de weging van de in de generale regeling genoemde elementen kunt u gebruik maken van onderstaand stroomschema.
Toelichting stroomschema kerkmusicus voor orgel
Hoog niveau
Het kerkelijk orgelspel alsmede de orgelmuziek met een hoge moeilijkheidsgraad wordt in de eredienst op professionele wijze op het niveau van een ‘uitvoerend musicus’ uitgevoerd.
Koor/instrumentele groep hoog niveau
Er wordt een koor, cantorij en/of instrumentele groep begeleid met orgel en/of piano die met regelmaat (ten minste maandelijks) aan de eredienst meewerken.
Deze begeleiding wordt evenals het kerkelijk orgelspel en de orgelmuziek in de eredienst op het niveau van een ‘uitvoerend musicus’ professioneel uitgevoerd.
Professioneel niveau
Het kerkelijk orgelspel alsmede de orgelmuziek met een gemiddelde moeilijkheidsgraad wordt in de eredienst op professionele wijze op het niveau van een ‘;docerend musicus’ uitgevoerd.
Koor/instrumentele groep professioneel niveau
Er wordt een koor, cantorij en/of instrumentele groep begeleid met orgel en/of piano die met regelmaat (tenminste maandelijks) aan de eredienst meewerken.
Deze begeleiding wordt evenals het kerkelijk orgelspel en de orgelmuziek in de eredienst op het niveau van een ‘docerend musicus’ professioneel uitgevoerd.
Keuze kerkenraad voor professioneel niveau
Het kerkelijk orgelspel alsmede de orgelmuziek met een gemiddelde moeilijkheidsgraad wordt in de eredienst op professionele wijze op het niveau van een ‘docerend musicus’ uitgevoerd.
SalBerKerk staat voor SalarisBerekening Kerkmusicus. Het is een rekenblad om het salaris van de kerkmusici verbonden aan één kerk te berekenen. Het betreft zowel de berekening van de part-time-factor, als de hoogte van het salaris. Voor de part-time-factor is voor veel voorkomende werkzaamheden van de kerkmusicus kerkordelijk vastgesteld hoeveel eenheden (en daarmee hoeveel tijd) per activiteit moet worden gerekend: salberkerk maakt dat u gemakkelijk kunt invullen hoeveel van deze veelvoorkomende activiteiten (bijvoorbeeld het bespelen van het orgel in een kerkdienst) plaats vinden. Werkzaamheden die niet in de eenheden-structuur zijn kunt u via aparte regels in het rekenblad invoeren. De beloning van de kerkmusicus is afhankelijk van het functieniveau van de gemeente en de bevoegdheid en senioriteit van de kerkmusicus. Door het rekenblad in te vullen wordt de hoogte van de beloning juist berekend.
Meer informatie over SalBerKerk staat in de Handleiding bij het programma Salberkerk. Let op: in deze handleidingen worden voorbeeld-berekeningen gemaakt op basis van oude salarisschalen. De methodiek is correct, de concrete bedragen niet.
In artikel VII van de kerkorde staat dat ‘de eredienst wordt geleid door hen die daartoe in de orde van de kerk zijn aangewezen. De inrichting van de eredienst wordt vastgesteld door de kerkenraad met inachtneming van de bijzondere verantwoordelijkheid van de voorgangers en hen die zorgdragen voor de kerkmuziek’. In ordinantie 5-6 staat in de leden 2 en 3 dat ‘de kerkmusicus wordt benoemd door de kerkenraad na overleg met het college van kerkrentmeesters, bij voorkeur uit de leden van de kerk.
De aanstelling van de kerkmusicus geschiedt door het college van kerkrentmeesters. De kerkmusicus wordt hetzij op arbeidsovereenkomst hetzij op basis van vrijwilligheid aangesteld volgens de bepalingen van de generale regeling voor de kerkmusici’. Een kerkmusicus dient een bevoegdheidsverklaring te halen bij het Protestants Centrum voor Toerusting en Educatie (PCTE). In de Generale Regeling Kerkmusici is de positie van de kerkmusicus verder uitgewerkt.
Met betrekking tot de vakantie van een kerkmusicus zijn een aantal vragen belangrijk: op hoeveel vakantie heeft een kerkmusicus recht, wanneer krijgt de kerkmusicus zijn vakantie, hoe gaan we roostertechnisch om met de vakantie en hoe om te gaan met de vakantietoelage.
De kerkmusicus heeft zoals elke kerkelijk medewerker recht op (doorbetaalde) vakantie. Anders dan bij andere kerkelijke medewerkers (gezien het kleine deeltijdpercentage waarin een kerkmusicus is aangesteld) is ervoor gekozen de vakantie direct uit te betalen. Dat wil zeggen dat in de berekening uit SalBerKerk één bedrag komt dat zowel 1) de betaling is voor de dienst die is geleverd en 2) de betaling is van de vakantie. De kerkmusicus ‘krijgt’ als het ware dus direct zijn vakantie. Als er dus een x aantal diensten in SalBerKerk wordt opgevoerd, dan speelt een kerkmusicus ook daadwerkelijk x diensten.
Dat laat echter nog de vraag open hoe roostertechnisch om moet worden gegaan met het feit dat een kerkmusicus ook daadwerkelijk van zijn al uitbetaalde vakantie kan genieten/die kan opnemen. In de Toelichting op de Generale Regeling Kerkmusici staat: ‘met inachtneming van de Arbeidsvoorwaardenregeling Protestantse Kerk Nederland is bepaald dat de kerkmusicus recht heeft op minimaal 7 vrije zondagen per jaar. Het bepaalde in artikel 14-9 betekent dat de kerkmusicus recht heeft op tenminste vier aaneengesloten weken vakantie. Hier binnen vallen drie vrijezondagen. Dit betekent, dat de kerkmusicus in de week vóór de eerste vrije zondag of de week ná de laatste vrije zondag geen verplichtingen heeft inzake cantorij-repetities cq het spelen van rouw en of trouwdiensten.’ Al met al heeft een kerkmusicus dus recht om 7 zondagen per jaar zijn vrije dag te houden, waarvan 3 aaneensluitend. Deze dagen zijn al betaald (zie hierboven) maar zijn enkel bedoeld zodat de kerkmusicus ook daadwerkelijk daarvan kan genieten.
Naast de vakantie is er ook nog de vakantietoeslag. Dat is ‘het vakantiegeld’ dat gewoonlijk in mei wordt uitbetaald. Ook een kerkmusicus heeft recht op deze toeslag en moet conform de arbeidsvoorwaardenregeling worden uitbetaald. Dat is een aparte betaling dan de betaling van de vakantie.
De aanstelling van een kerkmusicus kent twee kanten: de kerkordelijke kant en de arbeidsrechtelijke of contractuele kant. In de kerkorde staan diverse regels over wie er in aanmerking komen om als kerkmusicus te worden aangesteld. Ook staan er diverse regels over hoe de procedure rondom de aanstelling verloopt. Arbeidsrechtelijk of contractueel is het bijvoorbeeld van belang om een correct contract op te stellen. U kunt onderstaand stappenplan volgen:
- Een kerkmusicus wordt benoemd door de kerkenraad. De kerkenraad zal advies moeten inwinnen bij het college van kerkrentmeesters en uiteindelijk zal het college van kerkrentmeesters zorgen voor de contractuele afhandeling van de benoeming, maar de wervings- en benoemingsprocedure wordt door de kerkenraad vormgegeven.
- Als u een kerkmusicus wilt aanstellen is het van belang dat u het niveau van de kerkmuziek in uw gemeente in kaart brengt. In de Generale Regeling Kerkmusici worden drie functieniveaus onderschreden. Vaak zal uw gemeente al een functieniveau hebben: die staat misschien wel in uw beleidsplan betreffende de kerkmuziek of plaatselijke regeling. Als u geen verandering in het (niveau) van de kerkmuziek voor ogen heeft, kunt u het functieniveau dat voor uw gemeente is vastgesteld blijven gebruiken. Heeft uw gemeente geen functieniveau, wilt u het functieniveau veranderen of weet u het functieniveau niet, dan kunt u contact opnemen met de dienstenorganisatie. Het functieniveau kerkmuziek is afhankelijk van een aantal factoren: bijvoorbeeld of uw kerkmusicus zelf stukken moet componeren, maar ook of uw kerkmusicus op een monumentaal orgel zal komen te spelen. Afhankelijk van het functieniveau van uw gemeente, moet uw kerkmusicus een overeenkomstige bevoegdheidsverklaring hebben.
- Stel een vacature op conform het functieniveau. Naast het functieniveau staat in de vacature de standplaats van de kerkmusicus, een beknopte en duidelijke functieomschrijving, een verwijzing naar de arbeidsvoorwaardenregeling voor kerkelijke medewerkers van de Protestantse Kerk in Nederland en of u voornemens bent de kerkmusicus in te leiden in de bediening. Vermeld in de vacaturetekst dat een assessment door een commissie van advies onderdeel kan zijn van de wervingsprocedure. De termijn om op de vacature te reageren moet minstens één maand zijn.
- Stel een commissie van advies samen. Deze commissie moet bestaan uit drie kerkmusici met bevoegdheidsverklaring I. Indien de te vervullen kerkmusici-functie op functieniveau III is vastgesteld, mag de commissie van advies ook bestaan uit twee kerkmusici met bevoegdheidsverklaring II. Deze commissie van advies komt formeel pas bij de beoordeling van de binnengekomen sollicitaties is actie, maar het staat u natuurlijk vrij deze commissie al eerder bij de procedure te betrekken.
- Maak de vacature in uw gemeente bekend (een kerkmusicus wordt bij voorkeur uit de leden van de eigen gemeente benoemd, ord. 5-6-2). Indien de te vervullen vacature een kerkmusicus van bevoegdheid I of II betreft, zend u de vacature tevens naar organisaties waar kerkmusici lid van zijn. Denk hierbij aan (de deelnemers/bewoners van) het Huis van de kerkmuziek.
- De binnengekomen sollicitaties worden ter advies voorgelegd aan de commissie van advies. Als er meerdere kandidaten voor één functie beschikbaar zijn, zal de commissie van advies een vergelijkend onderzoek uitvoeren. De commissie van advies zendt haar advies naar de kerkenraad.
Om voor benoeming in aanmerking te komen moet een kandidaat een bevoegdheidsverklaring conform of hoger dan het functieniveau beschikken. Indien er geen kandidaat is die het gewenste functieniveau beschikt, kan een kandidaat met een functiebevoegdheid één trede lager voor één jaar worden benoemd (voor functieniveau I, een kandidaat met bevoegdheid II; voor functieniveau II, een kandidaat met bevoegdheid III; en voor functieniveau III, een kandidaat met (vooralsnog) geen bevoegdheid.) - De kerkenraad besluit of zij over wil gaan tot benoeming van een van de kandidaten.
- Afgewezen kandidaten krijgen binnen 10 dagen bericht van hun afwijzing. Let er op dat u de sollicitatiedocumenten ofwel terugstuurt, of vernietigt binnen een acceptabele termijn.
ANBI
Wat is het groepsbeschikkingsnummer van de Protestantse Kerk?De Protestantse Kerk heeft een groepsbeschikking met de Belastingdienst: onder nummer 813 612 809. Per 1 januari 2016 worden bovendien alle onder die groepsbeschikking vallende rechtspersonen (gemeenten, diaconieën en classes) ook afzonderlijk in het ANBI-register vermeld.
Nee, een partner hoeft geen ANBI te zijn, want in het buitenland kent men geen ANBI.
Zeker. Overleg tussen de Belastingdienst en de dienstenorganisatie heeft geleerd dat de Belastingdienst (digitale) controles op plaatselijk niveau doet. Wanneer zaken niet in orde zijn, volgt een waarschuwingsbrief; binnen een aantal weken moet de transparantie in orde zijn. Daarna kan de Belastingdienst de ANBI-beschikking per rechtspersoon intrekken. Met als mogelijk gevolg onder meer geïrriteerde gemeenteleden en geschrokken kerkrentmeesters. Houd er ook rekening mee dat een plaatselijke journalist de gemeente kan bellen met de vraag waarom de transparantiegegevens van de gemeente of diaconie niet op internet te vinden zijn.
Per 1 juli van ieder jaar dienen te worden gepubliceerd: verkorte staat van baten en lasten over het jaar daarvoor met daarnaast overzicht van bestedingen over datzelfde jaar met daarbij een overzicht van bestedingen (= begroting) over het lopende jaar.
Auteursrechten
Hoe moeten we omgaan met licenties en auteursrechten in online kerkdiensten?In veel gemeenten worden kerkdiensten online uitgezonden. Op welke manier moeten gemeenten omgaan met licenties en auteursrechten van liederen en teksten? En hoe zit het met de (naburige) rechten van de uitvoerende musici?
Ingewikkeld en niet eenduidig
Het (rechts)gebied van het auteursrecht en de naburige rechten is ingewikkeld. Binnen de kerk is het niet eenduidig geregeld. Het is daarnaast afhankelijk van hoe bepaalde stukken openbaar worden gemaakt (via youtube of via kerkomroep; met beeld of zonder beeld; openbaar of alleen met een inlog-code).
Hieronder wordt zo praktisch mogelijk aangegeven met welke rechten (auteursrechten en naburige rechten) een gemeente te maken heeft in een online kerkdienst en onder welke voorwaarden (licenties) zij daar mee om kan gaan:
Onderwerp van het recht |
Recht + Rechthebbende |
Oplossing (licentie) |
De preek en eigen geschreven onderdelen van de dienst |
Auteursrecht van de predikant |
Spreek van tevoren af met de predikant: 1. via welk platform; 2. dat de dienst online zal worden uitgezonden; 3. of dit openbaar of via een inlogcode te zien is, en; 4. hoe lang het online blijft staan. |
Uitvoering van liederen |
Naburige rechten van de uitvoerende musici |
Spreek van tevoren af met de musici: 1. via welk platform; 2. dat de dienst online zal worden uitgezonden; 3. of dit openbaar of via een inlogcode te zien is, en; 4. hoe lang het online blijft staan. |
Producent/bewerker van de beelden en het geluid van de online kerkdienst |
Naburige rechten van de uitvoerende producent/bewerker |
Spreek van tevoren af met de producent/bewerker: 1. via welk platform; 2. dat de dienst online zal worden uitgezonden; 3. of dit openbaar of via een inlogcode te zien is, en; 4. hoe lang het online blijft staan. |
Teksten uit boeken, van gedichten, etc |
Auteursrecht van de desbetreffende auteur (of rechthebbenden) |
1. Gebruik slechts citaten (noem daarbij wel de naam van de auteur en de uitgave); of 2. vraag toestemming. |
Teksten uit de Bijbel |
Auteursrechten van de vertaler (of rechthebbenden) |
Uitgaven van de NBG (zoals de NBV en BGT) mag u gebruiken in online kerkdiensten met een maximum van 50 verzen. |
Teksten van liederen |
Auteursrechten van de tekstschrijver (of rechthebbenden) |
Zie hieronder ‘muziek en online kerkdiensten’ |
Muziek van liederen |
Auteursrechten van de componist (of rechthebbenden) |
Zie hieronder ‘muziek en online kerkdiensten’ |
Muziek en Online kerkdiensten
Kerkdienst die via YouTube of Facebook worden uitgezonden
Voor liederen die vallen onder BUMA/STEMRA hoeft geen licentie afgesloten te worden (dat hebben YouTube en Facebook al gedaan). Welke liederen onder BUMA/STEMRA vallen is na te gaan in de titelcatalogus. Worden er liederen gebruikt die niet vallen onder BUMA/STEMRA, dan moet ervoor gezorgd worden dat de juiste licenties zijn geregeld.
Veel christelijke muziek valt onder de CCLi. Bij de CCLI is het mogelijk een streaming-licentie te verkijgen.
Kerkdienst via Kerkdienstgemist.nl, Kerkomroep.nl
Voor liederen die vallen onder BUMA/STEMRA en CCLI: gebruik de streaming licentie van CCLI. Worden er liederen gebruikt die niet vallen onder BUMA/STEMRA, dan moet ervoor gezorgd worden dat de juiste licenties zijn geregeld.
Lees hier hoe je overige licenties kunt verkrijgen
Privacy
Naast het auteursrecht en de naburige rechten moet bij het uitzenden van een internet-kerkdiensten gelet worden op de privacy.
Voor het publiceren van tekst en muziek op een website, in beeld en geluid (openbaar maken en/of verveelvoudigen) is altijd toestemming nodig van auteursrechthebbenden
Zie vraag:
Deze overeenkomst betreft alle gebruik van muziek tijdens de eredienst of samenkomst van kerkelijke groeperingen, waarbij de muziek uitsluitend wordt voortgebracht door middel van muziekinstrumenten en/of door een koor behorende tot de eigen geloofsgemeenschap of het eigen kerkgenootschap.
Kerken betalen per kerkelijke gemeente (per locatie) een bedrag aan Buma en daarmee is het uitvoeren van muziek zoals hierboven beschreven, toegestaan.
Deze overeenkomst heeft dus betrekking op een deel van het auteursrecht, namelijk op openbaar maken c.q. het uitvoeren van muziek (en niet op verveelvoudigen).
Er zijn diverse licenties verkrijgbaar, zoals voor projecteren en kopiëren van liedteksten en Buma-licenties voor uitvoering, streaming, downloaden en achtergrondmuziek.
- Liedboek voor de Kerken (1973): Beamerpakket
- Evangelische Liedbundel: Beamerpakket
- Op Toonhoogte 2005: Beamerpakket
- Op Toonhoogte 2015: Op Toonhoogte Online
- Liedboek, zingen en bidden in huis en kerk (2013): Liedboek Online
- Hemelhoog: Hemelhoog Online
- Weerklank: Weerklank Online
- Opwekking: Beamersoftware
- Diverse bundels als Opwekking, Johannes de Heer, ed.: Liedlicentie CCLI
- Streaminglicentie bij Buma, via CCLI
- Achtergrondmuziek afspelen: Achtergrondmuziek Licentie bij BUMA, via CCLI
- Downloadlicentie bij Buma
- Film: Filmservice
- Bijbelteksten, zie onder andere: Nederlands Bijbelgenootschap
N.B. Er zijn ook auteurs en componisten die niet worden vertegenwoordigd door Buma of een andere licentiegever. In deze gevallen is toestemming van de auteur of componist zelf vereist.
Het werk van de makers van bijvoorbeeld teksten, melodieën, vertalingen en bewerkingen is in de Nederlandse wet beschermd. Dit werk mag je niet ‘zo maar’ gebruiken, overnemen of uitvoeren. Iemand die een creatief werk maakt, heeft zeggenschap over het gebruik daarvan.
Dat betekent dat, als je een werk van iemand anders gebruikt, uitvoert of kopieert, je daar toestemming voor moet vragen en – vaak – voor moet betalen. Deze zeggenschap is geregeld in de Auteurswet.
AVG
Mogen we een ledenlijst of gemeentegids met ledengegevens rondsturen aan gemeenteleden?Ja, gemeenten mogen ledenlijsten of gemeentegidsen delen met gemeenteleden. Wel onder een paar voorwaarden.
- Als algehele richtlijn geldt: zoek de juiste balans tussen het belang van gemeenschapsvorming en de persoonlijke veiligheid en privacy van mensen. Denk na over welke gegevens nodig zijn voor de gemeenschapsvorming en welke gegevens achterwege kunnen blijven. Zorg er ook voor dat gemeenteleden op de hoogte zijn van het publiceren van hun gegevens en bezwaar kunnen maken. Er kunnen personen bij zijn voor wie het niet goed is als hun gegevens makkelijk vindbaar zijn (denk aan bijvoorbeeld slachtoffers van stalking).
- Gemeenten mogen alleen contactgegevens van personen verstrekken als dat nodig is voor gerechtvaardigde activiteiten van de gemeente. Denk aan onder meer zaken rond gemeentevorming, contactpersonen van commissies en gespreksgroepen.
- Sowieso mogen gegevens alleen gedeeld worden binnen de gemeente. Zet ze dus niet op de website, want dan staat het op het wereldwijde web. Een papieren of digitaal boekje of een lijst met de nodige contactgegevens kan binnen de gemeente gedeeld worden. Zorg ervoor dat de gegevens goed beschermd zijn. Een beschermde onlineomgeving waar je alleen met inloggegevens toegang toe hebt, is veiliger dan een mail waarin deze gegevens staan.
Uitzonderingen hierop zijn natuurlijk gegevens van belangrijke contactpersonen van de gemeente, zoals predikanten of de scriba van de kerkenraad. Geïnteresseerden van buiten de gemeenten moeten contact met hen kunnen leggen. - Het is niet logisch en verstandig om de volledige ledenlijst van de gemeente onderling te delen. Niet alle leden hebben dezelfde mate van betrokkenheid bij de gemeente en/of stellen het op prijs dat hun gegevens (ongevraagd) gedeeld worden met anderen.
- Vraag je af of een ledenlijst of een gemeenteboekje de meest voor de hand liggende manier is voor het doel wat je voor ogen hebt. Het wordt steeds gebruikelijker om als gemeente een app te introduceren waarmee gemeenteleden onderling contact kunnen houden.
Voor leden van de gemeente geldt dat er geen toestemming hoeft te worden gevraagd: het valt binnen de gerechtvaardigde activiteiten en de gemeente heeft een gerechtvaardigd belang om hen via een nieuwsbrief op de hoogte te stellen van de activiteiten van hun kerkelijke gemeente. Wel moeten leden zich kunnen uitschrijven voor de nieuwsbrieven.
