De secundaire arbeidsvoorwaarden worden vastgesteld door het Georganiseerd overleg predikanten en omvatten de volgende zaken:
- vergoeding van diverse soorten kosten
- permanente educatie
- jubileumgratificatie
- verlof in diverse vormen
5.1 Vergoeding van kosten
Forfaitaire vergoedingen zijn vergoedingen met een vast bedrag, ongeacht de daadwerkelijk gemaakte kosten. Voor forfaitaire vergoeding wordt gekozen wanneer de betreffende kosten moeilijk objectief vast te stellen zijn of wanneer het gewenst is alle predikanten op dat punt dezelfde vergoeding te verstrekken.
Er zijn forfaitaire vergoedingen voor de kosten van:
- representatie, bureaubenodigdheden, afschrijving, onderhoud en gebruik van tekstverwerkende apparatuur en van communicatie (telefoon, internet),
- vakliteratuur en bijscholing
- inrichtingskosten bij een verhuizing naar of uit de ambtswoning
- het gemis van een werkruimte
- het gebruik van een werkruimte
Declarabele vergoedingen zijn afhankelijk van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Er zijn declaratie-vergoedingen voor:
- vervoerskosten en
- verhuiskosten
In algemene zin verdient het voor predikanten aanbeveling om een factuur op naam te vragen en deze te bewaren. Dit met het oog op op de fiscale aftrek van de kosten en de declaratie van de kosten.
Onderstaand schema geeft samengevat weer door wie de betreffende vergoeding wordt uitbetaald (GR 5-7).
|
vergoeding |
betaling door gemeente |
betaling door Beheercommissie |
|
tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering |
|
X |
|
vergoeding gemis werkruimte |
X |
|
|
vergoeding gebruik werkruimte |
X |
|
|
vaste werktijd afhankelijke onkostenvergoeding voor representatiekosten, bureaukosten, afschrijving, onderhoud en gebruik van tekstverwerking apparatuur en communicatiekosten |
|
X |
|
vaste werktijd onafhankelijke onkostenvergoeding voor de kosten van vakliteratuur en permanente educatie |
|
X |
|
vervoerskosten |
X |
|
|
verhuiskosten bij aanvaarden beroep |
X |
|
|
verhuiskosten uit ambtswoning bij emeritaat of onvrijwillige losmaking (geen tucht) |
|
X |
|
verhuiskosten uit ambtswoning van nabestaanden na overlijden |
|
X |
5.1.1 De tegemoetkoming in de premie voor de ziektekostenverzekering
Evenals elke Nederlandse ingezetene betaalt een predikant aan de zorgverzekeraar een premie voor de ziektekostenverzekering.
Daarnaast wordt een predikant door de Belastingdienst aangeslagen voor de zogenaamde inkomensafhankelijke premie voor de Zorgverzekeringswet. Dit wijkt af van de situatie van een werknemer. Een werknemer wordt namelijk niet zelf door de Belastingdienst aangeslagen voor deze inkomensafhankelijke bijdrage, maar zijn werkgever.
Als onderdeel van de rechtspositie heeft een predikant aanspraak op een tegemoetkoming in de te betalen premie (GR 5-4-4-i). De hoogte van deze tegemoetkoming is door het Georganiseerd overleg predikanten bepaald op de hoogte van de premie die een werkgever voor zijn werknemer moet betalen aan de Belastingdienst.
Het percentage en het maximale bedrag voor de tegemoetkoming wordt vermeld in de uitvoeringsbepalingen.
Om voor de tegemoetkoming in aanmerking te komen, hoeft de predikant geen inzage te verschaffen in de voorwaarden en premiebedragen van de door hem gesloten verzekering. Besluit de predikant een verzekeringsvorm te kiezen met een hoog eigen risico, dan kan hij dat risico nimmer afwentelen op de gemeente of de kerk.
Bij langdurige afwezigheid (ziekte, vrijstelling van werkzaamheden, opschorting ambtsbediening, e.d.) van de predikant wordt deze vergoeding doorbetaald zolang het traktement wordt doorbetaald. Tijdens vakantie en studieverlof wordt de vergoeding ook doorbetaald.
5.1.2 De vergoeding gemis werkruimte
Als een predikant en een kerkenraad overeenkomen dat een predikant zelf in werkruimte voorziet, dan heeft de predikant recht op de vergoeding gemis werkruimte. Fulltime predikanten en deeltijd predikanten ontvangen hetzelfde bedrag, omdat hun kosten gelijk zijn en niet afhangen van de werktijd.
De hoogte van deze vergoeding staat vermeld in de uitvoeringsbepalingen.
Bij langdurige afwezigheid (ziekte, vrijstelling van werkzaamheden, opschorting ambtsbediening, e.d.) van de predikant wordt deze vergoeding doorbetaald zolang het traktement wordt doorbetaald. Tijdens vakantie en studieverlof wordt de vergoeding ook doorbetaald.
Als een predikant de ambtswoning verlaat omdat hij binnen een jaar met emeritaat gaat, dan heeft hij geen recht meer op de vergoeding gemis werkruimte.
