Protestantse Kerk
Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde

Wijzigingen kerkorde op een rijtje

De tekst van de kerkorde is te vinden op de themapagina Kerkorde. Hieronder staan de wijzigingen ten opzichte van de gedrukte uitgave. (bijgewerkt juni 2024).

Hieronder vindt u opgesomd de wijzigingen ten opzichte van de gedrukte uitgave (editie 2019). De nieuwe wijzigingen zijn in VET vermeld.De wijzigingen in de Nieuwe Toelichting die hierdoor nodig zijn vindt u op https://www.kokboekencentrum.nl/toelichting-kerkorde/.

Art. VI-3 KO

De samenstelling van de ambtelijke vergaderingen geschiedt naar regels bij ordinantie gesteld.

Art. XIII-1

De zorg voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente berust bij de kerkenraad, die de verzorging van vermogensrechtelijke aangelegenheden van diaconale aard toevertrouwt aan het college van diakenen, en de verzorging van de andere vermogensrechtelijke aangelegenheden aan het college van kerkrentmeesters.

ord. 2-4-3

tekst voetnoot is huidige tekst

ord. 2-8 

Artikel 8 Nieuwe gemeenten, samengaan en splitsen van gemeenten

  1. Vorming, toetreden, samengaan en splitsing van gemeenten geschiedt naar regels in generale regeling 1 gesteld.

In lid 4 is ‘nieuwe gemeente’ twee maal gewijzigd in ‘gemeente na het samengaan,

In lid 5 is ‘nieuwe’ voor protestantse gemeente geschrapt.

In lid 6 is ‘nieuwe gemeenten’ gewijzigd in ‘gemeenten na de splitsing’.

ord. 3-2-3

tekst voetnoot is huidige tekst

ord. 3-5-1

tekst voetnoot is huidige tekst

Ord. 3-9-6

Nadat degenen die verkozen zijn hun roeping hebben aanvaard, maakt de kerkenraad hun namen aan de gemeente bekend om haar goedkeuring te verkrijgen met het oog op hun bevestiging respectievelijk - bij aansluitende herverkiezing – hun verbintenis.

Ord. 3-9-9

Indien

  • geen bewaren zijn ingebracht of de ingebrachte bezwaren ongegrond zijn bevonden,
  • geen verhindering gebleken als bedoeld in generale regeling 16-2-5[1]
  • voor de als dooplid gekozene ord. 9-5-4 is gevolgd

vindt de bevestiging dan wel verbintenis plaats in een kerkdienst met gebruikmaking van een daarvoor bestemde orde. De bevestiging kan onder handoplegging geschieden.

[1] GR 16 treedt 1 juli 2025 in werking.

ord. 3-13

  1. Een kerkelijk werker met bijzondere opdracht werkt als geestelijk verzorger.
  2. Een bijzondere opdracht kan aan een kerkelijk werker worden verleend door een (algemene) kerkenraad of een classicale vergadering.
    Wanneer de bijzondere opdracht is verleend .. (ongewijzigd)
  3. De ambtelijke vergadering die de bijzondere opdracht verleent, treft een regeling met betrokkene en - indien deze binnen een instelling gaat werken – met de betrokken instelling waarin wordt vastgelegd dat .. (ongewijzigd)
  4. Ongewijzigd
  5. Ongewijzigd
  6. De bijzondere opdracht eindigt bij de beëindiging van de werkzaamheden waartoe de opdracht is verstrekt, bij toepassing van ordinantie 10-9-7 sub c. en uiterlijk vijf jaar na de dag waarop de kerkelijk werker recht krijgt op pensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet.

ord. 3-16-6

De algemene kerkenraad kan besluiten een predikant die verbonden is aan een wijkgemeente, (tevens) werkzaam te doen zijn in een andere wijkgemeente. De algemene kerkenraad neemt dit besluit in overleg met de betrokken wijkkerkenraden en predikant, nadat de leden van de betrokken wijkgemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken.