Voor anderen moet u toestemming vragen. Toestemming moet expliciet en vrij worden gegeven. Zorg er dus voor dat iemand zich actief moet aanmelden (bijvoorbeeld via e-mail) voor het ontvangen van de nieuwsbrief. Het beste kunt u deze aanmeldingen (het liefst veilig en digitaal) bewaren. Bij aanmelding mogen niet meer gegevens worden gevraagd dan nodig zijn en de gegevens die u heeft ontvangen voor de aanmelding voor de nieuwsbrief mag u niet voor een ander doel gebruiken.
Rond het online zetten van kerkdiensten spelen niet alleen vragen van privacy, maar ook bijvoorbeeld van auteursrecht. In de brochure Auteursrecht en naburige rechten in de kerk staat hier informatie over.
De website van de kerk is een uitgelezen kans om iedereen te informeren over de gemeente. Alle informatie is daarmee openbaar. Let daarom goed op de privacy en zorg ervoor dat namen van mensen die geen functie hebben in de kerk niet op de website staan. Zorg er ook voor dat bijzondere persoonsgegevens, zoals pastorale informatie, niet op een openbaar gedeelte van de website staan. Gebruik zoveel mogelijk e-mailadressen die gebonden zijn aan een functie (bijvoorbeeld scriba@gemeentenaam.nl) in plaats van persoonlijke e-mailadressen.
Let ook op foto’s op de website: zodra personen herkenbaar in beeld zijn, worden zij beschermd door de privacywetgeving. Vraag de personen die herkenbaar in beeld zijn uitdrukkelijk om (schriftelijke) toestemming. Foto’s waar mensen niet herkenbaar in beeld zijn (bijvoorbeeld op de rug) mogen wel. Lees ook de brochure Auteursrecht en naburige rechten in de kerk.
De gemeente is een gemeenschap die (onder andere) op zondag samenkomt in een viering. Vaak wordt er bij een viering ook een zondagsbrief uitgedeeld met informatie over de viering, informatie over zieken of jarigen in de gemeente en informatie over aankomende activiteiten met (e-mail)adressen van de organisatoren. Het delen van deze informatie kan een belangrijk onderdeel zijn van uw kerkelijke gemeente: aandacht voor elkaar is in de kerk belangrijk! Indien u deze gegevens in een zondagsbrief wilt opnemen, zorg er dan voor dat er zorgvuldig wordt omgegaan met de informatie die openbaar wordt gemaakt. Als u toestemming vraagt aan mensen om hun gegevens in de zondagsbrief neer te zetten, zorg er dan voor dat u dit schriftelijk (bijvoorbeeld via de e-mail) doet en dat mensen zich vrij voelen om ‘nee’ te zeggen.
In het kerkblad staat naast openbare stukken over de kerkdiensten en andere activiteiten van de kerk, vaak ook erg persoonlijke informatie over gemeenteleden. Dat kan een verjaardagslijstje met adressen (voor het verzenden van een verjaardagskaartje) of een lijstje met zieken in de gemeente zijn. Zorg ervoor dat dergelijke informatie alleen beschikbaar is voor leden van de gemeente. Zet uw kerkblad dus niet op een website als er dergelijke informatie in voorkomt, maar selecteer de geschikte kopij die op de website kan worden geplaatst. Let er ook op dat bijvoorbeeld lokale journalisten geabonneerd kunnen zijn op het kerkblad: denk na of deze groep ook echt toegang moet kunnen krijgen tot alle informatie in het kerkblad.
In een gemeente is het delen met elkaar en het omzien naar elkaar een belangrijke pijler in de gemeenschap. Vaak worden daarom (in kerkdiensten en kerkbladen) mededelingen gedaan over het wel en wee van gemeenteleden: jubilea, geboorten en ziekten worden vermeld met het oog om er voor elkaar te zijn, elkaar op te dragen in gebed en met elkaar mee te leven. Kerken en gemeenten mogen een gemeenschap vormen die naar elkaar omziet en met elkaar meeleeft. Dat zijn immers ‘gerechtvaardigde activiteiten’ van een kerk. Ook als het gaat om zieke gemeenteleden. Daar moet wel zorgvuldig mee worden omgegaan.
Allereerst vanuit een eigen kerkelijke verantwoordelijkheid: hoe staat de persoon van wie de gegevens gedeeld worden erin, en hoe wordt vormgegeven aan de plaatselijke gemeenschap en het omzien naar elkaar? Maar ook vanuit de privacywetgeving: natuurlijk mag in een kerk voor elkaar worden gebeden (dat zijn immers de gerechtvaardigde activiteiten van de kerk), maar het is goed te denken aan de privacybelangen van iemand die ziek is. Als de kerkdienst niet online te volgen is, blijft het gebed binnen de gemeente. Gaat de kerkdienst wel online, dan kan iedereen horen wie er ziek is. De gemeente doet er dan goed aan bijvoorbeeld alleen voornamen te noemen of het geluid van de opname even op stil te zetten. Hetzelfde geldt voor het kerkblad. Als deze alleen naar gemeenteleden gaat, valt deze onder de gerechtvaardigde activiteiten van de gemeente. Als iedereen op internet het kerkblad kan downloaden, valt te overwegen om toestemming te vragen aan de persoon die ziek is.
Beroepingswerk en hulpdiensten
Hoe spreek ik een structurele hulpdienst af?Een structurele hulpdienst is een (kerk-eigen) overeenkomst tussen een gemeente en een predikant die schriftelijk wordt afgesproken. Een structurele hulpdienst duurt minimaal 40 uur en maximaal 2 jaar. Het gaat vaak om vervangingswerk of projectmatig werk. De predikant krijgt via de beheercommissie centrale kas predikantstraktementen traktement betaald. De gemeente krijgt hiervoor een factuur van de beheercommissie centrale kas predikantstraktementen. Na afloop is er geen sprake van wachtgeld, tijdens de structurele hulpdiensten ontvangt de predikant een tijdelijkheidstoeslag, zolang de AOW-datum nog niet is bereikt. In verband met de toeslag voor de predikant krijgt de gemeente een werktijdafhankelijke opslag op de bezettingsbijdrage, die voor alle gemeenten gelijk is. Een gemeente heeft geen toestemming nodig om structurele hulpdiensten af te spreken.
Een gemeente kan zelf met de predikant een opdracht tot structurele hulpdiensten overeenkomen (variant 1). Een gemeente kan ook met een andere gemeente afspreken dat zij gebruikmaken van hun predikant (‘detachering’) (Variant 2). Deze twee opties worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.
Tevens kan een predikant ook door de dienstenorganisatie (de ‘mobiliteitspool’) voor maximaal 2 jaar worden uitgeleend aan een gemeente (Variant 3). De gemeente betaalt hiervoor een bijdrage aan de dienstenorganisatie en de predikant/kerkelijk werker krijgt via de dienstenorganisatie betaald. Neem voor meer informatie over deze vorm contact op met de dienstenorganisatie.
Variant 1: Hoe spreken gemeente en predikant een structurele hulpdienst af?
Stap 1: de voorbereiding
De kerkenraad besluit dat er structurele hulpdiensten nodig zijn. Dat kan heel specifiek zijn (voor een bepaald project willen we een predikant uitnodigen) of meer algemeen (we vragen het college van kerkrentmeesters vervanging te regelen voor bepaalde werkzaamheden/een x-percentage van de werktijd tijdens de vacaturetijd). Als de uitgaven 100.000 euro te boven gaan of een effect heeft van meer dan 10% op de lasten, baten of liquiditeit van de gemeente en niet zijn voorzien in de begroting, laat de kerkenraad in samenspraak met het college van kerkrentmeesters dit weten aan het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken. De administratieve afhandeling kan vervolgens door het college van kerkrentmeesters gebeuren.
Stap 2: gemeente en predikant vinden elkaar
Een gemeente nodigt een predikant uit om structurele hulpdiensten te verrichten, bijvoorbeeld om een zieke predikant te vervangen, een vacaturetijd op te vangen of een project te starten. Een gemeente kent wellicht nog een predikant, of zoekt via het jaarboek, de plaatselijke werkgemeenschap van predikanten of de ring naar een predikant. Ook kan een predikant zelf aangeven beschikbaar te zijn voor vervangingswerk of een bepaald project.
Stap 3: de afspraken
Op https://www.protestantsekerk.nl/arbeidsvoorwaarden-predikant/hulpdiensten/ kunt u (vanaf 1 juli 2021) een model-opdracht voor structurele hulpdiensten vinden. Op die pagina kunt u ook een rekenblad invullen om de kosten voor de gemeente en het traktement voor de predikant te berekenen. Vergeet niet een afschrift van de opdracht tot het verrichten van structurele hulpdiensten naar bureau predikantstraktementen te sturen, dit bureau zorgt (o.a.) voor de facturering en betaling van het traktement.
Stap 4: de structurele hulpdienst
Vervolgens zullen de werkzaamheden worden gedaan.
Stap 5: einde of verlenging van de structurele hulpdienst
Aan het einde van de afgesproken duur van de structurele hulpdienst loopt deze automatisch af. Als het nodig is kan de structurele hulpdienst met goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering worden verlengd tot maximaal 4 jaar. Als de structurele hulpdienst tot een einde is gekomen mag een gemeente één jaar lang niet opnieuw een opdracht voor structurele hulpdiensten verstrekken.
Variant 2: Hoe detacheren gemeenten onderling een predikant voor een structurele hulpdienst?
Stap 1: de voorbereiding
De kerkenraad besluit dat er structurele hulpdiensten nodig zijn. Dat kan heel specifiek zijn (voor een bepaald project willen we een predikant uitnodigen) of meer algemeen (we vragen het college van kerkrentmeesters vervanging te regelen voor bepaalde werkzaamheden/een x-percentage van de werktijd tijdens de vacaturetijd). Als de uitgaven 100.000 euro te boven gaan of een effect heeft van meer dan 10% op de lasten, baten of liquiditeit van de gemeente en niet zijn voorzien in de begroting, laat de kerkenraad in samenspraak met het college van kerkrentmeesters dit weten aan het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken. De administratieve afhandeling kan vervolgens door het college van kerkrentmeesters gebeuren.
Stap 2: de gemeenten en predikant vinden elkaar
Wellicht wenst een kerkenraad de een predikant van een andere (naburige) gemeente een opdracht voor structurele hulpdiensten te geven. De gemeente kan in zo’n geval vragen (aan de andere gemeente en de betreffende predikant) of zij de predikant willen detacheren. Detacheren kan alleen binnen de bestaande werktijd van de predikant in een gemeente.
Voorbeeld A: gemeente A wilt tijdens het zwangerschapsverlof van haar predikant ‘Anja’ gebruikmaken van de werkzaamheden van predikant ‘Dirk’ die in de naburige gemeente B beroepen is. Gemeente A wil graag voor 30% van de werktijd voor 3 maanden gebruikmaken van de diensten van Dirk. Dirk is voor 100% beroepen in gemeente B. Zowel Dirk als gemeente B vinden het goed dat Dirk voor drie maanden 30% minder inzetbaar is in gemeente B, omdat hij in gemeente A het zwangersschapsverlof opvangt. In dit voorbeeld kan een succesvolle detachering tot stand komen. Voorbeeld B: gemeente A is vacant en wil tijdens deze periode gebruik maken van de werkzaamheden van predikant ‘Jan’ die in de naburige gemeente B beroepen is. Gemeente A wil graag voor 50% van de werktijd voor 2 jaar gebruikmaken van de diensten van Jan. Jan is voor 60% beroepen in gemeente B. De kerkenraad van gemeente B wilt niet dat haar predikant maar 10% van de tijd beschikbaar is voor gemeente B. In dit voorbeeld kan daarom geen detachering tot stand komen. Wel kan Jan een opdracht tot het verrichten van structurele hulpdiensten ontvangen van gemeente A voor 40% van de werktijd. Dit regelt gemeente A direct met Jan via variant 1 (zie hierboven) en niet via detachering. De werktijd van Jan kan niet ten behoeve van deze structurele hulpdienst in gemeente B worden verhoogt, omdat Jan dan geen toeslag krijgt voor de structurele hulpdiensten. |
Stap 3: de afspraken
Op https://www.protestantsekerk.nl/arbeidsvoorwaarden-predikant/hulpdiensten/ kunt u (vanaf 1 juli 2021) een model-opdracht voor detachering vinden. De inlenende gemeente betaalt aan de uitlenende gemeente een evenredige vergoeding voor de traktementslasten.
Stap 4: de structurele hulpdienst
Vervolgens zullen de werkzaamheden worden gedaan.
Stap 5: einde of verlenging van de structurele hulpdienst
Aan het einde van de afgesproken duur van de structurele hulpdienst loopt deze automatisch af. Als het nodig is kan de structurele hulpdienst met goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering, de betrokken predikant en gemeente worden verlengd tot maximaal 4 jaar. Als de structurele hulpdienst tot een einde is gekomen mag een gemeente één jaar lang niet opnieuw een opdracht voor structurele hulpdiensten verstrekken.
Een incidentele hulpdienst is een (kerk-eigen) overeenkomst tussen een gemeente en een predikant die vormvrij mag worden afgesproken. Een incidentele hulpdienst duurt maximaal 40 uur per opdracht. Het gaat vaak om opdrachten voor een preekbeurt, incidenteel crisispastoraat, een avond catechese, etc. De predikant krijgt per opdracht of uur betaald op basis van een tarievenlijst in de uitvoeringsbepalingen bij generale regeling 5. Een gemeente heeft geen toestemming nodig om een incidentele hulpdienst af te spreken.
Hoe spreken gemeente en predikant een incidentele hulpdienst af?
Stap 1: de voorbereiding
De kerkenraad besluit dat er een incidentele hulpdienst nodig is. Dat kan heel specifiek zijn (voor X-activiteit willen we een predikant uitnodigen) of meer algemeen (we vragen de preekvoorziener het preekrooster in te vullen met gastpredikanten). De administratieve afhandeling kan vervolgens door het college van kerkrentmeesters gebeuren.
Stap 2: gemeente en predikant vinden elkaar
Een gemeente nodigt een predikant uit om incidentele hulpdiensten te verrichten, bijvoorbeeld door een gast-preekbeurt te verzorgen. Een gemeente kent wellicht nog een predikant, of zoekt via de preekbeurtenzoeker, het jaarboek, de plaatselijke werkgemeenschap van predikanten of de ring naar een predikant.
Stap 3: de afspraken
De afspraken hoeven niet uitgebreider te zijn dan nodig. Een model-overeenkomst is niet beschikbaar omdat het te ver voert om voor een kortdurende opdracht als een preekbeurt of een enkele catechese een schriftelijke overeenkomst te sluiten. De tarieven voor incidentele hulpdiensten worden door het georganiseerd overleg predikanten vastgesteld en staan in de uitvoeringsbepalingen bij generale regeling 5. De tarieven worden tevens gepubliceerd op https://www.protestantsekerk.nl/arbeidsvoorwaarden-predikant/actueel/.
Stap 4: de incidentele hulpdienst
Vervolgens zullen de werkzaamheden worden uitgevoerd.
Stap 5: de betaling
Na de incidentele hulpdienst zal de betaling geschieden.
Gemeenten die een loonheffingsnummer hebben (dat zijn gemeenten die ook een werknemer in dienst hebben) zijn per 1 januari 2022 verplicht de betaling van de incidentele hulpdienst als 'betaling aan derde' aan de belastingdienst door te geven. Hiervoor moeten zij de volgende gegevens aanleveren: het bedrag dat is uitbetaald, de datum waarop is uitbetaald, het burgerservicenummer (BSN), de naam, het adres en de geboortedatum van degene die uitbetaald wordt. Deze gemeenten mogen dus een BSN-nummer van de predikant vragen. Gemeenten die geen loonheffingsnummer hebben hoeven deze betalingen niet actief door te geven aan de Belastingdienst en mogen daarom ook niet vooraf het BSN-nummer van de predikant vragen. Indien de Belastingdienst verzoekt om de betalingen door te geven, kan de gemeente alsnog het BSN-nummer bij de predikant opvragen.
Stap 6: einde van de incidentele hulpdienst
Na de incidentele hulpdienst loopt deze automatisch af.
Deze informatie is laatst bijgewerkt op 25-02-2022
Bij (langdurige) afwezigheid van de predikant (bijvoorbeeld vanwege ziekte, zwangerschap, verlof of vacature) moet elke gemeente een consulent om bijstand vragen (ord. 4-10). Deze consulent adviseert de kerkenraad in haar bestuurlijke taken en begeleidt zo nodig het proces van het beroepingswerk. De consulent zal in de regel geen pastorale, diaconale of missionaire taken op zich nemen, en ook niet (elke keer) in de gemeente kunnen voorgaan. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk om vervanging te regelen.
De kerkorde biedt een aantal mogelijkheden om tijdelijk te voorzien in de werkzaamheden. De mogelijkheden hieronder worden het meest ingezet in situaties van ziekte, zwangerschap, verlof of vacature. In deze mogelijkheden wordt een predikant niet in de gemeente beroepen; een eventuele vacature blijft bestaan tot een predikant is beroepen.
- Een kerkelijk werker kan tijdelijk voorzien in pastoraal, diaconaal en missionair werk. Of via een tijdelijk arbeidscontract, of via een tijdelijke uitbreiding van zijn uren. Een kerkelijk werker heeft niet standaard de bevoegdheid om voor te gaan in een gemeente of om sacramenten te bedienen.
- Een predikant, proponent en emeritus kan door het verrichten van incidentele hulpdiensten voorzien in pastoraal, diaconaal en missionair werk. Per incidentele hulpdienst mag maximaal 40 uur werk worden verricht. Meest voorkomende vormen van incidentele hulpdiensten zijn het doen van een (gast)preekbeurt en het voorzien in kortstondig crisispastoraat. Lees meer over hoe spreek ik een incidentele hulpdienst af?
- Een predikant, proponent en emeritus kan door het verrichten van structurele hulpdiensten voorzien in pastoraal, diaconaal en missionair werk. Een structurele hulpdienst duurt tussen de 40 uur en 2 jaar en mag voor elk werktijdpercentage worden afgesproken. Meest voorkomende vormen van structurele hulpdiensten zijn invalwerk bij ziekte, zwangerschap of vacature. Lees meer over hoe spreek ik een structurele hulpdienst af?
- Een predikant of kerkelijk werker kan ook door de dienstenorganisatie (de ‘mobiliteitspool’) voor maximaal 2 jaar worden uitgeleend aan een gemeente. In dat geval loopt de facturering en de rechtspositie van de predikant via de dienstenorganisatie. Neem voor meer informatie over deze vorm contact op met de dienstenorganisatie.
Per 1 juli 2021 veranderen er verschillende regelingen ten aanzien van de tijdelijke inzet van predikanten in ordinantie 3-18 en generale regeling 5. Ordinantie 3-24 leden 2 en 3 en ordinantie 3-28 leden 3 en 4 komen te vervallen.
Onder de nieuwe regelingen zijn vier vormen van tijdelijke inzet van predikanten mogelijk. Hieronder staan deze toegelicht, maar u kunt ook bekijken via deze infographic:
Incidentele hulpdiensten (werkzaamheden <40 uur: preekbeurten, etc)
Elke predikant, proponent en emeritus kan incidentele hulpdiensten verrichten. Deze hulpdiensten worden afgesproken tussen de gemeente en predikant en hiervoor is geen toestemming nodig van het breed moderamen van de classicale vergadering. De predikant wordt niet beroepen en maakt dus ook geen onderdeel uit van de kerkenraad, een eventuele vacature blijft dus bestaan. Per incidentele hulpdienst mag maximaal 40 uur werk worden verricht. Meest voorkomende vormen van incidentele hulpdiensten zijn het doen van een (gast)preekbeurt en het voorzien in kortstondig crisispastoraat. Deze incidentele hulpdiensten worden aan de predikant vergoed op basis van tarieven in de uitvoeringsbepalingen bij generale regeling 5 (de actuele tarieven kunt u hier vinden). Als een incidentele hulpdienst langer duurt dan 40 uur, moet gebruik worden gemaakt van een andere vorm van tijdelijke inzet. Wel mogen er meerdere incidentele hulpdiensten achtereenvolgens worden afgesproken met dezelfde predikant/gemeente, zolang het maar verschillende opdrachten zijn. Natuurlijk ontstaat hierdoor een risico op misbruik door alleen maar te werken met opvolgende incidentele hulpdiensten, maar we vertrouwen erop dat gemeenten dit niet zullen doen. Daarnaast is het erg onaantrekkelijk voor een predikant om hieraan mee te werken omdat een predikant bij incidentele hulpdiensten geen pensioen opbouwt of verzekerd is voor arbeidsongeschiktheid.
Lees meer over hoe spreek ik een incidentele hulpdienst af?