5.1.3 De vergoeding gebruik werkruimte
Als een predikant en een kerkenraad overeenkomen dat de predikant op eigen kosten de werkruimte inricht (meubilair, behang, verf en stoffering) en onderhoudt (verlichting, verwarming, schoonmaak) dan heeft de predikant recht op de vergoeding gebruik werkruimte. Dit kan gelden bij een werkruimte in een ambtswoning, bij een werkruimte in het kerkelijk centrum of bij een werkruimte in het huis dat de predikant zelf gekocht of gehuurd heeft.
Fulltime predikanten en deeltijd predikanten ontvangen hetzelfde bedrag, omdat hun kosten gelijk zijn en niet afhangen van de werktijd.
De hoogte van deze vergoeding staat vermeld in de uitvoeringsbepalingen.
Bij langdurige afwezigheid (ziekte, vrijstelling van werkzaamheden, opschorting ambtsbediening, e.d.) van de predikant wordt deze vergoeding doorbetaald zolang het traktement wordt doorbetaald. Tijdens vakantie en studieverlof wordt de vergoeding ook doorbetaald.
5.1.4 De vergoeding voor bureaukosten e.d.
Predikanten hebben recht op vergoeding van de kosten die zij in de uitoefening van het ambt maken voor representatie, bureaubenodigdheden, afschrijving en onderhoud van tekstverwerkende apparatuur en communicatie. Hieronder een nadere beschrijving.
Representatiekosten
Ter uitoefening van zijn taak maakt een predikant een veelheid van kosten die moeilijk apart te declareren zijn. Het ontvangen van (groepen) gemeenteleden in de pastorie brengt kosten met zich mee voor huisvesting (gas, licht en water) en verzorging (eten en drinken). Zo ook het voldoen aan allerlei sociale verplichtingen, waarbij attenties (een bloemetje, een cadeautje) verwacht worden. De kosten van kleding (o.a. toga en kostuum) vallen ook onder de representatiekosten.
Bureaubenodigdheden
Onder bureaubenodigdheden vallen kantoorbenodigdheden zoals pennen, papier, enveloppen, ordners, postzegels, cartridges e.d.
Kosten tekstverwerkende apparatuur
Onder de kosten voor tekstverwerkende apparatuur vallen de afschrijving en het onderhoud van een personal computer, een laptop, een tablet en de randapparatuur (zoals printers, modems en scanners) en software.
Communicatiekosten
Onder communicatiekosten vallen de kosten van abonnement en gebruik van de telefoon (vast en mobiel) en de aansluiting op internet.
De vergoeding is een vast bedrag wordt uitbetaald door de Beheercommissie. De hoogte van Het bedrag staat vermeld in de uitvoeringsbepalingen.
Predikanten in deeltijdfunctie hebben recht op een tegemoetkoming in evenredigheid met de werktijd.
De vergoeding wordt:
- doorbetaald tijdens vakantie, studieverlof en zwangerschapsverlof
- per direct stopgezet bij schorsing in de vervulling van het ambt (ord. 10-9-7)
- na één jaar stopgezet, als de ambtswerkzaamheden wegens andere redenen o.a. ziekte en vrijstelling van werkzaamheden (ord. 3-19) niet zijn uitgeoefend.
5.1.5. De vergoeding voor vakliteratuur en permanente educatie
Om bij te blijven op zijn vakgebied is, schaft de predikant vakliteratuur aan en voldoet hij aan de verplichting tot permanente educatie. Voor de kosten hiervan heeft de predikant recht op een vergoeding.
De vergoeding betreft een vast bedrag per maand, die door de Beheercommissie wordt uitbetaald. De hoogte van het bedrag is vermeld in de uitvoeringsbepalingen.
Fulltime predikanten en deeltijd predikanten ontvangen hetzelfde bedrag, omdat hun kosten gelijk zijn en niet afhangen van de werktijd.
De vergoeding wordt:
- doorbetaald tijdens vakantie, studieverlof, zwangerschapsverlof en als de ambtswerkzaamheden wegens andere redenen o.a. ziekte en vrijstelling van werkzaamheden (ord. 3-19) niet worden uitgeoefend.
- per direct stopgezet bij schorsing in de vervulling van het ambt (ord. 10-9-7)
Indien een predikant aan meer dan één gemeente verbonden is, keert de Beheercommissie werktijd onafhankelijke vergoeding één keer uit.
5.1.6 De vergoeding van vervoerskosten
De kosten die de predikant in zijn ambtsuitoefening voor vervoer maakt, declareert hij bij de gemeente. De gemeente vergoedt de kosten volgens de regels daarvoor in de uitvoeringsbepalingen. Het verdient aanbeveling dat gemeente en predikant vooraf afspraken maken over de keuze van de vervoermiddelen, zowel voor reizen binnen als buiten het gebied van de gemeente. Uiteraard wordt daarbij de plaatselijke situatie in beschouwing genomen. In geval van moeilijke verbindingen per openbaar vervoer kan uitsluitend gebruik van dat vervoermiddel redelijkerwijze niet afgesproken worden. De vergoeding voor kilometers per fiets is ingevoerd met het oog op een positieve bijdrage aan een schoner milieu.