ord. 3-18

  1. Een predikant voor gewone werkzaamheden wordt beroepen voor onbepaalde tijd. 

Hulpdiensten 

  1. Een predikant van de kerk en een proponent kunnen van een kerkenraad een opdracht aanvaarden tot het verrichten van hulpdiensten bestaande uit werkzaamheden die behoren tot het dienstwerk van de predikant. 
  2. Hulpdiensten worden onderscheiden in: 

- incidentele hulpdiensten met een totale omvang tot maximaal 40 uren per opdracht 

- structurele hulpdiensten met een omvang van meer dan 40 uren per opdracht. … In beide gevallen is de rechtspositie geregeld in of krachtens GR 5. 

  1. Een predikant of proponent die structurele hulpdiensten verricht, kan worden uitgenodigd als adviseur deel te nemen aan de vergaderingen van de kerkenraad 
  2. Een kerkenraad kan met de kerkenraad van een andere gemeente overeenkomen dat de predikant structurele hulpdiensten verricht in de andere gemeente. Dit kan alleen met instemming van de betrokken predikant en binnen de werktijd, waarvoor de predikant aan de gemeente verbonden is. De eerstgenoemde kerkenraad blijft verantwoordelijk voor het bepaalde in art. 16-5. De andere kerkenraad betaalt een evenredig deel van de traktementslasten als vergoeding aan de eerstgenoemde kerkenraad. 
  3. Een kerkenraad kan met de dienstenorganisatie overeenkomen dat een predikant in algemene dienst structurele hulpdiensten verricht in de gemeente. De kerk blijft verantwoordelijk voor diens rechtpositie. De dienstenorganisatie en de kerkenraad komen hiervoor een vergoeding overeen. 
  4. Structurele hulpdiensten kunnen voor niet langer dan twee jaar worden overeengekomen. 

Het breed moderamen van de classicale vergadering is bevoegd toestemming te geven de periode tot maximaal vier jaar te verlengen. 

  1. De kerkenraad kan na afloop van de overeengekomen tijd gedurende een jaar geen nieuwe opdracht tot structurele hulpdiensten geven voor dezelfde werkzaamheden, noch aan dezelfde persoon noch aan een ander. 

Tijdelijke dienst 

  1. In afwijking van het in lid 1 bepaalde kan een beroepbaar predikant worden beroepen in tijdelijke dienst voor de duur van ten minste twee jaar, indien naar het voorafgaand oordeel van het breed moderamen van de classicale vergadering beroeping voor bepaalde tijd vanwege de aard van de opdracht of anderszins wenselijk is. Het breed moderamen heeft daarbij de bevoegdheid om de werktijd vast te stellen op minder dan een derde van de volledige werktijd. Ord. 3-3-1 is van overeenkomstige toepassing.
  2. In afwijking van het in lid 1 bepaalde kan een gemeente een proponent beroepen in tijdelijke dienst voor de duur van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar en een werktijd van ten minste 40% van de volledige werktijd. Ord. 3-3-1 is – behalve het bepaalde over het zoeken naar samenwerking - van overeenkomstige toepassing. 
  3. Een predikant in tijdelijke dienst woont zo mogelijk binnen de grenzen van de gemeente waaraan deze verbonden is. 
  4. Het breed moderamen kan toestemming geven de periode van de tijdelijke dienst te verlengen 

- met maximaal de overeengekomen tijd, indien de overeengekomen tijd minder is dan vier jaar. 

- met ten hoogste zes maanden, indien de overeengekomen tijd meer is dan vier jaar en dit naar het oordeel van het breed moderamen van de classicale vergadering noodzakelijk is ter afronding van de werkzaamheden. 