Structurele hulpdiensten (werkzaamheden >40 uur-2 jaar: invalwerk, projecten, etc)
Elke predikant, proponent en emeritus kan structurele hulpdiensten verrichten. Deze hulpdiensten worden afgesproken door de gemeente en predikant en hiervoor is geen toestemming nodig van het breed moderamen van de classicale vergadering. De predikant wordt bij structurele hulpdiensten niet beroepen en maakt dus ook geen onderdeel uit van de kerkenraad, een eventuele vacature van de predikantsplaats in de gemeente blijft dus bestaan. Een structurele hulpdienst duurt tussen de 40 uur en 2 jaar en mag voor elk werktijdpercentage worden afgesproken. Meest voorkomende vormen van structurele hulpdiensten zijn invalwerk bij ziekte, zwangerschap of vacature. De nieuwe -betere- rechtspositie kan predikanten ook aanmoedigen om projecten te ontwikkelen die zij (ook) in andere gemeenten kunnen uitvoeren. De beloning van structurele hulpdiensten verloopt via de centrale kas predikantstraktementen. Uit deze kas krijgt de predikant het traktement uitbetaald en aan deze kas betaalt de gemeente een bijdrage die voor elke gemeente bij elke hulpdienst altijd even hoog is. Structurele hulpdiensten zijn ongeveer 8% duurder dan een predikant die voor onbepaalde tijd aan de gemeente verboden is, omdat de predikant (in plaats van een wachtgeld achteraf) een toeslag krijgt voor de tijdelijkheid van het werk, zolang nog niet de AOW-leeftijd is bereikt. Op deze manier is vooraf duidelijk hoeveel de structurele hulpdienst de gemeente kost (een rekenblad is te vinden op de website van de kerk). Een structurele hulpdienst mag met toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering worden verlengd tot maximaal 4 jaar. Een gemeente mag na het inzetten van een structurele hulpdienst, pas na een jaar na het aflopen van de structurele hulpdienst een nieuwe structurele hulpdienst afspreken (met dezelfde of een andere predikant).
Lees meer over hoe spreek ik een structurele hulpdienst af?
Voor structurele hulpdiensten kan ook worden afgesproken dat de dienstenorganisatie (de mobiliteitspool) een predikant aan de gemeente uitleent tegen een vergoeding. In dat geval loopt de facturering en de rechtspositie van de predikant via de dienstenorganisatie.
Tijdelijke dienst (>2 jaar: een tijdelijk beroepen predikant in de gemeente)
Een predikant (niet proponent, niet emeritus) kan een beroep in tijdelijke dienst krijgen. Hier geldt de procedure voor het beroepingswerk (inclusief de verkiezingsprocedure in de gemeente) met voorafgaande toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering op basis van een solvabiliteitsverklaring van het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken. Een beroep in tijdelijke dienst duurt ten minste twee jaar, maar heeft geen maximale termijn. Het breed moderamen van de classicale vergadering ziet toe op misbruik van de regeling, waardoor de termijn van de tijdelijke dienst (of deze nu 3 jaar, 5 jaar of 8 jaar duurt) voldoende beredeneerd moet zijn. Anders dan bij een beroep voor onbepaalde tijd, kan met instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering de werktijd van de predikant ook op minder dan 33% worden vastgesteld. De beloning (het traktement) van de tijdelijke dienst verloopt via de centrale kas predikantstraktementen. Uit deze kas krijgt de predikant het traktement uitbetaald en aan deze kas betaalt de gemeente een bijdrage die voor elke gemeente even hoog is. Een tijdelijke dienst is ongeveer 8% duurder dan een predikant die voor onbepaalde tijd aan de gemeente verboden is, omdat de predikant (in plaats van een wachtgeld achteraf) een toeslag krijgt voor de tijdelijkheid van het werk, zolang nog niet de AOW-leeftijd is bereikt. Op deze manier weet u vooraf altijd zeker hoeveel de tijdelijke dienst de gemeente kost (een rekenblad is te vinden op de website van de kerk). Een tijdelijke dienst mag met toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering worden verlengd tot maximaal 6 jaar, als de tijdelijke dienst aanvankelijk korter dan 6 jaar duurde. Een gemeente mag na het inzetten van de tijdelijke dienst, pas na een jaar na het aflopen van de tijdelijke dienst een nieuwe structurele hulpdienst of tijdelijke dienst afspreken (met dezelfde of een andere predikant). Wel mag een gemeente na afloop van de tijdelijke dienst, met instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering, de tijdelijke dienst van de predikant omzetten in een beroep voor onbepaalde tijd.
Lees meer over hoe spreek ik een tijdelijke dienst met een predikant af?
Tijdelijke dienst voor proponenten (3-5 jaar: een tijdelijk beroepen predikant in de gemeente)
Een proponent (niet predikant, niet emeritus) kan ook een beroep in tijdelijke dienst krijgen, maar onder bijzondere voorwaarden. Hier geldt de procedure voor het beroepingswerk (inclusief de verkiezingsprocedure in de gemeente) met voorafgaande toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering op basis van een solvabiliteitsverklaring van het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken. Anders dan bij de tijdelijke dienst van een predikant hoeft een gemeente niet naar samenwerking met andere gemeenten te hebben gezocht voorafgaande aan het beroepingswerk. Het bieden van een plek om werkervaring op te doen is voldoende reden voor een beroep in tijdelijke dienst. Een beroep in tijdelijke dienst voor een proponent duurt ten minste drie jaar en maximaal 5 jaar. De werktijd van de proponent moet ten minste 40% bedragen, zodat de proponent voldoende tijd heeft werkervaring op te doen en zijn permanente educatie te volgen. De beloning (het traktement) van de tijdelijke dienst verloopt via de centrale kas predikantstraktementen. Uit deze kas krijgt de predikant het traktement uitbetaald en aan deze kas betaalt de gemeente een bijdrage die voor elke gemeente even hoog is. Een tijdelijke dienst is ongeveer 8% duurder dan een predikant die voor onbepaalde tijd aan de gemeente verboden is, omdat de predikant (in plaats van een wachtgeld achteraf) een toeslag krijgt voor de tijdelijkheid van het werk, zolang nog niet de AOW-leeftijd is bereikt. Bij het beroepen van een proponent (zowel tijdelijk als voor onbepaalde tijd) krijgt een gemeente gedurende vier jaar een korting. De korting is net zo hoog als de opslag voor de tijdelijkheid. Hierdoor is een proponent in vaste dienst 4 jaar lang goedkoper dan een andere predikant en is een proponent in tijdelijke dienst 4 jaar lang net zo duur als een andere predikant (een rekenblad is te vinden op de website van de kerk). Een tijdelijke dienst mag met toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering worden verlengd tot maximaal 6 jaar, als de tijdelijke dienst aanvankelijk korter dan 6 jaar duurde. Een gemeente mag na het inzetten van de tijdelijke dienst, pas na een jaar na het aflopen van de tijdelijke dienst een nieuwe structurele hulpdienst of tijdelijke dienst afspreken (met dezelfde of een andere predikant). Wel mag een gemeente na afloop van de tijdelijke dienst, met instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering, de tijdelijke dienst van de predikant omzetten in een beroep voor onbepaalde tijd.
Lees meer over hoe spreek ik een tijdelijke dienst met een proponent af?
Een solvabiliteitsverklaring is een jaar geldig en geldt voor een specifieke predikantsvacature.
Om een predikant te kunnen beroepen is toestemming nodig van het breed moderamen van de classicale vergadering (ord. 3-3-1). Bij de aanvraag moet onder meer een verklaring worden meegestuurd van het classicale college voor de behandeling van beheerszaken (CCBB), waarin staat dat de gemeente aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. Die verklaring heet 'solvabiliteitsverklaring' en wordt vooraf door de kerkenraad aangevraagd via het mailadres van het betreffende CCBB.
Vanaf 1 april 2022 is de richtlijn solvabiliteitsverklaring van kracht. Hierin wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan voordat de aanvraag voor een solvabiliteitsverklaring door het CCBB beoordeeld kan worden.
Voor een solvabiliteitsaanvraag levert de gemeente de volgende stukken aan:
- Wie de aanvrager is.
- Welke vacature het betreft, in welke omvang.
- De meest recente (en actuele) jaarrekening en begroting volgens de regels in de kerkorde (ordinantie 11-7-1). Als deze al in FRIS aanwezig is, hoeft deze niet aangeleverd te worden.
- De meerjarenraming zoals geregeld in de Richtlijn meerjarenraming.
- Een toelichting op de uitgangspunten die gebruikt zijn in de meerjarenraming.
- Een vigerend beleidsplan voor 4 jaar. De ingediende meerjarenraming dient aan te sluiten op dit beleidsplan.
Hoe een predikant beroepen wordt en op welke wijze u dat proces kan aangaan staat op de thema-pagina over het beroepingwerk. Op die pagina kunt u ook de gids voor het beroepingswerk downloaden.
Twee of meer gemeenten kunnen door samen te werken samen een predikant beroepen. Zij maken dan gebruik van een samenwerking zoals beschreven in ordinantie 2-7 en generale regeling 1.
Classis
Wat zijn de zelfstandige bevoegdheden van de classispredikant? Zijn er voldoende mogelijkheden voor controle en correctie?De classispredikant is bevoegd om in spoedeisende gevallen voorlopige besluiten te nemen. Deze bevoegdheid geldt uitsluitend in die gevallen waarin het breed moderamen van de classicale vergadering bevoegd is besluiten te nemen. Daarbij kan worden gedacht aan het nemen van ordemaatregelen ten opzichte van ambtsdragers, het in gang zetten van procedures (bv. visitatie inschakelen) en regie voeren. Daarbij pleegt de classispredikant hoor en wederhoor en zo mogelijk vooraf overleg met de voorzitter van de visitatie of met de president van de evangelisch-lutherse synode.
Bij wijze van voorbeeld: waar het breed moderamen van de classicale vergadering volgens ord. 3-19 bevoegd is een predikant tijdelijk vrij te stellen van werkzaamheden, is de classispredikant in spoedeisende gevallen bevoegd daartoe alvast zelfstandig te besluiten. Het kan zijn dat de vrijstelling snel moet worden verleend om escalatie tegen te gaan.
Het gaat in alle gevallen om een voorlopig besluit die ten hoogste twee maanden van kracht blijft. De classispredikant dient over deze beslissing direct het breed moderamen van de classicale vergadering in te lichten. Binnen de periode van twee maanden beslist het breed moderamen van de classicale vergadering of het besluit definitief wordt dan wel een andere beslissing nodig is. Het breed moderamen ziet toe op de uitoefening van deze bevoegdheid en kan de classispredikant dus zo nodig corrigeren in zijn uiteindelijke beslissing.
Zie ook:
Consulent
Hoe vinden we een consulent voor het beroepingswerk in onze gemeente?Wanneer er nog een andere predikant is verbonden aan de (wijk)gemeente dan vervult die doorgaans de rol van consulent.
Mocht dat niet het geval zijn, dank kunt u iedere (emeritus)predikant vragen om consulent van de gemeente te worden. U kunt ook de voorzitter van de werkgemeenschap van predikanten in uw regio vragen om advies.
Als het om een Lutherse gemeente gaat of een gemeente die uit het samengaan met een Lutherse gemeente is ontstaan dan kunt u overleggen met de president van de Evangelisch-Lutherse synode.
Vermijd in elk geval de aanstelling van een oud-predikant als consulent.
Vergoeding consulenten
Wanneer de consulent de werkzaamheden verricht in de werktijd van de gemeente waaraan hij
verbonden is, vergoedt de vacante gemeente de uren aan de gemeente van de consulent. Dit gebeurt door de kosten van de predikant, met name de bezettingsbijdrage aan de centrale kas
predikantstraktementen in rekening te brengen. Het gaat in dit geval om maximaal 12 uren per
maand. Daarnaast vergoedt de vacante gemeente de door de consulent gemaakte kosten voor onder meer het vervoer aan de consulent zelf.
Wanneer de consulent de werkzaamheden verricht binnen zijn eigen tijd, dan worden de uren vergoed volgens de regeling voor hulpdiensten.
Wordt verwacht dat de totale opdracht voor de werkzaamheden van de consulent minder dan 40 uren bedraagt, dan vergoedt de vacante gemeente aan de predikant zelf het uurtarief voor incidentele hulpdiensten, waarbij de uren voor het reizen naar en van de gemeente niet declarabel zijn.
Wordt verwacht dat de totale opdracht meer dan 40 uren bedraagt, dan sluit de gemeente met de consulent een opdracht tot het verrichten van structurele hulpdiensten. De verloning hiervan verloopt via de centrale kas predikantstraktementen, nadat de vacante gemeente de aanvang van de structurele hulpdiensten daar heeft gemeld. De predikant geniet het volledige pakket aan arbeidsvoorwaarden en de gemeente draagt aan de centrale kas de naar rato verhoogde
bezettingsbijdrage af.
Daarnaast vergoedt de vacante gemeente de gemaakte onkosten voor onder meer het vervoer in alle gevallen aan de consulent zelf.
Kerkordelijk is het uitgangspunt dat in een kerkenraad alle ambten aanwezig zijn. Wanneer de gemeente vacant is – en geen predikant heeft – dan behoort er een consulent te zijn. Die is er dus ook wanneer er niet direct gezocht wordt om een predikant te beroepen, maar gedacht wordt aan de aanstelling van een kerkelijk werker. Er is, kortom, altijd een predikant betrokken bij een gemeente. Hetzij als dienstdoend predikant verbonden aan de gemeente, hetzij als consulent. Ongeacht of er een kerkelijk werker is of niet.
In de kerkorde staan de taken van de consulent duidelijk omschreven in ordinanties 3-3-4 en 4-10-3.
De consulent begeleidt het beroepingswerk, bewaakt de procedure en heeft in vergaderingen van kerkenraad en moderamen een adviserende stem. De consulent is niet inhoudelijk betrokken bij de keuze van de kandidaat, maar ziet erop toe dat de procedure correct en netjes verloopt. Vragen als 'Hoe onderhoudt de beroepingscommissie de contacten met de kandidaten?' kunnen daarbij aan de orde zijn. Ook kan de consulent de beroepingscommissie desgewenst instrueren over wat wel en niet gangbaar, wenselijk en/of geoorloofd is in de procedure. Daarnaast is de consulent het eerste aanspreekpunt voor vragen die bij de beroepingscommissie opkomen.
In generale regeling 5, artikel 17 wordt een en ander nader geregeld.
Israël en Palestina
Ik ga op reis naar Israël/Palestina, welke (partner)organisaties kan ik bezoeken?De volgende organisaties staan open voor individuele bezoekers en reisgezelschappen. Neem hiervoor direct contact op met de desbetreffende organisatie.
Partnerorganisaties van de Protestantse Kerk:
Nes Ammim (bij Akko): Nes Ammim is een internationale leefgemeenschap in het noorden van Israël. Daarnaast is er een gemengd Joods-Arabisch dorp. Op het terrein van Nes Ammim worden gedurende het jaar allerlei dialoog- en verzoeningsactiviteiten georganiseerd. U kunt een lezing krijgen of een rondleiding over het terrein en er ook overnachten – er is een hotel op het terrein aanwezig. Voor meer informatie: http://nesammim.org/nl/
Sabeel (Oost-Jeruzalem): oecumenisch instituut voor Palestijnse bevrijdingstheologie, dat het bijbellezen onder gemeenteleden (met name ook jongeren en vrouwen) wil stimuleren in de lokale Palestijnse kerken. Elke donderdag om 12.00 uur organiseert Sabeel een communieviering waar buitenlanders van harte welkom zijn. Tijdens deze viering wordt er met elkaar uit de Bijbel gelezen en avondmaal gevierd. Aansluitend is er een lunch. U kunt Sabeel rondom deze viering, maar ook op een ander moment, bezoeken en een presentatie krijgen over het werk van het centrum. Voor meer informatie: https://sabeel.org/2016/02/29/visit-sabeel/
Mossawa (Haifa): Arabische mensenrechtenorganisatie in Israël die opkomt voor de rechten van minderheden (zowel Arabisch als Joods). Voor meer informatie: http://www.mossawa.org/en
Geen officiële partnerorganisaties van de Protestantse Kerk:
Tent of Nations (Bethlehem): Boerenbedrijf van de familie Nassar. Ondanks de moeilijke omstandigheden en voortdurende bedreiging van confiscatie van het land, zet de familie Nassar zich op een geweldloze en creatieve manier in onder het motto “Wij weigeren vijanden te zijn”. Voor meer informatie: https://www.tentofnations.nl/
Ecumenical Accompaniment Programme in Palestine and Israel (EAPPI): Dit is het oecumenische begeleidingsprogramma in Israël/Palestina van de Wereldraad van Kerken. De teams in de verschillende plaatsen kunnen groepen ontvangen en een presentatie geven waarin ze laten zien hoe gewone mensen in hun dagelijkse leven te maken hebben met het Israëlisch-Palestijnse conflict. Voor meer informatie: https://eappi.org/en/join/visit-1
De Protestantse Kerk faciliteert zelf geen vrijwilligerswerk in Israël en Palestina. Wel zijn er organisaties waarmee we samenwerken of in contact staan die regelmatig op zoek zijn naar vrijwilligers. Het gaat om de volgende organisaties:
- Nes Ammim (bij Akko): verschillende vacatures beschikbaar. Voor meer informatie: https://www.nesammim.nl/
- Tent of Nations (Bethlehem): mogelijkheden om voor korte en lange termijn mee te helpen als internationale vrijwilliger op het boerenbedrijf van de familie Nassar. Voor meer informatie: https://www.tentofnations.nl/
Ecumenical Accompaniment Programme in Palestine and Israel (EAPPI): Dit is het oecumenische begeleidingsprogramma in Israël/Palestina van de Wereldraad van Kerken. Vrijwilligers kunnen voor drie maanden als teamlid meedraaien in het programma. Contactpersoon voor Nederland: Kathinka Minzinga: kathinka.eappi@ziggo.nl. Voor meer informatie: https://eappi.org/en
Nee. ‘Als Protestantse Kerk kiezen we ervoor met beide kanten in gesprek te blijven, Joods en Palestijns’, vanuit de drie roepingen.
Dat kan niet verhinderen dat de Protestantse Kerk ter linker of ter rechterzijde wel als partij gezien kan worden. Er kan het verwijt zijn dat de Protestantse Kerk niet voldoende of juist te veel partij kiest voor Palestijnen en Palestijnse christenen. Of de nadruk op het belang van de joodse wortels van het christelijk geloof en de joods-christelijke verhoudingen kan de reactie oproepen dat de Protestantse Kerk kritiekloos het beleid van de Israëlische regering omarmt.
Men zou kunnen zeggen dat de landelijke kerk het dus nooit goed doet, maar dit kan weer naar te veel zelfbeklag klinken. Het is goed dat de landelijke kerk voortdurend wordt uitgedaagd om haar invalshoek en keuzes duidelijk(er) te maken. Van de mensen met kritiek kan verwacht worden dat zij de moeite nemen om te willen verstaan wat de Protestantse Kerk wil zeggen en wat niet. Dus geen partij in het conflict, wel verbondenheid met zowel Joden als Palestijnen die tot uitdrukking komt in het aangaan van partnerschappen, het verstevigen van de band met lokale kerken en de samenwerking met Joodse en Palestijnse organisaties.
Als Protestantse Kerk gebruiken we de term ‘Palestina’ om de Westelijke Jordaanoever en Gaza aan te duiden. Tegelijkertijd zijn we ons ervan bewust dat er ook andere benamingen bestaan. Een opsomming: Palestina, Palestijnse gebieden (bezet dan wel betwist), Heilige Land, Westelijke Jordaanoever (of de Engelse term Westbank) en Gaza. Geen enkele term is geheel neutraal.
De Protestantse Kerk kiest ervoor met beide kanten in gesprek te blijven, Joods en Palestijns. Dat is geen gemakkelijke positie, maar het is wel de positie die het beste bij de kerk past. Met beide groepen voelen we ons immers verbonden (zie vraag 1). Welke term kies je dan? Doorslaggevend hierin is het zelfverstaan van zowel Joden als Palestijnen. Voor de Palestijnse kerken en organisaties waarmee we samenwerken geldt dat zij de naam Palestina gebruiken. Vanuit onze oecumenische verbondenheid hanteren we dezelfde benaming. Om diezelfde reden gebruiken we ook consequent de naam ‘Israël’, een term die weer gevoelig ligt bij veel van onze partners in het Midden-Oosten. Daarmee spreken we ons uit voor het bestaansrecht van Israël, van cruciaal belang voor onze Joodse partners.
Tot slot kan nog het internationaal recht worden genoemd. De IP-nota ziet immers (volken)recht en in internationale verdragen omschreven mensenrechten als het primaire oriëntatiepunt voor de oplossing van het Israëlisch-Palestijns conflict. Op 29 november 2012 werd in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties Palestina de status van non-member observer state (‘waarnemend niet-lidstaat’) toegekend. Feitelijk kunnen de Verenigde Naties geen staten erkennen, dat doen alleen andere staten of regeringen, maar in de praktijk wordt VN-lidmaatschap beschouwd als een bevestiging dat een land een soevereine staat is. Tot dusver hebben ruim 130 landen in de wereld Palestina als staat erkend (Nederland niet).
Zeker. Dit staat verwoord in de drievoudige roeping van de Protestantse Kerk t.a.v. Israël en Palestina (zie vraag 1). De Palestijnse kerken zijn klein en kwetsbaar. Veel Palestijnse christenen vragen zich af of er nog wel een toekomst voor hen is in het Heilige Land. Het aantal christenen is de afgelopen eeuw drastisch afgenomen. Was in 1922, tijdens het Brits mandaat, nog 10% van de bevolking christen, nu is dat percentage gereduceerd tot 1,5%. Veel christenen, met name jongeren, besluiten te emigreren door de uitzichtloze situatie van het conflict en de slechte economische omstandigheden. De kerken krimpen en er is een ernstig tekort aan goede leiders. Genoeg reden tot zorg. Tegelijkertijd zijn er ook gewone mannen en vrouwen in de kerk die opstaan en gesterkt in hun geloof de kerk weer een plek van hoop laten zijn.