Als een predikant op eigen verzoek buiten de grenzen van de gemeente woont, zijn de kilometers tussen de woning en de gemeentegrens declarabel. Een uitzondering geldt voor de predikant die:
- op of na 1 januari 2010 en vóór 1 januari 2019 op eigen verzoek buiten de gemeentegrens is gaan wonen of blijven wonen. Deze predikant komt niet in aanmerking voor vergoeding van de vervoerskosten tussen de woning en de gemeentegrens, zolang die aan de betreffende gemeente verbonden blijft, tenzij er andere afspraken zijn gemaakt.
- binnen een jaar voor het emeritaat met een beroep op artikel GR 5-14-6 buiten de grenzen van de gemeente gaat wonen, tenzij in overleg met de kerkenraad andere afspraken worden gemaakt.
Bij de vaststelling van de bedragen van de vergoedingen voor auto, motor, bromfiets, scooter, snorfiets, e-bike en fiets is als uitgangspunt genomen dat de kosten van het privé bezit en gebruik van deze vervoermiddelen geen onderdeel van de vergoeding behoren te zijn. Verder wordt ervan uitgegaan dat de predikant zich voldoende verzekert tegen verlies, diefstal en schade aan derden, aan inzittenden en het voertuig zelf. Deze verzekeringskosten worden geacht onderdeel uit te maken van de vergoeding. Ook de kosten voor parkeren, tol en veerponten worden geacht onderdeel uit te maken van de vergoeding.
Het werken in deeltijd, het hebben van vakantie of het doormaken van een ziekteperiode hebben geen invloed op de hoogte van de vergoeding. De daadwerkelijk gemaakte kosten of kilometers worden immers gedeclareerd.
Vervoerskosten t.b.v. de permanente educatie (mentoraat, primaire nascholing en voortgezette nascholing) worden vergoed door de vaste vergoeding voor vakliteratuur en permanente educatie. De predikant kan deze dus niet apart declareren.
Vervoerskosten voor verplichte bezoeken aan de bedrijfsarts komen voor vergoeding in aanmerking.
Vervoerskosten voor therapieën, die zijn aanbevolen door de bedrijfsarts zijn niet declarabel, tenzij hierover afspraken worden gemaakt (zie volgende paragraaf).
De predikant kan met een af te spreken frequentie zijn vervoerskosten declareren op basis van een door hem bijgehouden kilometeradministratie en door het overleggen van vervoerbewijzen van het openbaar vervoer. Aan de gemeente verstrekt de predikant een overzicht met daarop:
- de datum waarop de reis werd afgelegd;
- het vervoermiddel waarvan gebruik gemaakt werd;
- het bedrag (openbaar vervoer) of het aantal kilometers (andere vervoermiddelen) waar het bij de reis om ging;
- het karakter van de reis (bijvoorbeeld pastoraat, kerkdienst, vergadering); met het oog op het ambtsgeheim hoeft de predikant niet te verantwoorden welke personen zijn bezocht.
5.1.7 De vergoeding van verhuiskosten
De predikant heeft in de volgende situaties recht op de vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten.
|
situatie |
vergoeding door |
|
|
|
|
De vergoeding van de verhuiskosten bij verhuizing naar de gemeente wordt zowel bij het betrekken van een ambtswoning als bij het betrekken van een eigen (gekochte of gehuurde) woning verstrekt.
Als de predikant zich met instemming van de (algemene) kerkenraad buiten de grenzen van de gemeente vestigt, bestaat er ook recht op de verhuiskostenvergoeding.
Het recht op de vergoeding bestaat als de predikant en het college van kerkrentmeesters overeenstemming hebben bereikt over de te vergoeden redelijk kosten op basis van in beginsel twee offertes.
De vergoeding van de verhuiskosten bestaat uit twee componenten:
- volledige vergoeding voor het transport in Nederland van de predikant, zijn gezin en inboedel en
- een inrichtingsvergoeding.
De regels en voorwaarden voor de vergoeding van de kosten van de verhuizing staan in de uitvoeringsbepalingen.
Onder inrichtingskosten worden alle kosten verstaan die volgens maatschappelijk gebruik of wettelijke regeling voor rekening van de huurder komen. Te denken valt aan het binnenschilderwerk, behang, stoffering, aansluiting apparatuur e.d. Voor dit soort kosten wordt een forfaitaire (= vaste) vergoeding gegeven, waarvan de hoogte in de uitvoeringsbepalingen staat.
Deeltijd predikanten hebben recht op de volledige vergoeding als waren zij een fulltime predikant.
Verhuist een predikant om in twee gemeenten tegelijkertijd het werk van predikant te gaan doen, dan dient hij de declaratie in bij de gemeente die haar pastorie beschikbaar stelt. Is daarvan geen sprake, dan dient hij de declaratie in bij de gemeente binnen welke grenzen hij gaat wonen. Is daarvan ook geen sprake, dan dient de predikant de declaratie bij beide gemeenten in, die de vergoeding uitkeren in evenredigheid met de werktijd.