  1. Alleen met instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering, onder overeenkomstige toepassing van ord. 3-3-1, kan de tijdelijke dienst worden omgezet in een beroep voor onbepaalde tijd. 
  2. Na afloop van de tijdelijke dienst kan een kerkenraad gedurende een jaar niet opnieuw voor dezelfde werkzaamheden in tijdelijke dienst beroepen, en kan hij ook geen opdracht tot hulpdiensten verlenen voor deze werkzaamheden. 
  3. Na afloop van de tijdelijke dienst is de predikant losgemaakt van de gemeente. 
  4. Ord. 3-4-2 is op een predikant in tijdelijke dienst niet van toepassing, met dien verstande dat de tijdelijke dienst slechts met instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering voortijdig beëindigd kan worden.

 

ord. 3-23

  1. Een predikant met bijzondere opdracht verricht werkzaamheden die in rechtstreeks verband staan met de vervulling van het ambt van predikant doch niet uitgaan van een ambtelijke vergadering.

De ambtelijke vergadering die de opdracht verleent, laat haar oordeel dat de werkzaamheden in rechtstreeks verband staan met de vervulling van het ambt van predikant, toetsen door of vanwege de kleine synode.

  1. De predikant wordt beroepen tot predikant dan wel tot predikant-geestelijk verzorger, gehoord – indien betrokkene in een instelling werkzaam zal zijn - de instelling die de betrokkene aanstelt en - waar deze is - de commissie als bedoeld in lid 8.
  2. ongewijzigd
  3. De bijzondere opdracht eindigt bij de beëindiging van de werkzaamheden waartoe de opdracht is verstrekt, bij toepassing van ordinantie 10-9-7 sub c. en uiterlijk vijf jaar na de dag waarop de predikant recht krijgt op pensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet . 
  4. De ambtelijke vergadering die de predikant met bijzondere opdracht beroept, treft een regeling met betrokkene en indien deze binnen een instelling gaat werken met de betrokken instelling waarin wordt vastgelegd dat deze ambtelijke vergadering verantwoordelijk is voor het werk dat de predikant met bijzondere opdracht ambtelijk verricht en dat de gemeente respectievelijk de classis respectievelijk de evangelisch-lutherse gemeenten tezamen respectievelijk de kerk niet aansprakelijk zal zijn voor de financiële gevolgen van ontheffing van of ontzetting uit het a63mbt of ontslag uit de dienstbetrekking.
    Na beëindiging van de bijzondere opdracht is de betrokken predikant losgemaakt van de gemeente, de classis, de evangelisch-lutherse gemeenten tezamen of de kerk.

ord. 3-24-2,3

De beide leden zijn vervallen.

Ord. 3-23-4 (toevoeging)

... De bijzondere opdracht van een geestelijk verzorger werkzaam in het justitiepastoraat eindigt ook wanneer de daartoe ingestelde commissie van het Interkerkelijk contact in overheidszaken van oordeel is dat de predikant niet langer als geestelijk verzorger in het justitiepastoraat kan functioneren.

Ord. 3-26-2

Wanneer degene die van het ambt werd ontheven, opnieuw toelating tot het ambt van predikant verlangt, beoordeelt de kleine synode  of, en zo ja onder welke voorwaarden, de weg naar het colloquium kan worden geopend, nadat een onderzoek naar de geschiktheid is ingesteld

  • als bedoeld in ordinantie 13-10 indien betrokkene op eigen verzoek van het ambt ontheven is,
  • door het generale college voor de ambtsontheffing indien betrokkene door dat college ontheven is.

Ord. 3-26-5

Een predikant die overgaat naar een andere kerkgemeenschap is op het moment van overgang niet langer van de kerk.

Ord. 3-28-1

vervallen

ord. 3-28-2 t/m 4

Deze drie leden zijn vervallen.

ord. 4-8-7

cursieve tekst is vervallen.

ord. 4-8-9

cursieve tekst is vervallen.
In de voorlaatste regel is ‘gemeenteleden’ gewijzigd in ‘leden van de gemeente’.

ord. 4-24-1

De generale synode wordt gevormd door de ambtsdragers die zijn afgevaardigd door de classicale vergaderingen en door de Evangelisch Lutherse Synode, twee ambtsdragers die werkzaam zijn in de geestelijke verzorging en degenen die op grond van ord. 14-5-1 als lid deelnemen aan de synode.

ord. 4-24-4a

De generale synode wijst, telkens voor een periode van vijf jaar als lid aan

- een geestelijk verzorger werkzaam in de gezondheidszorg en
- een geestelijk verzorger werkzaam in het overige pastoraat.

ord. 4-26-2

De generale synode heeft een moderamen dat gevormd wordt door de preses, de scriba, de assessor I, de assessor II en de assessor III.