Daarbij willen we hen als Protestantse Kerk graag ondersteunen. Via Kerk in Actie worden projecten met lokale kerken en oecumenische organisaties ondersteund om lokale gelovigen toe te rusten. Daarbij richten wij ons op de gewone man, vrouw en jongere in de kerk. Wat hebben zij nodig om sterk in hun geloof te staan? Hoe kunnen zij met hun gemeente of parochie van betekenis zijn voor hun directe omgeving? Zo ondersteunen we als Protestantse Kerk projecten rond contextueel bijbellezen, jeugdwerk en diaconaat.
De Protestantse Kerk ondersteunt de boycot van Israël niet. Ook spreekt zij zich er niet tegen uit. Palestijnse kerken doen dat wel. In 2009 werd door verschillende Palestijnse kerkleiders het Kairos-document opgesteld en ondertekend. Het document vestigt de aandacht op het onrecht dat in hun ogen de Palestijnse bevolking wordt aangedaan. In dit document wordt ook gesproken over boycot als een mogelijkheid van geweldloos verzet tegen dit onrecht.
Met partners kun je van mening verschillen, dat is ook het geval in andere delen van de wereld. Ook met Joodse partners schuurt het. Dat is echter geen reden om een partnerrelatie te verbreken. De Protestantse Kerk legt geen eigen mening op. De Protestantse Kerk wil juist in gesprek blijven. Dat is geen gemakkelijke positie, maar het is wel de positie die het beste bij de kerk past. Daarin wordt vol overtuiging gekozen voor de inzet voor verzoening, gesprek en ontmoeting. De Protestantse Kerk spreekt zich krachtig uit tegen antisemitisme en voor het bestaansrecht van Israël, maar ook voor het recht van Palestijnen op menswaardig leven. Natuurlijk zijn er wel grenzen die in acht worden genomen. Zo werkt de Protestantse Kerk niet samen met kerken en organisaties die oproepen tot geweld.
Het is van belang scherp te houden waar je het over hebt wanneer je spreekt van een boycot. Gebruik je het in algemene termen of maak je onderscheid tussen verschillende vormen van boycot? Gaat het om een boycot van producten uit nederzettingen (ook Joodse organisaties spreken zich hier voor uit) of een wetenschappelijke of culturele boycot? Het laatste is zeer problematisch, omdat daarmee de gehele Israëlische bevolking wordt geschaad in een staat die op basis van internationaal recht is erkend. Het bestaansrecht van Israël staat niet ter discussie.
Tot slot respecteert de Protestantse Kerk de mening van leden van de Protestantse Kerk die in deze concrete zaak niet hetzelfde zeggen. Dat geweten spreekt bij hen die bezorgd zijn voor een verder isolement van Israël en het spreekt evenzeer bij hen die geraakt zijn door het appel van Palestijnse christenen. De kerk is de ruimte waarin gewetens zich kunnen uitspreken en waarin gezocht wordt Gods stem daarin te verstaan.
De Protestantse Kerk heeft verschillende en gelijkwaardige roepingen:
- De roeping om gestalte te geven aan de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël.
- De oecumenische roeping om eenheid, gemeenschap en samenwerking te zoeken met Palestijnse christenen.
- De diaconale roeping om op te komen voor vrede en gerechtigheid voor iedereen.
Het beleid van de Protestantse Kerk t.a.v. Israël/Palestina staat verwoord in de nota ‘Het Israëlisch-Palestijns conflict in de context van de Arabische wereld van het Midden-Oosten’, ook wel afgekort als IP-nota (2008) en wordt uitgevoerd door Kerk & Israël en Kerk in Actie. Beide afdelingen werken bij de uitvoering van dit beleid nauw en goed samen, met ieder een eigen invalshoek. Alledrie de roepingen gelden niet alleen voor Kerk en Israël en Kerk in Actie, maar voor de hele Protestantse Kerk. Het is goed om hier te benoemen dat de Protestantse Kerk een kerk is en geen belangengroepering, actiegroep, politieke partij of NGO (hoe belangrijk die allemaal zijn). De Protestantse Kerk heeft een eigen rol, waarbij zij geen partij kiest maar juist in gesprek wil blijven. De drie roepingen kunnen niet los van elkaar gezien worden, maar schuren ook geregeld tegen elkaar aan.
Kerkenraad en het bestuur van een gemeente
Hoe gaat de verkiezing van ambtsdragers?De kerkenraad legt in de plaatselijke regeling vast hoe de verkiezing van ambtsdragers plaatsvindt. In ordinantie 3-6-2 en 3-6-3 van de kerkorde staat de verkiezingsprocedure beschreven. Er zijn twee vormen van verkiezingsprocedure: de reguliere (ord. 3-6-2) en de verkiezingsprocedure door middel van dubbeltallen (ord. 3-6-3).
Zie https://www.protestantsekerk.nl/thema/kerkorde voor de meest actuele versie van de kerkorde en modellen voor de plaatselijke regeling.
Stap 1: De gemeente wordt uitgenodigd om per ambt aanbevelingen te doen.
Aan het begin van de verkiezingsprocedure wint de kerkenraad aanbevelingen in bij de gemeente. De kerkenraad geeft daarbij aan voor welke ambten personen worden gezocht. Een aantal aandachtspunten:
- Indien de zittende ambtsdrager herkiesbaar is stelt de gemeente het wellicht op prijs daarover geïnformeerd te worden. Als de gemeente tevreden is over het functioneren kan men ervoor kiezen naast deze kandidaat geen aanbevelingen te doen.
- De ouderlingen-kerkrentmeester bekleden strikt genomen geen apart ambt (ze behoren volgens art. V-1 en 3 tot de ouderlingen). Toch is het gebruikelijk dat zij als zodanig worden verkozen. Het gaat nu eenmaal om een specifieke taak die om specifieke gaven en deskundigheden vraagt. De kerkenraad bepaalt de verkiezingslijst, het college van kerkrentmeesters kan –uiteraard- aanbevelingen doen.
- Het is niet noodzakelijk om de gemeente een lijst van verkiesbare personen te sturen, maar het mag wel (hoewel men zich wel rekenschap van de privacywetgeving moet geven). Het is in ieder geval aan te bevelen de gemeente te wijzen op welke categorieën van personen in aanmerking komen voor verkiezing. Belijdende leden van de (wijk)gemeente behoren daar in ieder geval toe, maar bijvoorbeeld ten aanzien van vrienden en gastleden kan de gemeente in haar plaatselijke regeling de verkiesbaarheid vastleggen. Doopleden kunnen worden verkozen, indien de kerkenraad bij het specifieke dooplid van mening is dat deze persoon (bij aanvaarding van het ambt) onder de belijdende leden kan worden geschaard. Het dooplid legt tijdens de bevestigingsdienst, voorafgaand aan de bevestiging in het ambt, de openbare belijdenis af. Dit gebeurt door de kandidaat-ambtsdrager de vraag te laten beantwoorden of deze de geloofsbelijdenis onderschrijft.
- De aanbevelingen worden schriftelijk en ondertekend ingediend bij de kerkenraad. Hoewel digitale aanbevelingen niet zijn verboden, zijn aanbevelingen via de digitale weg wel lastiger te duiden omdat de persoonlijke ondertekening vaak ontbreekt. Een foto of scan van een ondertekend formulier is wel mogelijk.
Stap 2: Het opstellen van de kieslijst.
Na het inwinnen van de aanbevelingen gaat de kerkenraad over tot de kandidaatstelling (ord. 3-6-2). Daarbij geldt:
a) De kerkenraad is verplicht personen, die door meer dan 10 gemeenteleden zijn aanbevolen, kandidaat te stellen.
b) Daarnaast kan de kerkenraad andere personen (met minder dan 10 aanbevelingen en eigen kandidaten van de kerkenraad) kandidaat stellen.
Het is denkbaar dat de kerkenraad ongelukkig is met de personen die zij verplicht op de kieslijst moet plaatsen. Bijvoorbeeld omdat zij (en de gemeenteleden niet) op de hoogte is van tuchtwaardig gedrag. Het is niet de bevoegdheid van de kerkenraad de persoon van de kieslijst af te halen. Wel kan de kerkenraad in gesprek met de kandidaat over de wenselijkheid van het aanvaarden van het ambt. Mochten partijen het erover eens zijn dat aanvaarding van een eventuele verkiezing van de desbetreffende persoon wellicht niet gewenst is, dan kan iemand bijvoorbeeld op de verkiezingsbijeenkomst aangeven dat hij/zij niet voornemens is zijn/haar verkiezing te aanvaarden.
Stap 3: De verkiezing (tenzij ….)
Na het opstellen van de kieslijst organiseert de kerkenraad de verkiezingen.
Als er niet meer kandidaten zijn dan vacatures, hoeft er geen verkiezing plaats te vinden. De kerkenraad mag in die gevallen de kandidaten verkozen verklaren.
Als er wel verkiezingen worden gehouden geldt het volgende:
- Men kan kiezen voor een stembusverkiezing of verkiezing op een gemeenteavond. Stemmen over personen geschiedt schriftelijk (ord. 4-5-3). Wellicht staat in de plaatselijke regeling beschreven op wat voor een manier de verkiezingen worden gehouden. In elk geval moet worden gewaarborgd dat elk stemgerechtigd lid maar één keer mag stemmen.
- Als dat in de plaatselijke regeling is vastgelegd, mogen gemeenteleden - bij ambtsdragersverkiezingen door de gemeente - wel gebruikmaken van volmachten. Een persoon mag maximaal 2 volmachten hebben. (ord. 3-2)
- Blanco stemmen tellen niet mee.
- De standaard-verkiezingsregeling is:
a) Indien er meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, zijn van hen verkozen:
- diegenen op wie de meeste stemmen zijn uitgebracht en
- die de meerderheid van de uitgebrachte stemmen hebben behaald.
b) Heeft geen van de kandidaten een meerderheid heeft behaald? Dan vindt een herstemming plaats tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen behaalden.
c) Staken de stemmen? Dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen dan weer? Dan beslist het lot.
Stap 4: Aanvaarding/bedanken
Na zijn verkiezing moet een kandidaat binnen een week nadat hij/zij weet dat hij/zij is verkozen laten weten of hij/zij de verkiezing aanvaardt.
Wat als de verkozen kandidaat-ambtsdrager voor zijn benoeming bedankt? Er blijft op die manier een vacature. Moet de kerkenraad dan weer ‘helemaal opnieuw beginnen’ – dus aanbevelingen vragen, een kandidatenlijst opstellen en een verkiezing beleggen? Of mag de kerkenraad dan ‘gewoon een ander benoemen’? Het zal ervan afhangen. We noemen ter bepaling van de gedachten enkele mogelijkheden: a) Tijdens de verkiezingen volgens het gewone systeem was er een kandidaat (A) die op zich ook de meerderheid had, maar afviel, omdat de andere kandidaat (B) meer stemmen had. Als B dan bedankt is het mogelijk om alsnog A verkozen te verklaren. A had immers ook een meerderheid. b) Als in hetzelfde voorbeeld ook C kandidaat was, maar C geen meerderheid had, kan C niet alsnog benoemd worden. Daarvoor kreeg hij onvoldoende draagvlak. c) Als er nog voldoende ‘ongebruikte’ aanbevelingen zijn kan de kerkenraad daarmee nogmaals een verkiezing beleggen. d) Als er geen ‘ongebruikte’ aanbevelingen meer zijn, maar de gemeente wel animo heeft getoond door aanbevelingen te doen, zal de kerkenraad opnieuw aanbevelingen moeten vragen (en vervolgens verkiezingen beleggen). e) Als de gemeente eerder ook al geen aanbevelingen deed kan de kerkenraad zelf voorzien. |
Stap 5: Bezwaren
Ord. 3-6-7 spreekt over de bekendmaking van de namen. Na die bekendmaking is het mogelijk om bezwaren in te dienen. Het gaat daarbij om de bekendmaking van degenen, die hun verkiezing hebben aanvaard. Bezwaar is dus niet mogelijk vóór aanvaarding of bekendmaking.
Bezwaren tegen gekozen ambtsdragers kunnen de verkiezingsprocedure betreffen, of de persoon van de betrokkene. Deze laatste worden ook wel genoemd ‘bezwaren tegen leer en leven’. Bezwaren dienen uiterlijk vijf dagen na de bekendmaking schriftelijk en ondertekend bij de kerkenraad te worden ingediend. Bij herverkiezing is alleen bezwaar tegen de procedure mogelijk, niet tegen ‘leer en leven’ van de betreffende ambtsdrager.
Het bezwaarschrift moet binnen veertien dagen doorgezonden worden, tenzij de kerkenraad het bezwaar weet weg te nemen. Dit betekent dat de kerkenraad tot de dertiende dag mag wachten met doorzenden (er wordt niet gesproken over ‘onverwijlde’ doorzending). In die periode mag de kerkenraad proberen bezwaarde te overtuigen.
Indien bezwaarde de klacht intrekt –en daartoe is opnieuw een schriftelijk stuk nodig (een briefje aan de kerkenraad)- is er geen klacht meer en hoeft er niets meer doorgezonden te worden. Indien bezwaarde niet intrekt, zal de kerkenraad uiterlijk op de dertiende dag het bezwaarschrift moeten doorzenden.
Als de kerkenraad het bezwaarschrift al eerder heeft doorgestuurd – om wat voor reden dan ook- zal het bericht, dat bezwaarde het bezwaarschrift intrekt ook aan het regionaal college (bezwaren en geschillen c.q. opzicht) kenbaar gemaakt moeten worden door middel van een schriftelijk bericht van bezwaarde.
Anders dan bij andere bezwaren, schort het bezwaar van 3-6-7 de ambtsdragerprocedure op. Men kan dus niet lopende het bezwaar de kandidaat bevestigen of verbinden.
Stap 6: Bevestiging/verbintenis
De ordinantietekst (ord. 3-6-9) maakt onderscheid tussen personen, die voor de eerste maal tot ambtsdrager zijn verkozen en personen, die aansluitend zijn herkozen.
De eersten worden bevestigd als ambtsdrager, dit kan onder handoplegging geschieden; voor de laatsten geldt de term ‘verbintenis’.
In het Dienstboek wordt - in het formulier voor de bevestiging van ambtsdragers - over de laatsten gesproken als over ambtsdragers die hun dienst voortzetten of hervatten, en die reeds ‘eenmaal in het ambt in deze gemeente zijn bevestigd’. Zij krijgen na hun gelofte een handdruk.
Gemeenten en diaconieën hebben rechtspersoonlijkheid. De voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters en de voorzitter en secretaris van de diaconie vertegenwoordigen de respectievelijke colleges. In sommige gevallen vragen banken (bijvoorbeeld bij het openen of wijzigen van een rekening) om een verklaring van rechtspersoonlijkheid.
U kunt deze verklaring van rechtspersoonlijkheid aanvragen via info@protestantsekerk.nl of (030) 880 1880. U kunt als gemeente of diaconie zelf aan de bank doorgeven wie het college vertegenwoordigt (namen van voorzitter en secretaris); u kunt dit doen door de notulen waarin de benoeming van de voorzitter en secretaris zijn vastgelegd naar de bank toe te sturen.
Zie ook:
Stap 1: De gemeente wordt uitgenodigd om per ambt aanbevelingen te doen.
Aan het begin van de verkiezingsprocedure wint de kerkenraad aanbevelingen in bij de gemeente. De kerkenraad geeft daarbij aan voor welke vacatures (vacature broeder X) personen worden gezocht. Een aantal aandachtspunten:
- Indien de zittende ambtsdrager herkiesbaar is stelt de gemeente het wellicht op prijs daarover geïnformeerd te worden. Als de gemeente tevreden is over het functioneren kan men ervoor kiezen naast deze kandidaat geen aanbevelingen te doen.
- De ouderlingen-kerkrentmeester bekleden strikt genomen geen apart ambt (ze behoren volgens art. V-1 en 3 tot de ouderlingen). Toch is het gebruikelijk dat zij als zodanig worden verkozen. Het gaat nu eenmaal om een specifieke taak die om specifieke gaven en deskundigheden vraagt. De kerkenraad bepaalt de verkiezingslijst, het college van kerkrentmeesters kan –uiteraard- aanbevelingen doen.
- Het is niet noodzakelijk om de gemeente een lijst van verkiesbare personen te sturen, maar het mag wel (hoewel men zich wel rekenschap van de privacywetgeving moet geven). Het is in ieder geval aan te bevelen de gemeente te wijzen op welke categorieën van personen in aanmerking komen voor verkiezing. Belijdende leden van de (wijk)gemeente behoren daar in ieder geval toe, maar bijvoorbeeld ten aanzien van vrienden en gastleden kan de gemeente in haar plaatselijke regeling de verkiesbaarheid vastleggen. Doopleden kunnen worden verkozen, indien de kerkenraad bij het specifieke dooplid van mening is dat deze persoon (bij aanvaarding van het ambt) onder de belijdende leden kan worden geschaard. Het dooplid zal door het ambt te aanvaarden daarmee een soort van belijdenis afleggen.
Stap 2: Het opstellen van de kieslijst/dubbeltallen
Bij het dubbeltalsysteem geldt, dat de kerkenraad nooit verplicht is een door de gemeente aanbevolen kandidaat op de kieslijst te plaatsen (op het dubbeltal te stellen).
Als de gemeente vijf aanbevelingen voor een persoon doet, dan is de kerkenraad verplicht is een dubbeltal te stellen. De kerkenraad is echter vrij te bepalen welke personen op het dubbeltal worden gezet.
Stap 3: De verkiezing (tenzij ….)
Na het opstellen van de kieslijst/dubbeltallen organiseert de kerkenraad de verkiezingen.
Als er niet meer dan vijf aanbevelingen vanuit de gemeente zijn binnengekomen, dan is de kerkenraad niet verplicht een dubbeltal te stellen. De kerkenraad mag in die gevallen de kandidaten verkozen verklaren.
Als er wel verkiezingen worden gehouden geldt het volgende:
- Men kan kiezen voor een stembusverkiezing of verkiezing op een gemeenteavond. Stemmen over personen geschiedt schriftelijk (ord. 4-5-3). Wellicht staat in de plaatselijke regeling beschreven op wat voor een manier de verkiezingen worden gehouden. In elk geval moet worden gewaarborgd dat elk stemgerechtigd lid maar één keer mag stemmen.
- Als dat in de plaatselijke regeling is vastgelegd, mogen gemeenteleden - bij ambtsdragersverkiezingen door de gemeente - wel gebruikmaken van volmachten. Een persoon mag maximaal 2 volmachten hebben. (ord. 3-2)
- Blanco stemmen tellen niet mee.
- De standaard-verkiezingsregeling is:
a) Indien er meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, zijn van hen verkozen:
- diegenen op wie de meeste stemmen zijn uitgebracht en
- die de meerderheid van de uitgebrachte stemmen hebben behaald.
b) Heeft geen van de kandidaten een meerderheid heeft behaald? Dan vindt een herstemming plaats tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen behaalden.
c) Staken de stemmen? Dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen dan weer? Dan beslist het lot.
Stap 4: Aanvaarding/bedanken
Na zijn verkiezing moet een kandidaat binnen een week nadat hij/zij weet dat hij/zij is verkozen laten weten of hij/zij de verkiezing aanvaardt.
Wat als de verkozen kandidaat-ambtsdrager voor zijn benoeming bedankt? Er blijft op die manier een vacature. Moet de kerkenraad dan weer ‘helemaal opnieuw beginnen’ – dus aanbevelingen vragen, een kandidatenlijst opstellen en een verkiezing beleggen? Of mag de kerkenraad dan ‘gewoon een ander benoemen’? Het zal ervan afhangen. We noemen ter bepaling van de gedachten enkele mogelijkheden: a) Als er nog voldoende ‘ongebruikte’ aanbevelingen zijn kan de kerkenraad daarmee nogmaals een verkiezing beleggen. b) Als er geen ‘ongebruikte’ aanbevelingen meer zijn, maar de gemeente wel animo heeft getoond door aanbevelingen te doen, zal de kerkenraad opnieuw aanbevelingen moeten vragen (en vervolgens verkiezingen beleggen). c) Als de gemeente eerder ook al geen aanbevelingen deed kan de kerkenraad zelf voorzien. |
Stap 5: Bezwaren
Ord. 3-6-7 spreekt over de bekendmaking van de namen. Na die bekendmaking is het mogelijk om bezwaren in te dienen. Het gaat daarbij om de bekendmaking van degenen, die hun verkiezing hebben aanvaard. Bezwaar is dus niet mogelijk vóór aanvaarding of bekendmaking.
Bezwaren tegen gekozen ambtsdragers kunnen de verkiezingsprocedure betreffen, of de persoon van de betrokkene. Deze laatste worden ook wel genoemd ‘bezwaren tegen leer en leven’. Bezwaren dienen uiterlijk vijf dagen na de bekendmaking schriftelijk en ondertekend bij de kerkenraad te worden ingediend.
Het bezwaarschrift moet binnen veertien dagen doorgezonden worden, tenzij de kerkenraad het bezwaar weet weg te nemen. Dit betekent dat de kerkenraad tot de dertiende dag mag wachten met doorzenden (er wordt niet gesproken over ‘onverwijlde’ doorzending). In die periode mag de kerkenraad proberen bezwaarde te overtuigen.
Indien bezwaarde de klacht intrekt –en daartoe is opnieuw een schriftelijk stuk nodig (een briefje aan de kerkenraad)- is er geen klacht meer en hoeft er niets meer doorgezonden te worden.