Verhuist een predikantenechtpaar naar een gemeente om daar beiden te gaan werken, al dan niet op één standplaats, dan declareren beide partners in evenredigheid met hun werktijd de verhuiskosten.
Voorbeeld: A werkt voor 40% en B voor 50%, dan declareert A 40/90e deel van de totale vergoeding en B 50/90e deel.
Ander voorbeeld: A werkt voor 60% en B op een andere standplaats binnen dezelfde gemeente voor 75%, dan declareert A 60/135e deel van de totale vergoeding en B 75/135e deel.
Verhuist een predikantenechtpaar naar A omdat de ene partner in A gaat werken als predikant en de andere partner in B, dan worden de verhuiskosten gedeclareerd bij gemeente A.
Indien een predikant om een andere reden dan emeritaat binnen vier jaar zijn werkzaamheden in de gemeente vrijwillig beëindigt, dient hij de inrichtingsvergoeding (niet de transportkosten) gedeeltelijk terug te betalen. Deze terugbetaling bedraagt in het eerste jaar na zijn intrede 75% van de vergoeding, in het tweede en derde jaar 50% en in het vierde jaar 25%. Bij overlijden berust op de nabestaanden niet de terugbetalingsverplichting.
De verhuiskosten kunnen bij het verlaten van de ambtswoning in verband met emeritaat, onvrijwillige losmaking (geen tucht) of met het overlijden van een dienstdoende predikant worden gedeclareerd bij de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen. Het recht op de vergoeding bestaat als de predikant en de Beheercommissie overeenstemming hebben bereikt over de te vergoeden redelijk kosten op basis van in beginsel twee offertes.
Voor de declaratie is een formulier beschikbaar, zie de downloads. Het formulier moet worden ondertekend door de predikant en de scriba van de kerkenraad. Dit dient als bewijs dat de predikant de ambtswoning op ordentelijke wijze heeft verlaten.
Bij emeritaat moet de predikant de ambtswoning niet langer dan één jaar voor de datum van emeritaat verlaten om in aanmerking te komen voor de vergoeding.
Een enkele keer komt het voor dat een predikant door de gemeente gevraagd wordt om binnen de gemeente te verhuizen van de ene naar de andere ambtswoning. In dat geval is het advies om de verhuiskosten en de inrichtingskosten te vergoeden volgens de geldende regeling. Het is raadzaam om over de terugbetalingsverplichting in onderling overleg afspraken te maken die passen bij de omstandigheden van het geval. Het is bijvoorbeeld denkbaar om de terugbetalingsverplichting in het geheel niet van toepassing te verklaren of om de ingangsdatum te stellen op de eerdere bevestigingsdatum en niet op de latere verhuisdatum.
5.1.8 De vergoeding van kosten, waarvoor geen regeling geldt
Een gemeente kan met haar predikant afspraken maken over de vergoeding van noodzakelijk uitzonderlijke ambtskosten, waarvoor in de generale regeling of de uitvoeringsbepalingen geen regels zijn gegeven. De afspraak hierover wordt schriftelijk vastgelegd en ondertekend door de predikant, de preses en de scriba van de kerkenraad en de voorzitter en secretaris van het college van kerkrentmeesters. De afspraak betreft in ieder geval de hoogte en duur van de compensatie en de voorwaarden waaronder de vergoeding wordt gewijzigd.
Voorbeelden van noodzakelijke uitzonderlijke kosten zijn:
- buitensporige stookkosten in een slecht geïsoleerde en/of te grote ambtswoning;
- de kosten die de predikant op advies van de bedrijfsarts maakt voor het volgen van een therapie, waarvan de kosten niet op een andere wijze worden vergoed.
5.2 Rechten en plichten in verband met permanente educatie
Predikanten worden geroepen de theologische wetenschap te blijven beoefenen. De kerk en de gemeenten worden geroepen predikanten daarvoor de gelegenheid te geven. In ordinantie 13, de generale regeling voor de opleiding en vorming van predikanten (GROV) en GR 5 is op dit gebied een aantal voorzieningen getroffen, die hieronder worden besproken.
5.2.1 De verplichte werkbegeleiding
Het eerste jaar na de eerste bevestiging als predikant ontvangt de beginnend predikant volgens de generale regeling permanente educatie werkbegeleiding door een daartoe aangewezen mentor.
De daarmee gepaard gaande werktijd van zowel de beginnende predikant als de mentor komt ten laste van de gemeente, waaraan zij ieder voor zich verbonden zijn. De aan de werkbegeleiding verbonden vervoerskosten bestrijdt de beginnend predikant uit de vergoeding die hij krijgt voor de kosten van vakliteratuur en permanente educatie. De mentor kan de vervoerskosten declareren bij de landelijke kerk.
5.2.2 De primaire nascholing
Na de werkbegeleiding gaat een periode van vier jaar in waarin de predikant de primaire nascholing volgt. Deze nascholing wordt verzorgd door de Protestantse Theologische Universiteit. De hieraan te besteden tijd komt in mindering op de tijd die de predikant beschikbaar heeft voor het werk in de gemeente. Over de periode waarin de nascholingsactiviteiten worden gevolgd overlegt de predikant met de kerkenraad.