Van de preses en de assessor I is er tenminste één predikant.

De preses wordt gekozen uit de ambtsdragers van de kerk, de assessoren worden gekozen uit het midden van de synode.

Preses en assessor I worden verkozen voor vijf jaar en zijn niet herkiesbaar.

Assessor II en assessor III worden verkozen voor twee jaar en zijn herkiesbaar.

Preses en assessor I blijven in functie zolang zij ambtsdrager zijn; assessor II en assessor III blijven in functie, zolang zij synodelid zijn.

De scriba wordt voor vijf jaar benoemd uit de predikanten van de kerk en kan eenmaal worden herbenoemd.

Moderamenleden die niet tot de afgevaardigden behoren hebben in de vergaderingen van de synode en de kleine synode een adviserende stem.

Taken en bevoegdheden van de scriba worden nader geregeld in een door de generale synode vast te stellen instructie.

De generale synode legt in de door haar op te stellen regeling voor haar wijze van werken nader vast hoe gehandeld zal worden wanneer in het moderamen een tussentijdse vacature ontstaat of wanneer de continuïteit binnen het moderamen in gevaar komt.

ord. 4-26-6

en de agendering wijzigen in:

, de agendering en de aanwijzing van geestelijk verzorgers als bedoeld in art. 24-4a.

ord. 4-27-5

tekst voetnoot is huidige tekst

Ord. 4-29

  1. Het generale college voor de kerkorde heeft tot taak
    • het gevraagd en ongevraagd adviseren aan de kerk over aangelegenheden van kerkordelijke aard
    • het doen van tekstvoorstellen voor wijzigingen in de kerkorde in eerste en tweede lezing.
  2. Het college is bevoegd bij gebleken onduidelijkheden, oneffenheden en onvoldoende geregelde gevallen in de ordinanties, de generale regelingen en overgangsbepalingen een voorlopige correctie aan te brengen. Het college meldt de correctie aan de kleine synode die bevoegd is de betrokken correctie binnen dertig dagen na ontvangst buiten werking te stellen en terug te verwijzen naar het college. Een in de ordinanties, de generale regelingen en de overgangsbepalingen door het college aangebrachte voorlopige correctie blijft van kracht totdat via kerkordewijziging daaromtrent is beslist.

ord. 10-5-6 

  1. Bij een visitatie kunnen visitatoren aan de leden van de gemeente de gelegenheid geven tot een gesprek met visitatoren.

Ord. 10-7-2

Het opzicht over de ambtsdragers en over hen die in een bediening zijn gesteld, alsmede over degenen die de bevoegdheid hebben voor te gaan in de eredienst, berust bij de classicale vergadering,
met dien verstande dat dit opzicht, indien het betreft een beslissing over toepassing van een van de middelen van kerkelijke tucht, wordt opgedragen aan het classicale college voor het opzicht dan wel, indien de beschuldiging betrekking heeft op zaken bedoeld in generale regeling 11-17, aan het interclassicale college voor het opzicht.