Indien bezwaarde niet intrekt zal de kerkenraad uiterlijk op de dertiende dag het bezwaarschrift moeten doorzenden.
Als de kerkenraad het bezwaarschrift al eerder heeft doorgestuurd – om wat voor reden dan ook- zal het bericht, dat bezwaarde het bezwaarschrift intrekt ook aan het regionaal college (bezwaren en geschillen c.q. opzicht) kenbaar gemaakt moeten worden door middel van een schriftelijk bericht van bezwaarde.
Anders dan bij andere bezwaren, schort het bezwaar van 3-6-7 de ambtsdragerprocedure op. Men kan dus niet lopende het bezwaar de kandidaat bevestigen of verbinden.
Stap 6: Bevestiging/verbintenis
De ordinantietekst (ord. 3-6-9) maakt onderscheid tussen personen, die voor de eerste maal tot ambtsdrager zijn verkozen en personen, die aansluitend zijn herkozen. De eersten worden bevestigd als ambtsdrager, dit kan onder handoplegging geschieden; voor de laatsten geldt de term ‘verbintenis’.
In het Dienstboek wordt -in het formulier voor de bevestiging van ambtsdragers- over de laatsten gesproken als over ambtsdragers die hun dienst voortzetten of hervatten, en die reeds ‘eenmaal in het ambt in deze gemeente zijn bevestigd’. Zij krijgen na hun gelofte een handdruk.
Diaconaal-rentmeesters zijn leden van het college van diakenen die geen ambtsdrager zijn. De diaconaal-rentmeesters worden door de kerkenraad benoemd uit degenen die tot de gemeenschap van de gemeente behoren. Diaconaal-rentmeesters kunnen dus (doop- en belijdende) leden, gastleden of vrienden zijn.
De namen voor diaconaal-rentmeesters worden voorgedragen aan de gemeente om haar goedkeuring te verkrijgen.
Diaconaal-rentmeesters kunnen in de gemeente niet tegelijkertijd een ambt dragen en kunnen evenmin tegelijkertijd kerkrentmeester en diaconaal-rentmeester zijn.
Iemand mag maximaal 12 jaar aaneengesloten ambtsdrager zijn. Een ambtsdrager wordt benoemd voor een termijn van ten minste 2 jaar. Normaal duurt een ambtsperiode 4 jaar. Bij herverkiezing na de eerste periode is een ambtsdrager direct herkiesbaar voor een periode tussen de twee en vier jaar, totdat iemand 12 jaar aaneengesloten ambtsdrager is geweest. Nadat iemand 11 maanden geen ambtsdrager is geweest in een gemeente (de ambtsvrije periode), start de termijn opnieuw.
De regels voor de ambtstermijn zijn opgenomen om te voorkomen dat de gemeente telkens maar dezelfde leiding heeft en om de ambtsdragers die een taak hebben gedaan ook de ruimte te geven hun taak weer af te leggen. Indien het niet lukt nieuwe ambtsdragers te vinden en de ambtstermijnen (dreigen) te worden overschreden, is het advies om contact op te nemen met de classis om met elkaar te zoeken naar een oplossing.
Er zijn twee bijzondere situaties:
1. de ambtsdrager is afgevaardigd naar de classis en/of synode
Als een ambtsdrager is afgevaardigd in een meerdere vergadering (naar de classis en/of synode), dan mag de termijn van de ambtsdrager worden verlengd tot het einde van de termijn waarin de ambtsdrager bij de meerdere vergadering is benoemd.
2. als er geen opvolger is
Als in een gemeente het niet mogelijk is een vervanger voor de ambtsdrager te vinden, maar de ambtsdrager al aan de maximale termijn van 12 jaar zit, mag de ambtsdrager nog maximaal 6 maanden na het verloop van de termijn zitting blijven houden in de kerkenraad. De ambtsvrije periode van 11 maanden begint te lopen bij het formele aflopen van de termijn. Dat betekent dus dat na de 6 extra maanden omdat er geen vervanging is, de (afscheidnemende) ambtsdrager nog 5 maanden ambtsvrije periode heeft te gaan voordat de persoon weer benoemd/verkozen kan worden.
Kerkdiensten en andere bijzondere momenten
Hoe kan ik een interreligieus huwelijk inzegenen?Als dominee van de Protestantse Kerk heb je veel vrijheid om een interreligieus huwelijk in te zegenen wanneer aan deze drie voorwaarden is voldaan:
- elk huwelijk moet eerst worden voltrokken bij de burgerlijke stand
- tenminste één partner van het bruidspaar moet lid zijn van de Protestantse Kerk
- de plaatselijke kerkenraad moet instemmen met het huwelijk.
Als je een positief antwoord van de kerkenraad hebt gekregen, kun je samen met het bruidspaar een imam, familieleden en vrienden van het paar uitnodigen om aan de ceremonie deel te nemen.
Wat betreft de procedure van de ceremonie zijn er verschillende mogelijkheden:
- Een ceremonie waarbij je het hoofdgebed of de zegen uitspreekt en waarbij anderen aan de ceremonie bijdragen door aanvullende gebeden uit te spreken, religieuze teksten voor te lezen en/of muziek te maken.
- Jij en de imam hebben dezelfde verantwoordelijkheid. Jullie zegenen samen het bruidspaar en bidden voor hen.
- Het bruidspaar kan de wens hebben dat de ceremonie alleen christelijk is. In dat geval kan het waardevol zijn om inclusief taalgebruik te hanteren, dat hieronder wordt toegelicht.
Huwelijksliturgie
Het Dienstboek van de Protestantse Kerk (pag. 861-2) stelt enkele gebeden en procedures voor die je kunt volgen voor een interreligieuze huwelijksceremonie. Verder is aan te raden het bruidspaar naar hun specifieke wensen te vragen en, indien nodig, een compromis te vinden tussen jouw eigen ideeën en die van het bruidspaar. Het kan zijn dat je je vanwege je persoonlijke geloofsovertuiging niet op je gemak voelt bij het inzegenen van een interreligieus huwelijk. Maak je bezorgdheid dan in een open gesprek aan het echtpaar kenbaar. Misschien kun je hen doorverwijzen naar een andere dominee.
Inclusief taalgebruik
Een manier om ervoor te zorgen dat iedereen zich aangesproken voelt in de interreligieuze huwelijksceremonie is het gebruik van inclusief taalgebruik. Wanneer je verwijst naar overtuigingen die specifiek christelijk zijn, kun je ze als zodanig voorstellen. Zo zou je kunnen zeggen: "Jezus, die wij christenen als onze redder beschouwen ...", of kunnen verwijzen naar de Heilige Drie-eenheid met de uitleg: "... zoals wij christenen geloven ...". Dergelijke opmerkingen laten je publiek zien dat je je bewust bent van de religieuze verschillen tussen de bruiloftsgasten, en dat je hen allen met hun verschillende geloofsovertuigingen accepteert en waardeert.
Voor koppels waarvan de een protestant is en de ander moslim is er een paper over interreligieuze huwelijken.
Elke gemeente heeft mensen met een beperking, zoals doven en slechthorenden, blinden en slechtzienden, mensen in een rolstoel, mensen met een verstandelijke beperking. Wat kan de kerkelijke gemeente doen zodat zij goed kunnen participeren? De Interkerkelijke Commissie Integratie Gehandicapten heeft tips.
Zichtbare drempels
Dove mensen zijn vooral geholpen wanneer gedacht wordt aan:
- een plaats in de kerk waarvandaan zij de voorganger goed kunnen zien
- een liturgisch centrum waar de voorganger goed te zien is tegen een rustige achtergrond
- een voorganger die niet schuilgaat achter een microfoon of een lampje en van wie de mimiek van de mond goed zichtbaar is
- een voorganger die niet te snel spreekt
- de tekst van de liturgie en de preek in grote lijnen op papier
- de preek in korte zinnen uitgesproken
- iemand die voor hen de regels van de liederen aanwijst
- een doventolk
- audio-visuele middelen.
Slechthorenden zijn bovendien geholpen wanneer gedacht wordt aan:
- een goedgekeurde ringleiding
- een juiste stemsterkte, waarbij de voorganger het stemgeluid matigt in volume en retorische zinswendingen (nooit te hard, dan slaat het gehoorapparaat dicht).
Mensen met een rolstoel of rollator zijn gediend bij:
- voldoende parkeerplek dicht bij de kerk (ook een zorg voor de burgerlijke gemeente)
- een hellingbaan, zowel bij de ingang als bij een verhoogd liturgisch centrum
- geen drempels in het kerkgebouw
- brede gangen
- een aangepast toilet / een rolstoeltoilet
- voldoende ruimte om de rollator of rolstoel neer te zetten in de kerk.
Mensen met rugklachten zijn geholpen met:
- enkele comfortabele stoelen in de kerk, bij voorkeur verspreid neergezet zodat er niet een apart vak komt voor mensen met beperkingen
- een plek met een standaard waarop het liedboek of de Bijbel neergelegd kan worden.
Blinden zijn geholpen met:
- een obstakelvrije looproute, met ribbeltegels gemarkeerd
- opgave van de liederen een dag van tevoren, zodat zij de brailletekst mee kunnen nemen (een compleet brailleliedboek is een te grote vracht papier)
- begeleiding bij het aangaan in de dienst van Woord en tafel.
Slechtzienden kunnen beter participeren wanneer er:
- liedboeken met grote letters aanwezig zijn
- liedteksten en liturgieën in een extra groot lettertype geprint worden.
Mensen met dyslexie zijn erbij gebaat wanneer er gedacht wordt aan:
- bondige teksten in een groot lettertype, eventueel met ondersteunende illustraties
- een tekst die uitdaagt om verder te lezen, die nieuwsgierig maakt
- voldoende tijd om teksten te lezen; voorkom situaties waarin korte leespauzes worden gebruikt om nieuwe schriftelijke informatie te verstrekken; neem anders de tekst hardop lezend helemaal met elkaar door
- een heldere structuur, één ding tegelijk.
Mensen met verstandelijke beperkingen kunnen de dienst beter volgen wanneer gedacht wordt aan:
- de volgorde van de dienst met pictogrammen aangeduid
- een heldere lijn in de preek
- een preek die geen betoog is dat informatie verschaft maar die met hen het heil communiceert
- de preek en de liturgie die worden verduidelijkt met voorwerpen of zichtbare handelingen
- een actieve rol die hun betrokkenheid bij de dienst vergroot.
Mensen die beperkt worden doordat zij moeite hebben met een volle kerkruimte, die stoelgangprobleem hebben of die niet lang stil kunnen zitten, zijn geholpen met een ruimte naast de kerkzaal waar zij de dienst kunnen volgen op een scherm.
Onzichtbare drempels
Naast zichtbare drempels die deelname bemoeilijken, ervaren mensen met beperkingen soms onzichtbare drempels die meer inhoudelijk van aard zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om de uitleg van bijbelteksten of om mogelijke implicaties van dingen die in een preek worden gezegd. Wordt in teksten of liederen een eenzijdig beeld geschetst waarbij de mens zonder beperkingen de norm is? Wat moet een dove met de liedtekst ‘Wie oren om te horen heeft?’
Kerk is niet beperkt tot de eredienst. Drempels worden ook ervaren in:
- het pastorale contact (word je gehoord en begrepen, word je serieus genomen)
- de bijbelkring of gesprekskring
- groothuisbezoek.
Het is belangrijk dat de gemeente haar leden kent (met of zonder beperkingen) en positief meeleeft, zonder dat mensen met beperkingen zich gestigmatiseerd voelen. Het is belangrijk om regelmatig het leven met beperkingen in voorbeden te benoemen, maar breid de voorbeden dan uit tot alle betrokkenen, en waak ervoor om in de formulering mensen tot object van zieligheid te maken. Verwacht mag worden dat mensen met beperkingen zelf ook stappen zetten in de richting van de gemeente door aan te geven dat zij mee willen doen. Vaak kunnen mensen met beperkingen aan anderen leren hoe zij om kunnen gaan met die beperkingen.
In de kerkorde zijn verschillende regels opgenomen over het avondmaal met betrekking tot wanneer het gevierd wordt, door wie het avondmaal wordt geleid en wie er aan het avondmaal mogen. Deze regels staan in artikel IX van de kerkorde en in ordinantie 7.
In de Protestantse Kerk in Nederland mogen de volgende personen in principe aan het avondmaal:
- de belijdende leden van de gemeente;
- de doopleden van de gemeente (indien de kerkenraad, na beraad in de gemeente hiertoe heeft besloten);
- de belijdende (en indien dat voor de eigen gemeenteleden ook zo is, doop-)leden van andere gemeenten uit de Protestantse Kerk (en/of geassocieerde kerken);
- de leden van andere kerken, voor zover zij in hun eigen kerk ook aan het avondmaal gaan.
Anderen die in een gemeente aan het avondmaal willen, spreken hierover vooraf met de kerkenraad. De kerkenraad zal dan van geval tot geval, met oog voor bijzondere persoonlijke omstandigheden en op grond van pastorale overwegingen een beslissing nemen. (Zie CCBG Zuid-Holland 2019-222 en Prof. Dr J. Muis in ‘De maaltijd van de Heer.)
In de regel moeten er één of meer ambtsdragers naast de predikant aanwezig zijn bij een kerkdienst. De kerkorde stelt dat in de ‘ambtelijke aanwezigheid van kerkenraadsleden tijdens de kerkdiensten (…) de verantwoordelijkheid van de kerkenraad tot uitdrukking komt’ (ord. 5-1-5) en stelt dat de ambtelijke tegenwoordigheid in kerkdiensten behoort tot het dienstwerk van de ouderlingen (ord. 3-10–1) en diakenen (ord. 3-11-1).
Hoewel de kerkordetekst in meervoud is opgesteld, kan daar waar de nood daartoe is met één andere ambtsdrager naast de predikant worden volstaan. Het maakt daarbij niet uit of dit een ouderling of diaken is. Hetzelfde geldt voor bijzondere diensten, zoals rouw-en trouwdiensten. In beginsel is er tenminste één ambtsdrager naast de predikant aanwezig.
Als het onverhoopt niet mogelijk is dat er een ambtelijke vertegenwoordiging aanwezig is, dan is dat geen reden om de eredienst niet te laten doorgaan. Zelfs als – bijvoorbeeld door overmacht – helemaal geen ambtsdrager aanwezig is, is dat geen reden de dienst niet te laten doorgaan.
Leden en lidmaatschap van de kerk en gemeente
Hoe word je lid van de Protestantse Kerk?De manier waarop je lid kunt worden, hangt af van jouw persoonlijke situatie. Hieronder vind je de meest voorkomende scenario’s, maar onthoud: elke situatie is uniek en kan maatwerk vereisen.
Situatie 1: Doop en lidmaatschap
Wanneer een kind of volwassene wordt gedoopt, is diegene automatisch lid van de gemeente. Als je als volwassene gelooft, maar nog niet gedoopt bent, kun je een gesprek aanvragen bij de kerkenraad of predikant. Samen bespreken jullie een leerweg, de ‘belijdeniscatechisatie’, die je voorbereidt op de geloofsbelijdenis en je doop tijdens een kerkdienst.
Situatie 2: Verhuizing
Verhuis je naar een nieuwe woonplaats en was je al lid van een gemeente binnen de Protestantse Kerk in Nederland? Geweldig! Je wordt automatisch lid van de nieuwe gemeente. Dit gebeurt wanneer je je inschrijft bij de nieuwe burgerlijke gemeente; dan gaat er een signaal naar de kerkelijke ledenadministratie. Wil je het zeker weten? Dan kun je ook zelf je verhuizing doorgeven aan zowel je oude als nieuwe gemeente!
Situatie 3: Overstappen van een andere christelijke kerk
Ben je gedoopt en lid van een andere christelijke kerk? Dan moet jezelf actie ondernemen. Dien een gemotiveerd verzoek in bij de scriba (secretaris) van de gemeente waar je lid van wilt worden. Zodra de kerkenraad instemt, zorgen zij voor je inschrijving. Wil je het liever persoonlijk bespreken? Maak een afspraak met iemand van de kerkenraad, zoals de predikant.
Zoek je contactgegevens van lokale gemeenten? Gebruik de kerkzoeker om eenvoudig de contactinformatie van het kerkelijk bureau of de scriba van de gemeente te vinden.
Gastleden zijn leden van een ander kerkgenootschap, die naast het lidmaatschap bij dat kerkgenootschap, ook (gast)lid zijn van een gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland. Gastlidmaatschap wordt door de kerkenraad verleend nadat zij een gesprek heeft gehad met de betrokkene en zich heeft verstaan met de eigen gemeente van de betrokkene. Binnen 30 dagen na verlening van het gastlidmaatschap kunnen leden van de gemeente tegen dat besluit bezwaar maken.
Gastlid kan men alleen onder bepaalde omstandigheden worden. Deze zijn geregeld in ord. 2-2-1 en gr. 3 (gastlidmaatschap).
Om in aanmerking te komen gastlid te worden dient men afkomstig te zijn uit een van de volgende kerkgenootschappen:
- de Bond van Vrije Evangelische gemeenten;
- de Gereja Kristen Indonesia Nederland;
- de Presbyterian Church of Ghana;
- de Evangelische Broedergemeente;
- de Remonstrantse Broederschap;
- het Genootschap van Vrienden (de Quakers);
- de Christelijke Gereformeerde Kerken;
- de Gereformeerde Gemeenten;
- de (Vrijgemaakt) Gereformeerde Kerken;
- de Unie van Baptisten-gemeenten;
- een van de lidkerken van de Raad van Kerken in Nederland;
- de partnerkerk(en) in een oecumenische gemeente.
Daarnaast dient men op een zodanige afstand wonen van hun eigen kerk dat geregelde deelname aan de eredienst en aan het kerkelijk leven daar voor hen niet wel mogelijk is en/of door huwelijk of een andere levensverbintenis met een lid van de betrokken gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland verbonden zijn. Deze voorwaarden gelden niet voor doopleden van:
- de Evangelische Broedergemeente;
- de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten;
- de Remonstrantse Broederschap;
- het Genootschap van Vrienden (de zgn. Quakers).
Die doopleden kunnen zonder meer gastlid worden.
Wie er lid zijn van de kerk/een gemeente is afhankelijk van de situatie. De kerkorde kent verschillende vormen van ‘lidmaatschap’ van de kerk. De kerkorde kent als leden ‘doopleden’ en ‘belijdende leden’. ‘Gastleden’ zijn lid van een ander kerkgenootschap en kunnen onder voorwaarden meeleven in de gemeente als ware zij ‘gewone’ leden. Daarnaast kent de kerkorde nog enkele andere vormen van verbondenheid met de kerk, namelijk: niet-gedoopte kinderen van doopleden en vrienden.
Het lidmaatschap is verbonden aan een plaatselijke gemeente. Iemand kan niet lid worden van de landelijke kerk alleen. Iemand is lid van de landelijke kerk omdat men lid is van een gemeente. Alleen in uitzonderlijke gevallen, als bijvoorbeeld de gemeente waarvan iemand lid was is opgeheven, kan men lid zijn van de landelijke kerk zonder lid te zijn van een plaatselijke gemeente.
Lichter kerk-zijn
Wat is er nodig om missionaire (wijk)gemeente te worden?Hiervoor hebben we een stappenplan gemaakt. Het stappenplan kun je downloaden door op de knop hieronder te klikken.
De synode heeft in 2019 besloten dat pioniersplekken kerngemeente kunnen worden. Daarvoor is een beleidskader vastgesteld. In 2024 wordt dit geëvalueerd.
Een gemeente of wijkgemeente kan geen pioniersplek en daarna kerngemeente worden, omdat elke gemeente al een missionaire opdracht heeft. Elke gemeente wordt namelijk geacht de vijf basistaken van gemeente-zijn uit te voeren, waaronder die van de missionaire opdracht. Daarnaast kan een gemeente die erg klein is geworden en weinig ambtsdragers heeft, altijd al met de classis in gesprek. De gemeente kan de classis dan om toestemming vragen om met minimaal 3 ambtsdragers gemeente te blijven. Daarvoor hoeven ze geen kerngemeente met een kernraad te worden.
Hiervoor hebben we een stappenplan gemaakt dat je kunt volgen. Download het stappenplan met de knop hieronder
Hiervoor hebben we een stappenplan gemaakt dat je kunt volgen. Download het stappenplan met de knop hieronder:
Dit staat onder andere uitgewerkt in de Kerkorde-ordinanties 2.8.4 en 6 (klik hier) en de Generale Regeling. Informeer hierover bij de classis of de dienstenorganisatie.
Op onze pagina met modellen bij de kerkorde vindt u diverse modellen voor samengaan. Klik hier voor meer informatie.
Inventariseer welke activiteiten u samen met een andere gemeente organiseert en wat uw wensen en mogelijkheden zijn. Ga in gesprek met de kerkenraad van die gemeente(n), leg afspraken en verantwoordelijkheden vast en neem contact op met de classis. U kunt een omschrijving van de samenwerking opnemen in uw Plaatselijke Regeling. U kunt de samenwerking vastleggen in een samenwerkingsovereenkomst.
Privacy algemeen
Hoe moeten we omgaan met privacy in online kerkdiensten?In het kader van de privacywetgeving (AVG) zijn bij het uitzenden van een kerkdienst de volgende punten van belang:
1. Bezoekers van de kerkdienst moeten toestemming geven om in beeld te worden gebracht bij het opnemen van een dienst. Men moet in ieder geval weten dat de dienst opgenomen wordt.