De kosten van de nascholing worden gedragen door de landelijke kerk. De predikant bestrijdt de reiskosten uit de vergoeding, die hij krijgt voor de kosten van vakliteratuur en permanente educatie. De verplichte nascholing is geregeld in de generale regeling permanente educatie.
5.2.3 De voortgezette nascholing
Vijf jaar na de eerste bevestiging volgt in cycli van telkens 5 jaren de voortgezette nascholing. Over de inhoud, de keuzevrijheid, de studie-uren, het scholingsplan en het portfolio is hier meer informatie te vinden.
De tijd die de predikant aan de permanente educatie moet besteden maakt onderdeel van de werktijd als predikant.
De verblijf-, cursus- en materiaalkosten van het aangestuurde deel van de permanente educatie worden rechtstreeks door de kerk aan de Protestantse Theologische Universiteit vergoed.
De verblijf-, cursus- en materiaalkosten van de studie onder eigen regie kan de predikant bestrijden uit de vaste vergoeding voor vakliteratuur en permanente educatie en zijn dus niet declarabel bij de gemeente.
De reiskosten voor de gehele voortgezette nascholing kan de predikant bestrijden uit de vaste vergoeding voor vakliteratuur en permanente educatie en zijn dus niet declarabel bij de gemeente.
5.2.4 De vergoeding voor vakliteratuur en permanente educatie
Voor de aanschaf van vakliteratuur en voor de niet door de kerk gefinancierde kosten van de permanente educatie ontvangt de predikant maandelijks een vaste vergoeding (zie paragraaf 5.1.5).
5.3 Jubileumgratificatie
De predikant maakt aanspraak op een jubileumgratificatie na een diensttijd van 25 of 40 jaar (al dan niet aaneengesloten).
Bij de bepaling van de jubileumperiode wordt niet gekeken naar de periode dat de predikant in het ambt heeft gestaan, maar naar de periode die de predikant werkzaam is geweest op basis van een kerkelijke rechtspositie. De volgende periode tellen mee:
- perioden als kerkelijk medewerker van een gemeente, een diaconie, een kerkelijke stichting of de kerk op grond van de generale regeling rechtspositie kerkelijk medewerkers in dienst (GR 6);
- perioden als predikant voor gewone werkzaamheden op grond van de generale regeling rechtspositie predikanten (GR 5);
- perioden als predikant voor structurele hulpdiensten met ingangsdata vanaf 1 juli 2021 op grond van de generale regeling rechtspositie predikanten (GR 5).
Perioden in de volgende hoedanigheid tellen niet mee:
- beroepbaar predikant;
- predikant buiten vaste bediening;
- predikant met een bijzondere opdracht;
- emeritus predikant;
- predikant van een ander kerkgenootschap.
De hoogte van de uitkering bij een 25- of 40-jarig jubileum wordt geregeld in de uitvoeringsbepalingen.
Op grond van haar eigen registratie en de het predikantenregister stelt de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen vast wie in enig jaar in aanmerking komt voor een jubileumgratificatie.
Eventuele jaren met een rechtspositie als kerkelijk medewerker of met een rechtspositie voor structurele hulpdiensten vanaf 1 juli 2021 dienen door de predikant zelf bij de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen te worden gemeld en aangetoond.
De Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen berekent de hoogte van de gratificatie en maakt die over aan de predikant. De predikant wordt schriftelijk geïnformeerd over de jubileumgratificatie. De kerkenraad ontvangt hiervan een kopie.
|
Voorbeeld Een predikant werkte 10 jaar als fulltime predikant voor gewone werkzaamheden. Vervolgens werkte hij 10 jaar fulltime als predikant in algemene dienst. Daarna werkte hij 5 jaar halftime als predikant voor gewone werkzaamheden. De gemiddelde werktijd over de jubileumperiode van 25 jaar bedraagt ((20 x 1) + (5 x 0,5)) / 25 = 22,5 / 25 = 90%. De gratificatie bedraagt nu 90% x 70% x fulltime maandtraktement, inclusief vakantietoeslag. |
5.4 Verlof
Voor predikanten is een aantal vormen van verlof geregeld, die onderstaand worden toegelicht.
5.4.1 Betaald vakantieverlof
Een predikant jonger dan 50 jaar recht op 6 weken vakantie per kalenderjaar. In het kalenderjaar waarin een predikant 50 jaar wordt en de jaren daarna, heeft een predikant recht op 7 weken vakantie. Dit geldt zowel voor fulltime als parttime predikanten. Een fulltime predikant heeft fulltime weken verlof, een parttime predikant heeft parttime weken verlof.
Tijdens de vakantie worden het traktement, de tegemoetkoming in de premie voor de ziektekostenverzekering en de forfaitaire kostenvergoedingen doorbetaald.
Als een predikant ziek wordt tijdens de vakantie, gaat het vakantieverlof over in ziekteverlof. De predikant behoudt het recht om later het resterende vakantieverlof alsnog op te nemen.
Het is mogelijk voor een predikant om tijdens een langdurige periode van ziekte vakantieverlof op te nemen. Daarvoor is toestemming van de bedrijfsarts nodig.