Ord. 10-7-9-10

Het college voor het opzicht dat in eerste aanleg de zaak behandeld heeft, kan, al dan niet op verzoek van de betrokkene of van de betrokken ambtelijke vergadering(en), de schorsing voor onbepaalde tijd opheffen indien de desbetreffende feiten en omstandigheden daarvoor aanleiding vormen en nadat het bestaan van berouw bij de betrokkene is gebleken. 
De vraag of de schorsing kan worden opgeheven kan, indien supervisie is opgelegd, eerst in behandeling worden genomen nadat gebleken is op grond van een onderzoek naar de geschiktheid als bedoeld in ordinantie 13-10, dat de geschorste geschikt is als predikant en nadat betrokkenen in de gelegenheid gesteld zijn hun oordeel te geven.
De opheffing gaat in op het moment dat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Ord. 10-8-5a

Het interclassicale college voor het opzicht bestaat uit vier leden en zeven toegevoegde leden uit de predikanten en ouderlingen van de kerk. De leden worden voorgedragen door de classicale vergaderingen, al of niet uit de leden van het classicale college voor het opzicht en benoemd door de kleine synode.
De benoeming geschiedt zodanig dat in het college beide ambten vertegenwoordigd zijn. De leden en de toegevoegde leden worden voor een periode van ten hoogste tien jaar benoemd volgens een door de kleine synode vast te stellen rooster; zij kunnen niet voor een aansluitende periode in het college worden benoemd. Op verzoek van de voorzitter wijst het classicale college voor het opzicht van de classis waarbinnen de zaak speelt een lid aan, dat stemhebbend aan de behandeling deelneemt. Bij de behandeling van een zaak is tenminste een derde van de collegeleden vrouw en tenminste een derde van de leden man.

Ord. 10-8-5b

De kleine synode kiest een jurist als voorzitter uit de leden van het interclassicale college dan wel uit de belijdende leden van de kerk. Indien de voorzitter geen ambtsdrager is, is deze adviserend lid van het college.
Het college voorziet in de waarneming van het voorzitterschap in de gevallen waarin de voorzitter aan de werkzaamheden niet deelneemt.

Ord. 10-8-5c

Aan het interclassicale college voor het opzicht wordt voor een periode van telkens vier jaar door de kleine synode ten minste één adviserend lid toegevoegd dat de hoedanigheid van meester in de rechten bezit of met goed gevolg daarmee gelijk te stellen universitaire examens in het recht heeft afgelegd en dat wordt benoemd uit de belijdende leden van de kerk.

ord.10-8-9

Een college voor het opzicht behandelt en beslist de zaken met tenminste drie leden en/of toegevoegde leden, in totaal steeds oneven in getal, in de daartoe - voorgeschreven gevallen tezamen met de deskundigen met wie ingevolge generale regeling 11 het college is uitgebreid.

Ord. 10-9

De terminologie “Zij die zijn belast met de beslissing over het toepassen van een middel van kerkelijke tucht” is vervangen door : een(het) met het opzicht belaste college:

1. Een met het opzicht belast college is bevoegd ...
2. Een met het opzicht belast college is bevoegd ...
3. ... aanleiding geven, kan het desbetreffende met het opzicht belaste college ....
4. Een met het opzicht belast college kan ....
8. Een met het opzicht belast college kan ....

Ord. 10-9-7 sub d

schorsing voor onbepaalde tijd in de vervulling van het ambt of de bediening dan wel in de uitoefening van de door de kerk toegekende bevoegdheden, waarbij - voor zover van toepassing - betrokkene tevens wordt losgemaakt van de gemeente waaraan deze is verbonden en supervisie wordt opgelegd, als bedoeld in lid 8.
Het betreffende college voor het opzicht beoordeelt na een door dit college nader te bepalen periode van ten hoogste drie jaar of toepassing gegeven kan worden aan het bepaalde in lid 10 dan wel of er redenen zijn om de schorsing hetzij voor onbepaalde tijd te handhaven hetzij om te zetten in het onder e aangegeven middel van kerkelijke tucht.

ord. 10-11

zich beroepen op in lid 1,2,en 4 is vervangen door: 

in beroep gaan bij
beroep op in lid 6 is vervangen door:

beroep bij

Ord. 10-11-2a

De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten van een college voor het opzicht met betrekking tot het al of niet opheffen van de schorsing voor onbepaalde tijd, het verlengen ervan dan wel de omzetting ervan in ontzetting.

ord. 11-2-2

de cursieve tekst in r. 2 is vervangen door:
uit degenen die tot de gemeenschap van de gemeente behoren.