2. Noemt u namen en adressen (of andere gegevens die herleidbaar zijn tot een bepaald persoon) tijdens de dienst (bijvoorbeeld in of bij de voorbede)?
Dan dient u daarvoor toestemming te hebben als de dienst openbaar toegankelijk is via internet.
Is uw internetkerkdienst enkel beschikbaar voor leden van de gemeenschap (leden, vrienden, etc.)? Dan is het voldoende als uw gemeenteleden weten dat u op deze manier de dienst/voorbede vormgeeft.
Deze informatie is bijgewerkt op 3-4-2020
In een verwerkersovereenkomst worden de afspraken vastgelegd die zijn gemaakt tussen een gemeente (of andere kerkelijke instelling) als “verwerkersverantwoordelijke” en de “verwerker”. Volgens de AVG moeten met name de volgende onderwerpen duidelijk opgenomen worden in de verwerkersovereenkomst:
- Het onderwerp van de verwerking (bijvoorbeeld: salarisadministratie)
- Het doel van de verwerking
- De soorten persoonsgegevens die worden verwerkt
- De verwerker handelt in opdracht van de verwerkingsverantwoordelijke en mag niet op eigen initiatief persoonsgegevens verwerken voor een ander doel
- Een opsomming van de beveiligingsmaatregelen die de verwerker heeft genomen
- Het recht van de verwerkingsverantwoordelijke om audits uit te voeren
- De verwerker mag niet zonder toestemming van de verwerkingsverantwoordelijke derden inschakelen voor de verwerking van de persoonsgegevens en mag deze niet zonder toestemming van de verwerkingsverantwoordelijke aan derden buiten de Europese Economische Ruimte doorsturen
- Hoe om te gaan met datalekken
Het model privacystatement is een belangrijk middel voor een kerkenraad om na te gaan welke gegevens hij op welke manier verwerkt en wat daar de (wettelijke en kerkordelijke) grondslagen voor zijn. Door het invullen van het model privacystatement kunnen kerkenraden nagaan op welke grondslagen zij gegevens verwerken en of er nog nadere acties nodig zijn voor het verwerken van de gegevens. Het model privacystatement kan vervolgens worden gepubliceerd, zodat belanghebbenden kunnen weten hoe de gemeente omgaat met persoonsgegevens.
In ordinantie 4-2 staat dat eenieder die vanuit een functie gegevens uit de kerk krijgt, gebonden is aan geheimhouding. Dat wil zeggen dat iemand in welke hoedanigheid ook - bijvoorbeeld als vrijwilliger, medewerker of kerkenraadslid - een geheimhoudingsplicht heeft. De geheimhoudingsplicht is ook van toepassing zonder dat iemand hiervoor getekend heeft. En ook als iemand slechts eenmalig gegevens heeft ontvangen.
Iedereen mag aan een organisatie vragen of en zo ja, welke gegevens deze organisatie van deze persoon heeft. Er mag alleen gevraagd worden naar gegevens van iemand zelf, niet naar gegevens van iemand anders. Wat je moet doen en hoe een dergelijk inzageverzoek werkt, lees je op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens.
De ledenregistratie (LRP) voldoet aan de huidige eisen van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Wat betreft de techniek, de inhoud en de toegang van de gegevens kunt u ervan op aan dat het systeem veilig is en u niet meer gegevens kan invullen dan onder de wetgeving is toegestaan.
U bent als plaatselijke gemeente zelf verantwoordelijk voor de ledenadministratie, waaronder het actueel houden van de gegevens, en het verlenen van toegang aan de juiste personen. Uit LRP kunt u diverse data exporteren (bijvoorbeeld naar Excel). Een dergelijke export is een volledige eigen plaatselijke verantwoordelijkheid en mag alleen als dit in overeenstemming met de wetgeving is. Wees hierin dus zeer terughoudend.
Privacy is een verantwoordelijkheid van iedereen. In principe is de gemeente of diaconie als rechtspersoon aanspreekbaar. Iedereen die vanuit een functie in de kerk persoonsgegevens verwerkt, moet dat veilig en vertrouwelijk doen. Als er toch iets fout gaat en er sprake is van een datalek, moet daarvan melding worden gemaakt bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Proponent & Predikant
OMSLAGREGELING - Kunnen de facturen voor de centrale kas predikantstraktementen automatisch geïncasseerd worden?De mogelijkheid voor automatische incasso is om de volgende redenen niet geopend.
- Wij vinden het belangrijk dat een gemeente elke maand onze nota controleert en na controle voor betaling zorg draagt.
- Automatische incasso levert problemen op voor de incassant als het saldo op de bankrekening niet toereikend is. Omdat het bij de nota’s voor de centrale kas predikantstraktementen doorgaans om grote bedragen gaat, kunnen we regelmatige incassoproblemen verwachten. Het risico van incassoproblemen neemt nog eens toe door de nieuwe regelgeving rond SEPA.
- Gemeenten hebben de mogelijkheid om aan hun bank een opdracht tot periodieke overschrijving te verstrekken. Dit is mogelijk als de predikantsbezetting van een gemeente door de tijd heen stabiel is en het factuurbedrag elke maand hetzelfde is. Door een periodieke machtiging kan de gemeente zich de moeite van een maandelijkse overmaking besparen. Het is voldoende in de omschrijving bij de betaalopdracht het vijfcijferige gemeentenummer te vermelden. Als u de betaling op de 20e van de maand zet, zullen wij de betaling opvatten als de betaling voor die maand.
Tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft de predikante recht op doorbetaling van haar traktement. De gemeente moet de bezettingsbijdrage blijven betalen, terwijl de predikante niet werkt. Zij krijgt daar bovenop de kosten voor de vervanging. Het gaat er dus om dat de ZEZ-uitkering naar de gemeente gaat. Voor de verrekening zijn er de volgende mogelijkheden.
- Het mooiste is als het UWV de ZEZ-uitkering bruto overmaakt aan de gemeente. De predikante kan het UWV vragen of het daartoe bereid is. Zij stelt dan dat de gemeente de vervanging regelt.
- De op een na beste oplossing is dat UWV de uitkering bruto aan de predikante overmaakt en dat zij de uitkering bruto doorbetaalt aan de gemeente.
- De derde oplossing is dat UWV de uitkering netto aan de predikante overmaakt. Vervolgens vraagt zij een herziening van uw voorlopige aanslag van de inkomstenbelasting bij de Belastingdienst. Zij betaalt vervolgens de uitkering bruto door aan de gemeente.
Het bovenstaande geldt voor de gehele uitkering, dus ook voor de vakantietoeslag, die onderdeel uitmaakt van de uitkering.
Volgens artikel 40a van de generale regeling rechtspositie predikanten is het gemeenten niet toegestaan af te wijken van de traktementsregeling. Er mag niet worden afgeweken in het nadeel van de predikant en ook niet in het voordeel. De reden hiervoor is dat partijen door de afwijking bij elkaar in het krijt komen te staan, waardoor de vrijheid van het ambt in het geding is. Afwijkingen doorbreken ook de gelijke behandeling van predikanten. En tenslotte kan een afwijking in het voordeel van de predikant ertoe leiden dat er een financiële rem gaat ontstaan voor doorstroming naar een andere gemeente, als daar het voordeel niet genoten wordt.
Waar extra belonen niet kan, kunnen wel afspraken gemaakt worden over compensatie van uitzonderlijke kosten, waarvoor geen vergoedingsregeling bestaat. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een tegemoetkoming in de stookkosten in een te grote en slecht geïsoleerde ambtswoning.
Volgens artikel 6-2 van de generale regeling rechtspositie predikanten is het de taak van de beheercommissie centrale kas predikantstraktementen om regels te stellen voor de toekenning van periodieke verhogingen. Deze regels staan op ttps://www.protestantsekerk.nl/arbeidsvoorwaarden-predikant/actueel/
Uit de regels kan worden opgemaakt dat de commissie heeft gekozen voor twee objectieve criteria.
- In eerste instantie wordt aangesloten bij het hoogste eerder genoten salaris. Dit salaris ziet de commissie als een uitdrukking van de opgedane werkervaring en de daarbij gedragen verantwoordelijkheid.
- In tweede instantie houdt de Beheercommissie rekening met de leeftijd van de aanvrager. Voor elke drie volbrachte levensjaren boven de 30 jaar wordt 1 periodieke verhoging toegekend, als dit leidt tot meer periodieke verhogingen dan toegekend zouden worden op grond van het eerdere inkomen. Op deze wijze wordt opgedane algemene levenservaring gehonoreerd.
Nadrukkelijk heeft de commissie vastgesteld dat bij de toekenning van extra periodieke verhogingen geen rekening kan worden gehouden met veelal subjectieve criteria, zoals:
- de eigen persoonlijke waardering van opgedane levens- en werkervaring
- de inschatting van de relevantie van vergaarde kennis in ander werk voor het predikantschap
- de voor de theologieopleiding gebrachte offers
- het voor het huishouden noodzakelijke inkomen
- de vergelijking met het inkomen van collega-predikanten
- het inkomensperspectief bij voortzetting van de eerdere werkzaamheden
- de vergelijking van het inkomen met leeftijdsgenoten van de aanvragende predikant
- de gewenste leeftijd voor het bereiken van de de top van de schaal
- de mate van functioneren in vergelijking tot collega-predikanten
- de mate van kennis en inzet
- de vervulling van taken op bovenplaatselijk niveau
- de goede naam van de predikant in de omgeving
- de waardering door collega-predikanten
Het in individuele gevallen afwijken van het op objectieve criteria gestoelde beleid van de commissie zou leiden tot willekeur en ongelijke behandeling in gelijke gevallen. Dat wil de commissie voorkomen. Waar de commissie heeft gezocht naar objectieve criteria, bedoelt de uitkomst van dit beleid in concrete gevallen op geen enkele wijze af te doen aan roepingsbesef of een diskwalificatie te zijn voor specifieke vormen van inzet, levenservaring en opleiding.
In het beleid van de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen is de omvang van de volledige werkweek een arbeidsvoorwaarde die bij de vergelijking van de oude met de nieuwe rechtspositie niet wordt meegenomen. Andere zaken die niet worden meegenomen zijn onder andere de kwaliteit van de arbeidsongeschiktheidsregeling, de werkloosheidsregeling, de pensioenvoorziening, de verlofregeling (aantal vakantiedagen en soorten verlof) en de secundaire arbeidsvoorwaarden (gratificaties, auto van de zaak, reiskostenvergoeding, studiekostenregeling, ambtswoning etc.). Het beleid van de commissie garandeert dat de aanvrager er in de meeste gevallen bij hetzelfde werktijdpercentage in inkomen niet op achteruit gaat. Op andere punten kunnen er voor- en nadelen zijn ten opzichte van eerdere dienstbetrekkingen. Als iemand overstapt van de rechtspositie van een kerkelijk medewerker naar de rechtspositie van een predikant voor gewone werkzaamheden, dan is de omvang van de volledige werkweek een nadeel. Er zijn echter voordelen in onder meer de vrijheid van het ambt, de werkloosheidsvoorziening en de regeling voor de ambtswoning.
In ord. 5-5-3 is gesteld dat indien de kerkdienst niet door een aan de gemeente verbonden predikant wordt geleid, de kerkenraad een andere bevoegde voorganger uitnodigt de kerkdienst te leiden. Hieruit moet worden afgeleid dat indien de kerkenraad vrij is iemand uit te nodigen, de kerkenraad het ook vrij staat deze persoon af te zeggen om hem moverende redenen af te zeggen. Volgens een uitspraak van het regionaal college voor behandeling van bezwaren en geschillen Zeeland uit 2014 blijkt dat indien de kerkenraad besluit tot annulering hij gehouden is tot zorgvuldigheid. In het geval in Zeeland had dat met name te maken met de procedure (eerst een gesprek, daarna bekendmaken dat de preekbeurten niet doorgingen in plaats van andersom); de gemeente in die casus had namelijk de vergoedingen voor de afgezegde preekbeurten gewoon voldaan (mede in het kader van de zorgvuldigheid).
Een kerkenraad kan dus besluiten om preekbeurten af te zeggen. Daarbij dient zij wel zorgvuldig te handelen. Daarbij speelt mee dat de predikant zich op die zondagen vrij heeft gehouden, misschien al heeft voorbereid en nu een vergoeding misloopt. Al naar gelang de preekbeurt op het laatste moment is afgezegd kan dat meewegen in de vraag of de zorgvuldigheid dicteert dat desalniettemin de vergoeding dient te worden voldaan.
Als u nu bijvoorbeeld 100% predikant bent en u aanvaardt een beroep naar een gemeente voor 75%, dan heeft dit de volgende consequenties.
- Uw traktement wordt bruto 25% lager, netto (d.w.z. na belastingen) zal de daling iets lager zijn.
- U bouwt geen pensioenopbouw meer op over 100% traktement, maar nog slechts over 75% traktement.
- Als u bij 100% traktement volledig arbeidsongeschikt zou worden, krijgt u een arbeidsongeschiktheidspensioen van 70% van het traktement. Wordt u volledig arbeidsongeschikt bij 75% werktijd, dan krijgt u een arbeidsongeschiktheidspensioen van 70% x 75% = 52,5% van het fulltime traktement.
- Als u bij 100% werktijd onvrijwillig werkloos wordt, krijgt u een wachtgeld van 70% van het fulltime traktement. Wordt u onvrijwillig werkloos bij 75% werktijd, dan krijgt u een wachtgeld van 70% x 75% = 52,5% van het fulltime traktement.
- Voor het werken in deeltijd moet een werkplan worden gemaakt. U bent er zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van dat plan te bewaken, als u wilt voorkomen dat u voor 75% traktement toch nog 100% werkt.
- Als u in de 25% resterende werktijd ander werk wilt gaan doen, moet u daarvoor toestemming vragen aan de kerkenraad, die moet toetsen of het andere werk zich verdraagt met het ambt van predikant en of het andere werk niet de belangen van de gemeente schaadt.
De voltijds aanstelling van een predikant is 40 uur per week. Als het om de bewaking van de werkdruk van de predikant gaat, wordt aan predikanten en kerkenraden geadviseerd om jaarlijks samen een werkplan op te stellen. Daarin wordt vastgelegd aan welke werkzaamheden de predikant prioriteit geeft: hoeveel kerkdiensten, welke activiteiten op het gebied van catechese en vormings- en toerustingswerk, welke vormen van pastoraat, welke bestuurlijke taken, etc. (zie beschrijving van het dienstwerk in ordinantie 3-9). Bij periodieke bespreking van de uitvoering van het werkplan kunnen knelpunten aan de orde komen en kan het werkplan desgewenst bijgesteld worden.
Als het gaat om de invulling van het werkplan moeten predikant en gemeente in onderling overleg vaststellen hoeveel uren besteed zullen worden aan de diverse onderdelen van het werk. Er bestaan geen centrale normen voor het aantal uren dat besteed moet worden aan de voorbereiding en uitvoering van een eredienst, een pastoraal bezoek of een catechese-avond.
Er bestaan binnen de Protestantse Kerk in Nederland geen normen voor de predikantsbezetting van een gemeente. De gemiddelde bezetting is 1.000 leden (belijdende leden + doopleden) per fulltime predikant, maar de variatie is groot. Er zijn gemeenten met 50 leden op 1 fulltime predikant en er zijn gemeenten met 2.000 leden op 1 fulltime predikant. De werkelijke bezetting wordt bepaald door de prioriteit die een kerkenraad aan de pastorale bezetting geeft en door de financiële middelen die ervoor beschikbaar zijn. Het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken geeft door een solvabiliteitsverklaring aan wat de maximale werktijd is, waarvoor een gemeente een vacature kan vervullen.
Volgende traktementsregeling zijn gemeenten verplicht aan de predikant een ambtswoning aan te bieden. Van die plicht is de gemeente ontslagen als de predikant zelf een huis wil kopen of huren. Als een gemeente geen ambtswoning wil aanbieden, moet zij dus op zoek naar een predikant die bereid is zelf een huis te huren of te kopen.
Gezamenlijk eigendom is een potentiële bron van conflicten. Er kan onenigheid ontstaan over:
- de hoogte van de huur die de predikant moet betalen voor het deel dat de gemeente eigenaar is,
- de ontwikkeling van deze huur door de jaren heen,
- de verdeling van de eigenaars- en gebruikerslasten die door de overheid worden opgelegd,
- het gebruik van de woning,
- het onderhoud (wat is nodig en wie doet wat?)
- de kosten van het onderhoud (wat is nodig en wie betaalt wat?),
- de verdeling van een eventuele waardestijging of waardedaling,
- het moment van en de voorwaarden voor eventuele verkoop t.z.t.
Ook het verstrekken van een goedkope lening door de gemeente aan de predikant, die zelf een huis koopt, wordt ontraden. Het is een vorm van beloning bovenop het traktement dat centraal voor alle predikanten is afgesproken. Dit is volgens artikel 40a-1 van de generale regeling rechtspositie predikanten niet toegestaan. Bovendien liggen ook hier conflicten op de loer. Wat als de predikant stopt met zijn werkzaamheden voor de gemeente, maar in het huis wil blijven wonen? Wat als de predikant rente en aflossing niet betaalt of kan betalen? Wat als het huis minder waard wordt en de predikant bij verkoop van de woning met een restschuld bij de gemeente blijft zitten?
Wil een gemeente ondanks het bovenstaande negatieve advies toch een lening verstrekken, dan moet dat gezien worden als het aangaan van een overeenkomst met financiële gevolgen met een lid van de kerkenraad. Daarvoor is volgens ordinantie 11-7-3 de voorafgaande toestemming vereist van het classicale college voor de behandeling van beheerszaken.
Een aandachtspunt betreft de zekerheid die de gemeente bij de lening wil stellen. De beste zekerheid is een hypotheek op het huis. Het is de vraag of deze zekerheid verkregen kan worden, als de predikant voor de financiering ook al een hypothecaire lening sluit bij een bank. Als op de lening van de gemeente geen hypotheek gevestigd kan worden, loopt de gemeente een serieus risico dat de predikant de lening niet kan aflossen als hij wil vertrekken en het huis minder waard is geworden.
Waardevermindering is überhaupt een risico voor de gemeente, omdat de predikant dan het huis niet kan verkopen en geen beroep kan aannemen naar een andere gemeente. Dat is niet goed voor de mobiliteit.
Een aandachtspunt betreft ook de hoogte van de rente. Een rente onder de marktwaarde kan gezien worden als
- een schenking aan de predikant. Volgens de gedragscode mogen predikanten geen grotere schenkingen aannemen dan € 50.
- loon in natura, waarover inkomstenbelasting betaald moet worden.
Een laatste punt betreft de opdracht van het college van kerkrentmeesters. Die betreft de financiële huishouding (vermogensrechtelijke aangelegenheden) van de gemeente (ord. 11-1). Het optreden als bankinstelling behoort niet tot die opdracht.
De rechtspositie van een predikant is zodanig geregeld dat er in de verhouding tussen gemeente en predikant niet onderhandeld hoeft te worden over financiële belangen. Dat is bevorderlijk voor de vrije uitoefening van het ambt. Gezamenlijk eigendom van een woning of een lening van de predikant bij de gemeente breekt in op deze vrijheid en kan de relatie onder druk zetten. Reden om deze constructies te ontraden. De situatie is aanmerkelijk veel duidelijker als de gemeente de woning koopt en aanbiedt als ambtswoning of als de predikant geheel voor eigen rekening de woning koopt of huurt.
Een vertrek naar het buitenland om zich daar metterwoon te vestigen betekent het einde van het lidmaatschap van de Protestantse Kerk in Nederland. Het einde van het lidmaatschap betekent ook het einde van het predikantschap in de Protestantse Kerk in Nederland. Overeenkomstig ordinantie 3-26-1 moet ontheffing van het ambt aangevraagd worden bij het breed moderamen van de classicale vergadering.
Het komt in de praktijk voor dat predikantsechtparen een predikantsplaats bezetten. Dat kan voordelen hebben. Beide partners kunnen immers worden ingezet op de punten waar ze het sterkst zijn en als de een ziek is, is de ander er nog. Ze kunnen onderling ook een goed evenwicht vinden tussen werk en zorgtaken in het gezin. Er zijn echter ook aandachtspunten.
- Beide predikanten zijn lid van de kerkenraad en moeten dus tijd aan het bestuurlijke werk besteden. Er kan ook in dit opzicht wel een taakverdeling worden afgesproken, maar hoe dan ook zullen twee echtelieden samen meer tijd aan bestuurlijk werk dan één predikant alleen.
- Twee predikanten op een plaats vereist taakverdeling en samenwerking. Dat vraagt inspanning om dit dit in de aanvang te regelen en in het structurele werk te onderhouden. Ook moeten de risico's worden overwogen van twee personen op één plek. Wat gebeurt er als beide partners het in het werk niet eens zijn? Welke effecten zullen eventuele privé-problemen op het samenwerken als predikant hebben? Wat gebeurt er als de gemeente de preken van de een beter vinden dan die van de ander? Wat gebeurt er als één van beide predikanten een beroep naar elders krijgt en de ander niet?
De rechtspositie van de predikant gaat in op de datum, waarop de bevestiging plaatsvindt of die voor de bevestiging is afgesproken. Pas vanaf dat moment is de predikant immers gerechtigd de ambtelijke werkzaamheden als predikant voor gewone werkzaamheden in de gemeente te verrichten. Vanaf dat moment geldt ook de plicht tot het verrichten van de ambtelijke werkzaamheden en het recht op traktement, pensioenopbouw, verzekering voor arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, etc.