Het recht op vakantieverlof is een recht per jaar. Als een predikant gedurende het jaar muteert van gemeente A naar gemeente B en hij heeft in gemeente A een bepaald deel van het jaartotaal opgenomen, dan heeft hij in gemeente B nog recht op opname van het resterende deel. Dit wordt niet tussen de gemeenten verrekend.
Het verlof wordt opgenomen in overleg met de kerkenraad, omdat de kerkenraad verantwoordelijk is voor het regelen van de vervanging. Daarbij geldt dat de predikant zelf verantwoordelijk is voor de opname van het verlof. Niet opgenomen verlof wordt gerekend als overwerk, dat niet wordt uitbetaald. Doorschuiven van verlof naar een volgend kalenderjaar is alleen mogelijk, als de kerkenraad daarmee instemt.
5.4.2 Vrije zondagen
Per jaar heeft een fulltime predikant recht op 18 of 19 vrije zondagen:
- 6 of 7 zondagen die vallen in de vakantie
- 10 reguliere vrije zondagen
- gemiddeld 2 vrije zondagen (= 10 vrije zondagen per 5 jaar) t.b.v. de permanente educatie.
Bij 52 zondagen per jaar mag een predikant dus gevraagd worden om op 33 of 34 zondagen het dienstwerk te verrichten. Op die zondagen verricht hij het dienstwerk in overeenstemming met de lokale afspraken daarover. Heeft een gemeente de gewoonte om twee diensten per zondag te hebben, waarin in principe de eigen predikant voorgaat, dan zal de betreffende predikant zo’n 68 keer per jaar voorgaan in zondagse erediensten. Bij de verdere invulling van het takenpakket van de predikant zal dan rekening gehouden moeten worden met het hoge aantal te verzorgen preekbeurten. Heeft een gemeente de gewoonte om één dienst per zondag te hebben, waarin in principe de eigen predikant voorgaat, dan is sprake van zo’n 34 zondagse erediensten per jaar in de gemeente. Door de week zal de betreffende predikant meer ruimte voor andere taken hebben, dan de collega die elke zondag twee diensten moet verzorgen. Het beleid met betrekking tot het aantal erediensten per zondag en met betrekking tot de vraag hoeveel van die diensten verzorgd worden door de eigen predikant komt tot stand in overleg tussen de predikant en de kerkenraad. Het verdient aanbeveling de afspraken vast te leggen in het werkplan van de predikant. Naast de zondagen kan de predikant het dienstwerk ook verrichten op de christelijke feest- en gedenkdagen.
Bij een parttime predikant wordt in het werkplan geregeld op hoeveel zondagen de predikant het dienstwerk zal vervullen. Dit kan meer of minder zijn dan het aantal dat ontstaat als de deeltijdfactor wordt toegepast op het aantal zondagen dat een fulltime predikant het dienstwerk moet verrichten. Bij een predikant met een deeltijdpercentage van 60% zou gezegd kunnen worden dat hij op 60% x 34 zondagen = 20 zondagen het dienstwerk moet verrichten. In het werkplan kan echter een groter of kleiner aantal worden overeengekomen. De te maken keuze heeft consequenties voor de mate waarin de parttime predikant beschikbaar is voor andere taken als pastoraat en catechese.
5.4.3 Betaald zwangerschaps- en bevallingsverlof
Een vrouwelijke predikant wordt in verband met zwangerschap en bevalling vrijgesteld van werkzaamheden voor een periode zoals die wordt vermeld in de uitvoeringsbepalingen.
Tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof worden het traktement en de vergoedingen doorbetaald. Bij het zwangerschaps- en bevallingsverlof gaat het dus om betaald verlof.
Naast bovenstaande kerkelijke regeling valt de vrouwelijke predikant als zelfstandige ook onder de burgerlijke Wet arbeid en zorg. In het kader van deze wet hebben zelfstandigen recht op de zogenaamde ZEZ-uitkering (zwanger en zelfstandig). De ZEZ-uitkering bedraagt maximaal het bruto minimumloon.
Omdat het niet de bedoeling is dat de predikant een dubbel inkomen heeft en omdat de gemeente moet zorgen voor vervanging van de predikant, is in artikel GR 5-5-4 geregeld dat de predikant de ZEZ-uitkering afstaat aan de gemeente.
De aanvraag van de ZEZ-uitkering en het afstaan daarvan aan de gemeente gaat als volgt in zijn werk.
- De predikant vraagt de ZEZ-uitkering aan via Mijn UWV.
- De predikant ontvangt het gebruikelijke traktement en de vergoedingen van de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen en het college van kerkrentmeesters.
- De predikant maakt aan de het college van kerkrentmeesters het brutobedrag van de ZEZ-uitkering over, hoewel die zelf van het UWV een netto-uitkering krijgt uitbetaald.
- Het college van kerkrentmeesters vergoedt de vervanger(s) van de predikant volgens de daarvoor binnen de kerk geldende beloningsregels (hulpdiensten-tarief predikanten of salarisregeling kerkelijk werkers). Voor de financiering van de vervangingskosten kan het college (onder meer) de middelen van de ontvangen ZEZ-uitkering aanwenden.