ord. 11-5-4

in r. 5-6 zijn de woorden: ‘op de wijze …. aangegeven' vervallen.

ord. 11-6-2

slotzin (‘De kerkenraad … aangegeven’) is vervallen

ord. 11-6-3

de eerste vier woorden (‘Daarna stelt de kerkenraad’) zijn vervangen door:
Nadat de leden van de gemeente in de gelegenheid gesteld zijn hun mening kenbaar te maken, stelt de kerkenraad

ord. 11-22-1

nadat het ..deskundigen, vervangen door:

nadat de gemeente ter zake advies heeft overgelegd van een deskundige, naar regels in generale regeling 12 gesteld.

Ord. 12-7-7 sub f

beroep op vervangen door:

beroep bij

ord. 13-5-4

De leden van de raad van advies zijn deskundig op de verschillende terreinen waarop de dienstdoende predikanten werkzaam zijn. De raad van advies wordt zo samengesteld, dat de breedte van de kerk erin is vertegenwoordigd en dat is voorzien in deskundigheid op de verschillende terreinen waarop de dienstdoende predikanten werkzaam zijn. De meerderheid van de leden van de raad van advies is lid van de kerk.

Ord. 13-13-1

Indien iemand die bij een andere kerk in of buiten Nederland is toegelaten tot het ambt van  predikant of geestelijke, toelating tot het ambt van predikant in de Protestantse Kerk in Nederland verlangt, beoordeelt de kleine synode, gehoord het college van bestuur inzake de kwaliteit van de ontvangen opleiding en nadat een onderzoek naar de geschiktheid als bedoeld in artikel 10 is ingesteld, of, en zo ja, onder welke voorwaarden de weg naar het colloquium voor betrokkene kan worden geopend.
Lid 2 en 3: vervallen.

ord. 14-4-5

de laatste twee regels zijn vervangen door:
genomen nadat de leden van de gemeente in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken.

Ord. 14-5a

  1. Indien een predikant (hoe ook genoemd) van een andere kerkgemeenschap verzoekt toegelaten te worden als predikant van de kerk, anders dan vanwege een beroep als bedoeld in artikel 4-4, beoordeelt de kleine synode gehoord het college van bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit inzake de kwaliteit van de ontvangen opleiding en nadat een onderzoek naar de geschiktheid als bedoeld in ord. 13-10 is ingesteld, of, en zo ja onder welke voorwaarden de predikant kan worden toegelaten als predikant van de kerk. De kleine synode laat zich bij haar beoordeling bijstaan door het generale college voor de toelating tot het ambt.
  2. Indien een predikant die eerder predikant van de kerk is geweest overkomt naar de kerk besluit de kleine synode deze op diens verzoek toe te laten als predikant van de kerk, tenzij het belang van de kerk zich hiertegen verzet.
  3. De toelating vindt plaats bij of na overkomst naar de kerk, nadat de predikant de gelofte als bedoeld in ord. 13-18-7 heeft afgelegd.
  4. Op de toegelaten predikant is ord. 3-15-5 van overeenkomstige toepassing.

Overgangsbepalingen

Toegevoegd na 5 (aflopend op 30 juni 2025):

Bij ord. 3-185a. Hulpdiensten en waarneming dienstwerk die op grond van ord. 13-18-9, 3-24-2 (oud), 3-28-2 (oud), 3-28-3 (oud) en 3-28-4 (oud) zijn overeengekomen voor 1 juli 2021 blijven gedurende de overeengekomen tijd ongewijzigd en worden vergoed volgens de regeling die gold op de datum voor 1 juli 2021 met inbegrip van latere indexeringen. Predikant en kerkenraad kunnen besluiten tot aanpassing aan de nieuwe regels. 

5b. Hulpdiensten die op grond van ord. 3-24-3 (oud) zijn overeengekomen voor 1 juli 2021 blijven gedurende de overeengekomen tijd ongewijzigd. 