Als een predikant vóór de bevestiging werkzaamheden verricht ten behoeve van de gemeente, dan is dit mogelijk in de vorm van een opdracht tot het verrichten van hulpdiensten.
Predikanten die eerder predikant waren bij de Protestantse Kerk in Nederland en een periode in het buitenland zijn geweest als predikant en opnieuw toelating tot het ambt van predikant in de Protestantse Kerk in Nederland verlangen kunnen zich aanmelden bij de commissie voor Terugkerende Predikanten. In deze commissie hebben zitting: een aantal leden van het moderamen van de generale synode, de geschiktheidscommissie en het Generaal college voor de toelating tot het Ambt van Predikant.
Indien u als predikant terug wil keren naar Nederland en weer als predikant in de Protestantse kerk in Nederland werkzaam wilt zijn kunt u een aanvraag indienen via het mailadres: aanvragenmod@protestantsekerk.nl.
Hierbij vragen wij ook om een CV, informatie of motivatie voor de toelating tot de Protestantse kerk in Nederland aan ons toe te sturen met uw aanvraag.
Hiervoor verzoekt u het moderamen van de generale synode om toegelaten te worden tot het ambt van predikant in de Protestantse Kerk in Nederland.
Indien iemand die bij een andere kerk in of buiten Nederland als predikant of geestelijke dienst heeft gedaan dan wel in deze kerk is toegelaten tot het ambt van predikant of geestelijke, toelating tot het ambt van predikant in de Protestantse Kerk in Nederland verlangt, beoordeelt de kleine synode, na advies ingewonnen te hebben bij het college van bestuur (van de Protestantse Theologische Universiteit) inzake de kwaliteit van de ontvangen opleiding en nadat een onderzoek naar de geschiktheid als bedoeld in artikel 9 is ingesteld, of, en zo ja, onder welke voorwaarden de weg naar de toelating tot het ambt voor betrokkene kan worden geopend.
Het vorenstaande betekent dat - alvorens uw verzoek kan worden voorgelegd aan het moderamen van de generale synode, die in dezen voor de kleine synode optreedt - door het college van bestuur advies uitgebracht dient te worden over de aanvullende opleiding die van u wordt gevraagd De kosten die met de aanvullende studie gemoeid zijn komen voor rekening van degene die overkomt.
Ook wordt er gekeken naar de wijze waarop het in onze kerk voorgeschreven onderzoek naar de geschiktheid dient plaats te vinden.
Voor de aanvraag tot overkomst verzoeken wij u ons uw CV alsmede informatie over de genoten opleiding (vakken, bestudeerde literatuur, omvang uitgedrukt in studiepunten) en uw motivatie over de toelating tot de Protestantse Kerk in Nederland en uw predikantservaring;
Verder vraagt het moderamen van de generale synode uw toestemming om informatie in te winnen bij de kerk waarvan u afkomstig bent, Wij vragen u daarbij één of meer adressen door te geven waar wij de gewenste informatie kunnen vragen. U kunt ua aanvraag sturen aan aanvragenmod@protestantsekerk.nl.
De procedure kan pas worden afgerond met een colloquiumgesprek nadat de aanvullende studie is volbracht en u een geschiktheidsgesprek heeft gevoerd met de geschiktheidscommissie. De duur van de procedure kan daardoor erg variëren.
Een beroepbaarstelling is 4 jaar geldig, hierna is het nodig om verlenging aan te vragen bij het moderamen van de generale synode.
U kunt uw verzoek sturen aan: aanvragenmod@protestantsekerk.nl. Met daarbij een Verklaring van Belijdenis en Wandel van de kerkenraad der gemeente tot welke u behoort. De verklaring dient het moderamen enig inzicht te geven in uw betrokkenheid bij de plaatselijke gemeente.
Graag ontvangt het moderamen ook enige informatie over de wijze waarop u gebruik hebt gemaakt van de verleende bevoegdheid, nascholing (permanente educatie) en over de mogelijkheden die u hebt om een beroep te aanvaarden.
Alvorens wij een dergelijk verzoek tot verlenging in behandeling nemen, vraagt het moderamen advies aan het mobiliteitsbureau predikanten en kerkelijk werkers.Vanaf het moment van de aanvraag en het insturen van de juiste documenten kan de aanvraag tot 6 weken in beslag nemen.
Het tarief voor een preekbeurtvergoeding en de vergoeding voor reiskosten is hier te vinden.
Predikanten en kerkelijk werkers met een bijzondere opdracht zijn predikanten of kerkelijk werkers die werken in en vanuit een instelling (bijvoorbeeld in een ziekenhuis, een verzorgingstehuis of bijvoorbeeld bij defensie).
De kerk verleent de ‘zending’ (de kerkorde gebruikt de term ‘bijzondere opdracht’) voor het werk. De kerk kan dat doen vanuit een kerkenraad, een classicale vergadering, de evangelisch-lutherse synode of de generale synode; voor de leesbaarheid gebruiken we hier verder de term kerkenraad.
De kerkenraad en de instelling maken met elkaar afspraken dat de aanstelling en rechtspositie de verantwoordelijkheid van de instelling is en dat de kerkenraad op het ambtelijke gedeelte toeziet. De kerkenraad zorgt voor een begeleidingscommissie voor de predikant of kerkelijk werker met een bijzondere opdracht.
Voor het aanvragen van een kerkelijke zending is een stappenplan beschikbaar.
Quotum
Welke gevolgen heeft de verkoop van activa voor de quotumgrondslag en de solidariteitsgrondslag?- U behaalt een verkoopresultaat. Dat wordt belast als het een bate is, niet als het een verlies zou zijn. Immers, alleen baten tellen mee.
- Er valt een ongerealiseerde herwaardering vrij die nu gerealiseerd is. Dat is een bate die vrijvalt naar het eigen vermogen en wordt belast.
- Er kan een onderhoudsvoorziening zijn gevormd voor de activa die u nu verkoopt. Dat bedrag kan dan ook vrijvallen via de incidentele baten en wordt belast.
- Door een verkoopresultaat (winst of verlies) en een vrijval van voorzieningen muteert het eigen vermogen, concreet de algemene reserve. De solidariteitsheffing over het totale eigen vermogen is 1,5 promille.
- Vrijval van een herwaardering heeft daarvoor geen gevolgen, want het is een mutatie binnen het eigen vermogen (Rubriek 20 en 21), waardoor het totaal niet wijzigt.
De laatste jaren bleek dat in de huidige regeling - die dateert uit 2003 - de lasten niet evenredig over de gemeenten verdeeld zijn. Sinds 2004 is het heffingspercentage niet naar boven bijgesteld, en vanaf 2008 zelfs verlaagd en daarna steeds op hetzelfde niveau gebleven. In het mozaïek van kerkplekken dat de Protestantse Kerk nu is, worden kwetsbare gemeenten en nieuwe vormen van kerk-zijn in deze situatie relatief het zwaarst belast. Op 15 maart jl. heeft de kleine synode daarom ingestemd met een nieuwe heffingsgrondslag voor quotum en Solidariteitskas. Hiermee worden de lasten naar draagkracht van gemeenten, dus eerlijker, verdeeld. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.
De regeling gaat in op 1 januari 2025. Het opstellen van uw begroting voor 2025 is het eerste moment waarop colleges van kerkrentmeesters en diakenen gaan werken met de nieuwe regelingen.
Het nieuwe percentage voor de quotumheffing bedraagt 3,5 procent voor het diaconaal en kerkrentmeesterlijk quotum.
De wens is dat dit percentage de komende drie jaar (vanaf 1 januari 2025) gelijk zal blijven.
De grondslag is het totaal van de Baten A, plus de Incidentele baten B, verminderd met het totaal van de doorzendcollectes uit Rubriek 84 in FRIS.
Ongerealiseerde koersverschillen en ongerealiseerde herwaarderingen die aan de Reserves (rekening 21.92-21.94-21.95) zijn toegevoegd, tellen niet mee.
Uit de opbrengsten van het quotum wordt het landelijke werk van de kerk betaald, waaronder het classicale en synodewerk, gemeenteopbouw, de begeleiding, scholing en nascholing van predikanten en kerkelijk werkers, het jeugdwerk, oecumene, en de ondersteunende activiteiten die het kerkenwerk mogelijk maken, zoals juridische zaken, financiën en ondersteuning van gemeenten door het mobiliteitsbureau.
Daarnaast is er de jaarlijkse afdracht aan de Solidariteitskas. Hiermee ondersteunen en helpen gemeenten elkaar. Een gemeente die financiële steun nodig heeft om een vernieuwend plan uit te voeren kan subsidie aanvragen uit de Solidariteitskas.
Daarnaast worden specifieke vormen van pastoraat hieruit betaald. We noemen dat het categoriaal pastoraat. Het categoriaal pastoraat betreft vormen van pastorale aandacht in diverse velden van de maatschappij door predikanten en kerkelijk werkers met een zending van de Protestantse Kerk. Het is de roeping van de kerk om daar te zijn waar de Geest haar leidt en Jezus zich laat vinden. In onze complexe samenleving is dat op heel verschillende plekken buiten en binnen de kerkelijke kaders. Zoals verwoord in de visienota: ‘In professionele pastorale zorg en nabijheid is de kerk aanwezig tot in de haarvaten van de samenleving.’
Op dit moment zijn er tien maatschappelijke velden met een vorm van categoriaal pastoraat waarin de landelijke kerk ondersteunend aanwezig is: zorg, studentenwereld, krijgsmacht, justitie (detentie), politie, brandweer, dovenwereld, koopvaardij, binnenvaart, Schiphol. Het categoriaal pastoraat wordt uitgevoerd door ongeveer vijfhonderd protestantse predikanten met bijzondere opdracht (en een onbekend aantal kerkelijk werkers). Ongeveer vierhonderd van hen zijn werkzaam in de zorg en de overige in de andere negen categoriale pastoraten.
Daarmee zijn alle baten grondslag zijn voor de heffing. De quotumlasten worden daarmee eerlijker verdeeld over alle gemeenten. Het draagvlak wordt zo verbreed: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.Twee derde van de gemeenten gaat structureel minder betalen.
Gemeenten en diaconieën die als gevolg van de nieuwe quotisatieregeling 10.000 euro of meer gaan betalen dan voorheen, vallen in een overgangsregeling. Landelijk zullen dat ongeveer 40 gemeenten of diaconieën zijn. Welke dat zijn, wordt eenmalig bepaald door op basis van de jaarrekening 2023 de huidige regeling te vergelijken met de nieuwe regeling.
Uitwerking van de regeling:
Het verschil tussen de nieuwe regeling en de oude regeling duiiden we aan als V (van verschil). Dit verschil wordt eenmalig berekend op basis van de jaarrekening 2023. Bij het quotum voor gemeenten is V het verschil tussen het nieuwe quotum (dat is 3,5 procent van de structurele baten) en het quotum berekend volgens de oude regeling. Structurele baten zijn in dit geval alle baten volgens de nieuwe regeling behalve de baten die in de jaarrekening 2023 zijn geboekt onder de rekeningnummers beginnend met 95. Bij de Solidariteitskas voor gemeenten is V de vergelijking tussen 1,5 promille van het eigen verogen en de bijdrage Solidariteitskas volgens de oude regeling (het aantal belijdende leden maal 5 euro). Bij diaconineën is V het verschil tussen 3,5 procent van de structurele baten plus 1,5 promille van het eigen vermogen en het quotum volgens de oude regeling. Dat is 5,7 procent van de oude grondslag plus 1,35 euro maal het aantal belijdende leden.
De korting op de te betalen bedragen aan quotum en/of Solidariteitskas is als volgt opgebouwd:
- 2025: 90 procent van V
- 2026: 70 procent van V
- 2027: 50 procent van V
- 2028: 30 procent van V
- 2029: 10 procent van V
- 2030: geen korting meer
Bedrag V wordt eenmalig berekend, zodat de gemeente of diaconie precies weet wat de korting is én de berekening niet elk jaar herhaald hoeft te worden.
Rekenvoorbeeld
Onder een afdrachtcollecte wordt verstaan een collecte waarvan de opbrengst wordt aangewend voor een specifiek doel dat niet het eigen plaatselijke (kerkrentmeesterlijk en diaconaal) kerkenwerk betreft, maar direct wordt afgedragen aan derden. Onder collectes voor bovenplaatselijk werk worden niet de collectes voor quotum en Solidariteitskas bedoeld, maar in elk geval de collectes bedoeld die op grond van het advies collecterooster Protestantse Kerk/Kerk in Actie of vanwege een andere landelijke (noodhulp)actie worden doorgestort aan de Protestantse kerk of aan Kerk in Actie (KIA).
Als er in een gemeente gecollecteerd wordt voor een specifiek genoemd doel buiten de plaatselijke gemeente, dan valt deze collecte onder de definitie van een afdrachtcollecte. Dus de collecte voor de plaatselijke Voedselbank of voor plaatselijke opvang van Oekraïners/migranten valt hieronder, maar evengoed een collecte voor bijvoorbeeld doelen als het Rode Kruis of het Leger des Heils. Mits, en dat is belangrijk, van tevoren aangegeven is dat de collecte hiervoor bestemd wordt: de collecte moet dus van tevoren 'geoormerkt' zijn voor dit doel. Voor giften geldt hetzelfde.
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften en collectes mede vanwege QR-code-ontvangsten, mits bestemd voor dezelfde speciale projecten als de afdrachtcollecten.
Een jaarrekening wordt opgesteld conform de richtlijn begroting en jaarrekening Protestantse Kerk in Nederland en andere GCBB-richtlijnen die gebaseerd zijn op de verslaggeving zoals die van de richtlijn Begraafplaatsen en beleggingen. Saldering van baten en lasten is volgens deze richtlijnen niet toegestaan.
De afdracht voor het quotum wordt vastgesteld op basis van de jaarrekening van twee jaar eerder. Op het moment dat je deze bate binnenkrijgt hoef je er nog geen quotum over te betalen. Als je verwacht dat je in liquiditeitsproblemen komt, dan heb je twee jaar om deze goederen te verkopen en de liquide middelen aan te vullen.
De richtlijn stelt dat gemeenten en diaconieën altijd 25 procent van hun vaste lasten liquide moeten houden. De nieuwe afdrachtsregeling voor het quotum brengt de liquide middelen daarom niet in gevaar.
Solidariteitskas
Wat is het promillage voor de afdracht aan de Solidariteitskas?Per 1 januari 2025 dragen gemeenten en diaconieën een promillage van 1,5 promille van hun totale eigen vermogen af als bijdrage aan de Solidariteitskas.
Een gemeente A of diaconie B is aantoonbaar solidair met een gemeente X respectievelijk een diaconie Y als gemeente X of diaconie Y nieuw beleid heeft ontwikkeld voor haar gemeente- respectievelijk diaconie-zijn, die toekomstbestendig en/of toekomstgericht is, en gemeente A respectievelijk diaconie B daaraan een substantiële financiële bijdrage doet.
- Met ‘nieuw’ beleid wordt bedoeld dat het om meer gaat dan om voortzetting van het bestaande beleid.
- Met ‘toekomstbestendig’ wordt bedoeld, in combinatie met ‘nieuw’, dat de gemeente of diaconie op basis van nieuw beleid 8 jaar kan blijven voortgaan/ voortbestaan, al dan niet door samen te werken of te verenigen met een andere gemeente/ diaconie.
- Met ‘toekomstgericht’ wordt bedoeld, in combinatie met ‘nieuw’, dat de gemeente of diaconie ten opzichte van het bestaande beleid duidelijk nieuwe wegen inslaat, in lijn met de visiedocumenten van de Protestantse Kerk.
- Met een ‘substantiële financiële bijdrage’ wordt bedoeld een bijdrage van ten minste een eenmalig bedrag ter hoogte van 1% van het vermogen van gemeente A, respectievelijk diaconie B., met een minimum van € 10.000.
- Gemeenten A en X respectievelijk diaconieën B en Y kunnen naburig zijn, maar mogen/kunnen ook in andere delen van het land liggen.
Dat er sprake is van aantoonbare solidariteit in deze zin moet door de betrokken gemeenten (A en X) respectievelijk diaconieën (B en Y) onderbouwd worden met relevante documenten, zoals
- beleidsplannen;
- besluit van de betrokkenen kerkenraden en colleges van kerkrentmeesters, respectievelijk colleges van diakenen;
- financiële meerjarenplannen.
Teruggave van de solidariteitsbijdrage
Indien een bijdrage, van een gemeente of diaconie aan een andere gemeente of diaconie, gedaan in enig jaar, voldoet aan de in deze regeling genoemde voorwaarden, wordt het bedrag van de solidariteitsheffing over dat jaar aan deze gemeente of diaconie terugbetaald.
Beoordeling en effectuering
Een gemeente of diaconie zendt haar verzoek om teruggave aan de commissie steunverlening, die dit verzoek onder eindverantwoordelijkheid van de kleine synode, beoordeelt. Het verzoek dient gepaard te gaan met de genoemde documenten.
Het eigen vermogen is het totaal van alle posten die beginnen met 20 en 21 in het rekeningschema in FRIS. Dit zijn niet de onderhoudsvoorziening en ook niet eventuele schulden.
Veiligheid
Bij welke kerkelijke organisaties kunnen we om tips vragen als het gaat om de veiligheid in en om het kerkgebouw?De veiligheid in en om het kerkgebouw is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de kerkrentmeesters van de gemeente. Heb je als gemeentelid een vraag over de veiligheid van het kerkgebouw, neemdan contact met hen op.
Landelijk is de vereniging van kerkrentmeesters een logische instantie voor tips en adviezen. De Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer (VKB) heeft een website/kennisbank met veel tips over veiligheid. Ook geeft ze een blad uit (Kerkbeheer) dat regelmatig aandacht geeft aan veiligheid in en om het kerkgebouw.
Kerkgebouwen zijn als het goed is verzekerd. Ook verzekeraars kunnen tips geven over de veiligheid van kerkgebouwen. Dit gaat dan vooral over zaken als brandveiligheid en maatregelen om inbraak en vernielingen tegen te gaan.
Ten slotte: 31 kerkgenootschappen werken samen in het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO). CIO overlegt regelmatig met de landelijke overheid over kerkelijke gebouwen. CIO heeft een factsheet kerk en veiligheid met een beknopt overzicht van zaken die te maken hebben met Kerk en Veiligheid.
Het is verstandig om contact te houden met de lokale politie en brandweer: Met de brandweer om te checken of het kerkgebouw aan alle veiligheidsvoorschriften voldoet. Met de politie (wijkagent) om onderling contact te houden over veiligheidsrisico's. Het kan bijvoorbeeld zin hebben om de externe jaaragenda met de wijkagent te delen. Ook kan de lokale politie tips geven voor het optimaliseren van het veiligheidsplan. De landelijke overheid heeft alle burgemeesters in 2018 informatie gegeven over de veiligheidsrisico's voor religieuze gebouwen, met het voorstel daarover met geloofsgemeenschappen ter plaatse te overleggen. Mochten jullie zelf behoefte hebben aan zo'n gesprek, neem dan contact op met het gemeentehuis.
Ook kan het zin hebben ervaringen en vragen te delen met andere kerken en geloofsgemeenschappen in de gemeente. Welke ervaring hebben zij met onveilige situaties? Welke tips hebben zij? Zo leer je elkaar meteen beter kennen.
Aandacht voor de veiligheid in en rond een kerkgebouw is belangrijk. Tegelijk levert al te nadrukkelijke aandacht voor veiligheid risico's op:
- Voor de eigen gemeente: aandacht voor allerlei maatregelen kan juist een gevoel van onveiligheid oproepen ('waar rook is, is vuur'). Daarom is de interne communicatie in de gemeente belangrijk. Het is essentieel dat de veiligheid 'achter de schermen' goed geregeld is, maar zonder dat de maatregelen afbreuk doen aan het gemeente-zijn of onnodig angst en paniek oproepen.
- Voor gasten/bezoekers: gesloten kerkdeuren, beveiligingscamera's, eventueel zelfs beveiligers dragen niet bij aan een gastvrij beeld (vindplaats van geloof, hoop en liefde). Maak bij het invullen van een veiligheidsplan een goede afweging die past bij de situatie van de gemeente: het doel moet de middelen heiligen.
Belangrijk is ook dat je als gemeente in contact blijft met de samenleving. Al is dat soms best lastig. Heeft de gemeente last van baldadige jongeren? Het werkt goed om contact met hen te leggen en hen uit te nodigen de kerk eens van binnen te komen bekijken en uit te leggen wat daar gebeurt. Zijn er in de (burgerlijke) gemeente spanningen tussen bevolkingsgroepen? Probeer een bijdrage te leveren door met elkaar in gesprek te gaan. Leg bijvoorbeeld zelf als kerkenraad contact met een moskee in de buurt. Elkaar kennen en begrijpen draagt veel bij aan het wegnemen van vooroordelen.
Het heeft zin om bij het maken of actueel houden van een veiligheidsplan in beeld te brengen wat in het kerkgebouw eventueel risico's oplevert met het oog op veiligheid. Let daarbij op de volgende onderwerpen:
- Zijn de uitgangen (vluchtroutes) van kerkzaal en nevenruimtes duidelijk aangegeven?
- Zijn deze uitgangen goed bereikbaar (zonder obstakels)?
- Zijn de deuren van de kerk tijdens de eredienst te openen, van binnen en van buiten?
- Is de kerkzaal makkelijk te ontruimen?