- Bij de belastingaangifte geeft de predikant:
- bij ‘inkomsten uit overig werk’ het bruto traktement op, waarbij het bruto bedrag van ZEZ-uitkering als aftrekpost mag worden opgegeven met als omschrijving ‘verplichte afdracht ZEZ-uitkering’
- bij ‘loon en andere inkomsten’ het brutobedrag van de ontvangen ZEZ-uitkering op (waarschijnlijk al vooringevuld bij de belastingaangifte).
Bovenstaande procedure tot gebruikmaking van de ZEZ-uitkering maakt duidelijk dat er sprake is van twee verplichtingen:
- de predikant is verplicht om de ZEZ-uitkering aan te vragen;
- de gemeente is verplicht om zorg te dragen voor vervanging.
Als de predikant niet aan haar verplichting voldoet om de ZEZ-uitkering aan te vragen, terwijl ze wel recht heeft op deze uitkering, dan kan de gemeente niettemin van de predikant eisen om het brutobedrag van de uitkering af te staan aan de gemeente.
Het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft geen invloed op het recht op vakantieverlof. Wel heeft het invloed op het aantal vrije zondagen: voor elke maand zwangerschaps- en bevallingsverlof vervalt één vrije zondag.
5.4.4 Betaald geboorteverlof
Na de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie de predikant ongehuwd samenwoont of degene van wie de predikant het kind erkent, heeft de predikant recht op betaald geboorteverlof. Het verlof bedraagt ten hoogste tweemaal de arbeidsduur per week. Het recht op opname van het verlof bestaat gedurende een tijdvak van acht weken, ingaande op dag van de bevalling.
5.4.5 Betaald adoptie en pleegzorgverlof
Bij de adoptie van een kind of bij de opname van een pleegkind heeft de predikant recht op maximaal vier weken betaald adoptie- of pleegzorgverlof. Het recht op opname van het verlof bestaat gedurende een tijdvak van twee weken vóór de datum van de feitelijke adoptie of opname tot en met zestien weken daarna. Indien tegelijkertijd twee of meer kinderen worden opgenomen, bestaat het recht op verlof slechts ten aanzien van één van die kinderen. Van opname van een pleegkind is sprake als het kind blijkens verklaringen uit de gemeentelijke bevolkingsadministratie op hetzelfde adres als de predikant woont en door hem in diens gezin duurzaam wordt verzorgd en opgevoed op basis van een pleegcontract als bedoeld in artikel 39 van de Wet op de jeugdhulpverlening.
5.4.6 Onbetaald ouderschapsverlof
Voor elk kind in het huisgezin dat nog niet de leeftijd van acht jaar heeft bereikt, heeft een predikant recht op onbetaald ouderschapsverlof in de vorm van een tijdelijke werktijdvermindering. De voorwaarden voor opname van dit verlof staan in de uitvoeringsbepalingen.
De periode van verlof en de omvang van de werktijdvermindering worden afgesproken tussen predikant en kerkenraad, evenals de werkzaamheden die de predikant in de resterende werktijd zal verrichten. De afspraken worden vastgelegd in een door de predikant en de preses en scriba te tekenen overeenkomst. Deze wordt in kopie aan het college van kerkrentmeesters en de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen gestuurd. Een model voor de overeenkomst staat bij de downloads op deze pagina.
Tijdens het ouderschapsverlof geschiedt de pensioenopbouw in evenredigheid met de verlaagde werktijd. Als de predikant over de gemiste werktijd pensioen wil blijven opbouwen, kan hij bij het Pensioenfonds Zorg & Welzijn verzoeken om vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw. Bij dit verzoek moet de predikant aan het pensioenfonds vragen om de factuur voor de vrijwillige voortzetting aan hemzelf te zenden, zodat hij deze volledig zelf kan voldoen. De kerk draagt niet bij in deze premie.
Indien aan de predikant tijdens de verlofperiode een wachtgeld wordt toegekend als bedoeld in GR 5-11, wordt het wachtgeld berekend op basis van de onverminderde werktijd.
Indien aan de predikant tijdens de verlofperiode emeritaat wegens volledige arbeidsongeschiktheid of werktijdvermindering wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt verleend, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering berekend op basis van de onverminderde werktijd.
Indien de predikant tijdens de verlofperiode komt te overlijden, wordt de overlijdensuitkering berekend op basis van de onverminderde werktijd.
Om tijdens het ouderschapsverlof verzekerd te blijven tegen het risico van overlijden (partnerpensioen en wezenpensioen) dient de predikant een verzoek in te dienen bij het Pensioenfonds Zorg & Welzijn tot (gratis) bescherming bij verlof en werkloosheid. Een formulier hiervoor staat op de website van het pensioenfonds.
5.4.7 Betaald kortdurend zorgverlof
Als de predikant in verband met ziekte moet zorgen voor een familielid of huisgenoot, dan bestaat per periode van twaalf maanden recht op maximaal twee weken betaald kortdurend zorgverlof. Het verlof wordt opgenomen na overleg met de kerkenraad. In de uitvoeringsbepalingen staat precies beschreven voor welke familieleden en huisgenoten het recht op kortdurend zorgverlof bestaat.
5.4.8 Onbetaald langdurend zorgverlof
Als de predikant in verband met ziekte moet zorgen voor een familielid of huisgenoot, dan bestaat per periode van twaalf maanden recht op maximaal zes weken onbetaald langdurend zorgverlof. Het verlof wordt opgenomen na overleg met de kerkenraad. In de uitvoeringsbepalingen staat precies beschreven voor welke familieleden en huisgenoten het recht op langdurend zorgverlof bestaat.
De periode van verlof en de omvang van de werktijdvermindering worden afgesproken tussen predikant en kerkenraad, evenals de werkzaamheden die de predikant in de resterende werktijd zal verrichten. De nieuwe tijdelijke werktijd kan niet minder zijn dan een derde van de overeengekomen werktijd. De afspraken worden vastgelegd in een door de predikant en de preses en scriba te tekenen overeenkomst. Deze wordt in kopie aan het college van kerkrentmeesters en de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen gestuurd. Een model voor de overeenkomst staat bij de downloads op deze pagina.
Omdat het langdurend zorgverlof wordt behandeld als een werktijdvermindering, wordt tijdens het langdurend zorgverlof de bezettingsbijdrage aangepast.
Tijdens het langdurend zorgverlof geschiedt de pensioenopbouw in evenredigheid met de verlaagde werktijd. Als de predikant over de gemiste werktijd pensioen wil blijven opbouwen, kan hij bij het Pensioenfonds Zorg & Welzijn verzoeken om vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw. Bij dit verzoek moet de predikant aan het pensioenfonds vragen om de factuur voor de vrijwillige voortzetting aan hemzelf te zenden, zodat hij deze volledig zelf kan voldoen. De kerk draagt niet bij in deze premie.
Indien aan de predikant tijdens de verlofperiode een wachtgeld wordt toegekend als bedoeld in GR 5-11, wordt het wachtgeld berekend op basis van de onverminderde werktijd.
Indien aan de predikant tijdens de verlofperiode emeritaat wegens volledige arbeidsongeschiktheid of werktijdvermindering wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt verleend, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering berekend op basis van de onverminderde werktijd.
Indien de predikant tijdens de verlofperiode komt te overlijden, wordt de overlijdensuitkering berekend op basis van de onverminderde werktijd.
Om tijdens het onbetaald langdurend zorgverlof verzekerd te blijven tegen het risico van overlijden (partnerpensioen en wezenpensioen) dient de predikant een verzoek in te dienen bij het Pensioenfonds Zorg & Welzijn tot (gratis) bescherming bij verlof en werkloosheid. Een formulier hiervoor staat op de website van het pensioenfonds.
5.4.9 Betaald verhuisverlof
Aan de vertrekkende predikant wordt voorafgaand aan de bevestiging in de nieuwe gemeente bijzonder verlof verleend voor de verhuizing naar de nieuwe gemeente. De duur van dit verlof bedraagt één kalenderweek. Van dit verlof is alleen sprake bij mutatie van de ene naar de andere gemeente. Het verlof wordt opgenomen in de voor de oude gemeente beschikbare werktijd. Bij een predikant die voor het eerst bevestigd wordt of die opnieuw bevestigd wordt nadat hij een periode geen predikant voor gewone werkzaamheden is geweest, geldt dit verlof niet.
Tijdens het verhuisverlof worden het traktement, de tegemoetkoming in de premie voor de ziektekostenverzekering en de forfaitaire kostenvergoedingen doorbetaald.
Kosten voor vervanging van de verhuizende predikant komen voor rekening van de oude gemeente.
Het verlof heeft geen invloed op andere verlofrechten. Het recht op vakantie en vrije zondagen blijft onverminderd bestaan.
5.4.10 Betaald educatieverlof
Voor het voldoen aan de verplichtingen met betrekking tot de permanente educatie heeft de predikant per 5 jaar recht op een aantal uren betaald verlof. Het aantal uren staat in de uitvoeringsbepalingen.
5.5 Extra beloning of vergoedingen
Het komt wel eens voor dat een kerkenraad zou willen besluiten een predikant bovenop de centraal voorgeschreven beloning extra te belonen. Een dergelijke extra beloning is niet toegestaan (GR 5-2-1), omdat:
- het de predikant kan verplichten en een belemmering kan gaan vormen voor de vrije ambtsuitoefening;
- het een aantasting is van het principe dat predikanten in gelijke situaties gelijk beloond worden;
- het de mobiliteit van de predikant kan belemmeren als een volgende gemeente niet bereid is dezelfde extra beloning te geven.
Waar extra beloning niet is toegestaan, bestaat volgens GR 5-2-2 wel de mogelijkheid dat een gemeente in uitzonderlijke gevallen een compensatie geeft voor noodzakelijke ambtskosten, waarvoor geen centrale regeling bestaat. Hierbij valt te denken aan een compensatie voor uitzonderlijk hoge stookkosten in een grote of slecht geïsoleerde ambtswoning. Of voor de kosten van onderhoud van een uitzonderlijk grote pastorietuin.