- Zijn de stoelen volgens de brandweervoorschriften gekoppeld?
- Kan het branden van kaarsen veilig plaatsvinden?
- Technisch: is de blusinstallatie in orde?
- Technisch: is de elektrische bedrading in orde? En de bliksemafleiders?
- En de AED? Is er een lijst beschikbaar (op een goed zichtbare plek) van gemeenteleden die de AED kunnen hanteren i.c.m. een EHBO-diploma?
- Is het hang- en sluitwerk in orde?
- Zijn er inbraakwerende maatregelen?
- Is er zicht op de parkeerplaats en de fietsenstalling?
Tip: loop het kerkgebouw eens door met iemand van de brandweer of de wijkagent.
Het heeft zin om voorbereid te zijn op onveilige situaties in en om een kerkgebouw. Maak daarom een veiligheidsplan met de volgende onderdelen:
- Een inventarisatie van mogelijke veiligheidsrisico's. Loop het lijstje hierboven langs. Het ene risico zal voor de gemeente urgenter zijn dan het andere.
- De afspraken die je als gemeente (kerkenraad / kerkrentmeesters) hebt gemaakt om de kans op onveilige situaties te verkleinen (preventie) en te weten hoe je moet handelen wanneer zich een onveilige situatie dreigt voor te doen of voordoet. Maak eventueel een routekaart: wie moet wanneer wat doen, en wie is waarvoor verantwoordelijk?
- Een communicatieparagraaf met de volgende onderwerpen:
- wat je doet om de gemeente vertrouwd te maken met het onderwerp veiligheidsbeleid
- de regelmaat waarin oefeningen worden gehouden (brandoefening, ontruimingsoefening)
- wie verantwoordelijk is voor de interne en wie voor de externe communicatie bij een onveilige situatie.
- Waar de blusmiddelen zijn, hoe ze werken, door wie ze worden onderhouden en hoe vaak.
- Waar de dichtstbijzijnde AED is, wie er kunnen reanimeren/een EHBO-diploma hebben. Eventueel kun je gemeenteleden/kerkenraadsleden vragen zo'n diploma te halen.
- Wat de vluchtroutes zijn, in welke ruimtes standaard mensen/kinderen aanwezig zijn, wie hen waarschuwt en zorgt dat ze het gebouw verlaten als dat nodig is.
- Een lijst met nood/alarmnummers, waar die te vinden is en wie deze actueel houdt.
- Wat er geregeld is om in de kerkzaal de veiligheid optimaal te houden (duidelijke vluchtroute, gekoppelde stoelen (per rij; verplicht bij meer dan 100 zitplaatsen); gebruik van en toezicht op branden van kaarsen.
- Het deurenbeleid (welke deuren open/gesloten tijdens een kerkdienst) en hoe het toezicht daarop geregeld is.
- De instructie voor het welkomstcomité.
- Wie de beelden beheert in het geval van camera's bij/rond het kerkgebouw.
- Het sleutelbeleid (wie hebben een sleutel van het kerkgebouw en wie heeft de bevoegdheid om zo nodig sleutels bij te maken?).
Zijn/voelen vrijwilligers zich voldoende toegerust om om te gaan met een onveilige situatie? Denk daarbij ook aan leiding van kindernevendienst, zondagsschool en crèche.
Denk verder nog aan het volgende:
- Bespreek het (concept) veiligheidsplan in het college van kerkrentmeesters en daarna in de kerkenraad.
- Deel de hoofdlijnen van het veiligheidsplan met de gemeente; laat de gemeente zo nodig ook meedenken; dat vergroot het draagvlak en het bewustzijn.
- Controleer elk jaar of het veiligheidsplan nog actueel is en pas het zo nodig aan.
Zie voor meer informatie ook de publicaties van de VKB op kerkrentmeester.nl.
Een ongeluk zit in een klein hoekje. De kans op brand, inbraak, stormschade of andere onveilige situaties in een kerkelijke omgeving is maar klein. Toch is het verstandig om preventief een aantal zaken te regelen.
Aan welke veiligheidsrisico's moet je als kerkelijke gemeente zoal denken? Er is onderscheid tussen risico's op materiële schade van het kerkgebouw en andere bezittingen van de gemeente kans en persoonlijke risico's van kerkgangers, bezoekers van een kerkgebouw.
Bij een inventarisatie van veiligheidsrisico's kun je aan het volgende denken:
- Overlast (brand, overstromingen) door mankementen aan de eigen installaties van een kerkgebouw (meterkasten, elektrische bedrading, bliksemafleiders, waterleiding).
- Lokale en regionale (industriële) ongelukken (brand, smog-alarm, ongelukken met kerncentrales).
- Natuurgeweld (overstromingen, storm, aardbeving).
- Inbraak, vernieling (aan kerkgebouw of bezittingen van gemeente en gemeenteleden).
- Verstoring door verwarde personen, baldadigheid.
- Bewuste aanval/aanslag door personen op kerkgebouw, gemeente en voorgangers.
- En als gevolg: angst, paniek (met als nieuw risico dat mensen/kinderen in het gedrang komen bij het ontruimen van een gebouw of ruimte).
- Onvolkomenheden van/bij het kerkgebouw: brokstenen van een kerktoren die naar beneden vallen, stoeptegels die scheef liggen (struikelgevaar), gevaarlijke afstapjes.
Hoe groot is de kans dat deze risico's zich echt voordoen? Onnodige focus op veiligheidsrisico's leidt tot het gevoel van onveiligheid en veroorzaakt onnodig paniek.
De kans op aanslagen, bewust gebruik van geweld door personen gericht op een kerkgebouw en haar bezoekers. Dit is een risico waar de landelijke overheid veel toezicht op houdt. Al geruime tijd geldt voor heel Nederland een veiligheidsrisico van niveau 4 (niveau 5 geeft het grootste risico aan.) De NCTV (Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid) geeft echter aan dat het risico van een aanslag op een kerk erg klein is. Dus geen paniek. Niettemin is het goed om toch op het ergste voorbereid te zijn.
De kans op natuurgeweld is ook klein maar niet denkbeeldig. Denk aan de aardbevingen in Groningen of een zware storm in de kuststreek.
Industriële ongelukken komen af en toe voor. In principe wordt men gewaarschuwd via een NL-Alert. Is er net een kerkdienst aan de gang, dan moet je weten wat te doen. Ook kan in een kerk zelf brand ontstaan. Door blikseminslag, brandende kaarsen, fouten bij het herstellen van een dak.
Vandalisme, diefstal, inbraak en insluiping komen geregeld voor. De totale schade zal meevallen, maar de impact op een gemeente kan groot zijn.
Verwarde personen. De kans hierop is in de ene gemeente groter dan de andere. Het is goed om te weten hoe je het beste met zo'n situatie om kunt gaan.
Onvolkomenheden van/bij het kerkgebouw kunnen door goed onderhoud zo veel mogelijk voorkomen worden.
Vermogensrechtelijke zaken in een gemeente
Moet een meerjarenraming altijd ingediend worden bij het CCBB?De meerjarenraming in FRIS is bedoeld om te ondersteunen bij de ontwikkeling van het beleid voor de gemeente en de diaconie.
Een meerjarenraming hoeft niet ingediend te worden bij het CCBB, behalve in een aantal gevallen die vastgelegd zijn in een richtlijn van het GCBB (generaal college voor de behandeling van beheerszaken). Zo is de meerjarenraming in FRIS nu verplicht bij een aanvraag voor een solvabiliteitsverklaring. In andere gevallen, zoals bij aanvragen in verband met investeringen of wanneer er een aanzienlijk risico op financiële problemen is, kan het CCBB een meerjarenraming opvragen.
In een meerjarenraming wordt 8 jaar vooruit gekeken. De gegevens van het eerste jaar kunnen vanuit de meerjarenraming gekopieerd worden naar de begroting voor het volgende jaar, zodat het opstellen van de begroting wordt vereenvoudigd. Hierna wordt deze via het normale proces in FRIS afgerond en bij het CCBB (classicaal college voor de behandeling van beheerszaken) ingediend. Hiermee biedt de meerjarenraming een goed beeld van het langetermijneffect van de beslissingen voor de begroting van het volgende jaar. In plaats van 1 jaar wordt 8 jaar vooruitgekeken. Het advies is om de meerjarenraming te gebruiken bij de opstelling van de begroting.
Hoe de meerjarenraming in FRIS werkt, is beschreven in de FRIS-handleiding.
Geadviseerd wordt dat iedereen die betrokken is bij de opstelling van de meerjarenraming in ieder geval de inleiding leest. Degene met de rol ‘Indiener’ voor de meerjarenraming zou het hele onderwerp in de handleiding moeten lezen, voordat met het invullen van de meerjarenraming in FRIS begonnen wordt.
Je kunt via e-mail rechtstreeks contact opnemen met het CCBB in jouw regio via:
- Groningen / Drenthe: ccbb-groningen-drenthe@protestantsekerk.nl
- Friesland (Fryslân): ccbb-friesland@protestantsekerk.nl
- Overijssel /Flevoland: ccbb-overijssel-flevoland@protestantsekerk.nl
- Gelderland Zuid en Oost, Veluwe: ccbb-gelderland@protestantsekerk.nl
- Utrecht: ccbb-utrecht@protestantsekerk.nl
- Noord-Holland: ccbb-noord-holland@protestantsekerk.nl
- Zuid-Holland Zuid /Zuid-Holland Noord: ccbb-zuid-holland@protestantsekerk.nl
- Delta / Zeeland en Zuid-Hollandse eilanden: ccbb-delta@protestantsekerk.nl
- Noord-Brabant / Limburg: ccbb-noord-brabant-limburg@protestantsekerk.nl
Voor alle vragen over kerkbeheer en meer informatie kun je (ook) contact opnemen met het contactcentrum van de Protestantse Kerk via info@protestantsekerk.nl
Voor vragen over FRIS neem je contact op via fris-help@protestantsekerk.nl of (030) 880 1777.
Het postadres van de CCBB’s is:
CCBB
Afdeling Institutionele Ondersteuning
Financiële Ondersteuning en Beheerszaken
Postbus 8504
3503 RM Utrecht
Voorbeeld:
CCBB Utrecht
Afdeling Institutionele Ondersteuning
Financiële Ondersteuning en Beheerszaken
Postbus 8504
3503 RM Utrecht
de Protestantse gemeente te ….,
de Hervormde gemeente te ….,
de Gereformeerde kerk te …..,
de Evangelisch-Lutherse gemeente te …..,
waar nodig met een bijzondere aanduiding om haar kerkordelijk, postaal en in het rechtsverkeer te onderscheiden van de andere plaatselijke gemeente(n).”
De naam van een gemeente bestaat dus ten eerste uit een type. Met ‘type’ gemeente worden de vier mogelijkheden die er zijn in onze kerk bedoelt: een Protestantse gemeente, een Evangelisch-Lutherse gemeente, een Gereformeerde kerk of een Hervormde gemeente. Andere typeringen zijn niet mogelijk.
Achter het voorzetsel ‘te’ in de naam wordt in beginsel de burgerlijke gemeente genoemd, of een onderdeel daarvan. Het is ook mogelijk om achter het voorzetsel ‘te’ de woonplaats of woonplaatsen van de gemeente te noemen. Het gaat dan om één of meer plaatsnamen. Als beide opties niet voldoen, kan een gemeente ook een zogenoemd ‘geografisch aangeduid geheel’ opnemen voor of achter het voorzetsel ‘te’. Een dergelijke toevoeging is toegestaan, mits deze aanduiding voldoende onderscheidend is. Als een gemeente voor een ‘geografisch aangeduid geheel’ kiest (bijvoorbeeld ‘midden-limburg’), moet worden bedacht dat er alsnog een juridisch-formele vestigingsplaats dient te zijn die overeenkomt met een burgerlijke gemeente.
Ord. 2-4-1 zegt dat een ‘bijzondere aanduiding’ aan de naam wordt toegevoegd, als dat nodig is om een gemeente kerkordelijk, postaal en in het rechtsverkeer te onderscheiden van de andere plaatselijke gemeente(n). Dit is het geval wanneer er op hetzelfde grondgebied sprake van meerdere gemeenten van hetzelfde type. Dan is namelijk een toevoeging nodig, om de gemeenten van elkaar te kunnen onderscheiden. Zo'n toevoeging wordt toegepast bij ‘de tweede / volgende gemeente’ of bij alle gemeenten van hetzelfde type op hetzelfde grondgebied.
Voor gemeenten van bijzondere aard, geldt dat dit ook als bijzondere aanduiding wordt opgenomen in hun naam.
De naam van een wijkgemeente bestaat uit de volgende onderdelen:
- Wijkgemeente …
- Eventueel: toenaam ter onderscheiding van de andere wijkgemeenten;
- van de ...(de naam van de gemeente, waartoe de wijkgemeente behoort).
In de praktijk van alledag gebruikt men vaak niet de officiële naam van de gemeente of de wijkgemeente. Er worden elementen toegevoegd, of juist weggelaten, bijvoorbeeld in aankondiging van activiteiten in de plaatselijke krant, in het kerkblad of op de website. Daartegen is op zich geen bezwaar, als in het rechtsverkeer en het maatschappelijk verkeer helder blijft wat de identiteit van de gemeente is. Duidelijk moet zijn dat zij onderdeel uitmaakt van de Protestantse Kerk in Nederland en er mag geen verwarring ontstaan met andere gemeenten. Bij officiële documenten en in contact met overheidsinstanties moet de gemeente haar officiële naam gebruiken.
In 2019 heeft de Protestantse Kerk in Nederland alle rechtspersonen van haar gemeenten (gemeente en diaconie) laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Gemeenten en diaconieën die zich via LRP hebben aangemeld, krijgen van de KvK een bevestiging van inschrijving met - voor elk - een eigen inschrijvingsnummer. Aan dit KvK-nummer is het reeds bestaande RSIN van de gemeente, respectievelijk de diaconie gekoppeld. Mocht je nog geen bevestiging van inschrijving hebben ontvangen, neem dan contact op met (030) 880 1880 of info@protestantsekerk.nl.
Het KvK-nummer kan gebruikt worden als hiernaar wordt gevraagd door leveranciers, zoals energie- en telecombedrijven. De rijksoverheid gebruikt voor de digitale communicatie met rechtspersonen, zoals gemeenten en diaconie, het systeem van eHerkenning. Dit is te vergelijken met de DigiD voor een natuurlijk persoon. Om eHerkenning te kunnen aanvragen is een KvK-nummer noodzakelijk. Een KvK-nummer is ook nodig als de gemeente of diaconie bijvoorbeeld aandelen of obligaties bezit. Zij hebben daarvoor een LEI-nummer nodig, dat alleen verkrijgbaar is als zij een KvK-nummer hebben.
Een gemeente en een diaconie kunnen worden geregistreerd (in het handelsregister) bij de Kamer van Koophandel (KvK). Een gemeente en/of diaconie worden dan als rechtspersoon ingeschreven. De bestuurders van religieuze organisaties (kunnen) niet (worden ingeschreven).
Voor 2019 was het beleid van de Protestantse Kerk om gemeenten en diaconieën niet bij de KvK in te schrijven, maar gelet op maatschappelijke ontwikkelingen (zoals eHerkenning) is besloten alsnog alle gemeenten en diaconieën in te (laten) schrijven. De inschrijving bij de KvK kan een gemeente of diaconie het beste via de dienstenorganisatie/LRP regelen. Dit om te voorkomen dat er problemen ontstaan met (de nummering van) de ANBI-regeling. Voor inschrijving is bepaalde informatie nodig, zoals een bezoekadres. In het gemeentedossier van LRP is hier onder 'tabblad Bestuurlijke gegevens' ruimte voor gemaakt. De lokaal beheerder en de ledenadministrateur kunnen als bezoekadressen van de colleges van kerkrentmeesters en diaconie een van de in LRP opgenomen kerkgebouwen aanwijzen. De keus is bewust beperkt tot kerkgebouwen, omdat bezoekadressen niet naar natuurlijke personen mogen leiden.
Als een gemeente of een diaconie een onderneming drijft, kan het zijn dat er aanvullende inschrijvingsvereisten in de KvK gelden.
Een gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland kent (over het algemeen) twee rechtspersonen: de gemeente en de diaconie.
De gemeente wordt door de voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters vertegenwoordigd. De diaconie wordt door de voorzitter en secretaris van het college van diakenen vertegenwoordigd.
Vanuit het verleden zijn er soms wijkgemeenten van bijzondere aard die rechtspersoonlijkheid hebben. In omstandigheden is het mogelijk dat een gemeente een stichting opricht. Zo'n stichting is gebonden aan regels uit de generale regeling 13 (stichtingen).
Zie ook:
Visitatie
Heeft iemand recht op inzage in het visitatieverslag?Ja, als iemand genoemd wordt in het visitatieverslag (bij naam of door middel van andere gegevens) heeft iemand in principe recht op inzage in het visitatieverslag door middel van een afschrift. Dit is geen kerkordelijke regel, maar een regel uit de algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Beperken van de inzage
Als rechten van anderen worden geschaad door het geven van een afschrift van het verslag aan een betrokkene, mag het inzagerecht worden beperkt. Bijvoorbeeld omdat er ook andere persoonsgegevens in de stukken staan.
Het doel van het inzagerecht is dat iemand kan weten welke informatie er over hem/haar bij een bepaalde instantie bekend is. Het is niet bedoeld om inzage te krijgen in het (verdere) verslag. Men zou dus het inzagerecht kunnen beperken door gedeelten van het visitatieverslag onleesbaar te maken of door een zakelijke weergave van de in het stuk voorkomende passages betreffende de persoon in kwestie. In het uiterste geval kan inzage helemaal worden afgewezen op grond van de rechten van anderen.
Wilt u inzage? Dan kunt u de kerkenraad of het college van visitatie hierom vragen.
Vraagt iemand om inzage? Dan kunt u aan de hand van bovenstaande informatie handelen. Als u nog vragen heeft kunt u contact opnemen met de dienstenorganisatie.
Nee, de visitatoren leveren hun visitatieverslag in bij het college voor de visitatie. Dit college deelt het verslag met de betrokken kerkenraad (ord. 10-5-10).
De kerkenraad kan vervolgens besluiten dat de gemeente ook op de hoogte moet zijn van de inhoud van het visitatieverslag.
Gaat de kerkenraad de bevindingen van het college delen met de gemeente en hoe?
Soms betreft de visitatie alleen de kerkenraad inclusief predikant en weet de gemeente er niet van, vaker betreft zij de gehele gemeente. In het laatste geval is in principe informatie aan de gemeente geboden, in het eerste geval kan de kerkenraad besluiten dit niet te doen.
Delen met de gemeente kan in de vorm van een samenvatting of een mondelinge toelichting. Verstrekken van het gehele rapport is meestal niet wijs en is ook niet verplicht. Het visitatierapport is geen openbaar stuk. Het dient zeker niet buiten de kring van de gemeente te worden verspreid (dus ook geen plaatsing op de openbare website of in het kerkblad als de ook bij de bibliotheek ligt). Steeds moet de kerkenraad rekening houden met de privacy van alle betrokkenen.
Lees over het visitatieverslag en privacy meer in de vraag:
Om te bemiddelen bij een lastige situatie in een gemeente is er het college voor de visitatie. Het wil de gemeente helpen om weer voluit gemeente van Christus te kunnen zijn.
Lees meer in dit artikel:
Vragen van diakenen
Waarom zouden we als diaconie Kerk in Actie steunen? Er zijn ook andere goede doelen.Kerk in Actie is opgericht door de protestantse kerken om hen te helpen bij hun werk voor zending en (wereld)diaconaat. Kerk in Actie werkt namens diaconieën. Dat betekent dat Kerk in Actie namens alle gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland relaties opbouwt met kerken en partners in het buitenland. Door Kerk in Actie te steunen maakt jouw gemeente via de diaconie actief deel uit van die wereldwijde kerk. We raken als kerken wereldwijd betrokken op elkaar, luisteren en leren van elkaar. Samen zijn we de kerk in actie, op vele plekken in de wereld. Diaconieën die de betrokkenheid willen verdiepen, kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om een van van actielanden van Kerk in Actie te steunen.
En Kerk in Actie werkt voor diaconieën door hen te ondersteunen met diaconaal werk in de eigen directe omgeving.
Binnen de diaconie kan afgesproken worden wie welke rol en taak op zich neemt. De diaken is een bemiddelaar die maatschappelijke nood en onrechtvaardige situaties aan de orde stelt in de kerkelijke gemeente. Om geld, tijd, betrokkenheid, gebed en inzet te vragen van gemeenteleden. Diakenen kiezen voor een rol die bij hen persoonlijk past. Op die manier komen ieders talenten het beste tot uiting en heeft het diakenwerk ook het meeste effect.
Mogelijke rollen binnen de diaconie:
- Bruggenbouwer: De diaken als bemiddelaar en bruggenbouwer. Iemand die contacten weet op te bouwen, goed kan netwerken en groepen met elkaar weet te verbinden.
- Helper: De diaken die de handen uit de mouwen steekt. Helpen waar geen ander helpt. Die met hulpvragers op zoek gaat naar oplossingen of een luisterend oor biedt.
- Aanjager: De diaken die houdt van pionieren. Die graag initiatieven ontplooit bij het zien van diaconale nood. Iemand die anderen kan motiveren om een bijdrage te leveren.
- Aanklager: De diaken die misstanden signaleert, oorzaken benoemt en problemen aankaart bij degenen die daarvoor verantwoordelijk is. Een pleitbezorger en stemversterker.