5c. Overeenkomsten tussen Dienstenorganisatie en de gemeente tot inzet van een predikant in algemene dienst voor werkzaamheden in de gemeente, die zijn ingegaan voor 1 juli 2021, blijven gedurende de overeengekomen tijd ongewijzigd. 

5d. Tijdelijke diensten die zijn overeengekomen voor 1 juli 2021 blijven gedurende de overeengekomen tijd ongewijzigd. De betrokken predikant behoudt recht op het wachtgeld en wordt vergoed volgens de regeling die gold op de datum voor 1 juli 2021 met inbegrip van latere indexeringen. Predikant en kerkenraad kunnen niet besluiten tot aanpassing aan de nieuwe regels. 

5e. Op hulpdiensten resp. tijdelijke diensten die zijn overeengekomen voor 1 juli 2021 is het bepaalde in ord. 3-18-7 resp. 12 t/m 15 van toepassing

Overgangsbepaling 2: vervallen (zie ord. -29-2)

GR 1-4-1

Het samengaan van twee of meer tot de kerk behorende gemeenten als bedoeld in ordinantie 2-8-4 en 5 kan op twee wijzen, te weten: 

  1. een van deze gemeenten blijft bestaan en verkrijgt onder algemene titel het vermogen van de verdwijnende gemeente(n); 
  2. de betrokken gemeenten vormen tezamen een nieuwe gemeente, die een rechtspersoonlijkheid bezittend onderdeel van de kerk is.

In lid 8 wordt ‘nieuwe gemeente’ vervangen door ‘gemeente na het samengaan’.

GR 1-5-1

Bij het splitsen van een gemeente als bedoeld in ordinantie 2-8-6 vormen de gemeenten na de splitsing elk een rechtspersoonlijkheid bezittend onderdeel van de kerk

GR 3-21

  1. Het generale college voor de ambtsontheffing is bevoegd de geschiktheid van een predikant nader te onderzoeken,
    indien het onderzoek als bedoeld in artikel 20 hiertoe aanleiding geeft dan wel
    indien de kleine synode dit verzoekt.
    De kleine synode kan dit verzoeken
    • indien ten aanzien van een predikant in samenhang met de toepassing van een middel van kerkelijke tucht als bedoeld in ordinantie 10-9-7 sub b of c supervisie is uitgeoefend conform het in ordinantie 10-9-8 bepaalde, zonder dat het beoogde resultaat werd bereikt dan wel
    • indien ten aanzien van een predikant buiten vaste bediening het belang van de kerk dit vereist.
  2. Indien het generale college voor de ambtsontheffing van oordeel is dat de predikant niet bekwaam is om enige gemeente met stichting te dienen of in een andere functie met vrucht als predikant werkzaam te zijn kan het generale college deze predikant ontheffen van het ambt van predikant.
    Indien het generale college van oordeel is dat een emerituspredikant niet bekwaam is de bevoegdheden uit te oefenen, kan het de emerituspredikant de bevoegdheden ontnemen.
    Indien het college van oordeel is dat de predikant verminderd bekwaam is, kan het aan de bevoegdheden beperkende voorwaarden stellen.
  3. Het generale college kan een dergelijke beslissing slechts nemen gehoord de predikant en het classicale college voor de visitatie en met ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen.
    In geval van een predikant verbonden aan een evangelisch-lutherse gemeente, dient bovendien de medewerking verkregen te worden van de evangelisch-lutherse synode.
  4. Tegen het oordeel van het generale college kan men in beroep gaan bij het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen.
  5. De behandeling van een zaak als bedoeld in dit artikel geschiedt met inachtneming van het in generale regeling 11 bepaalde.
  6. Opheffing of vermindering van de beperking in bevoegdheden als bedoeld in lid 2 geschiedt op verzoek van betrokkene of een ambtelijke vergadering door het generale college indien de reden van de beperking niet langer geldig is.

GR 4-8

2a    Het breed moderamen kan een kerkelijk werker, die voldoet aan de in ord. 3-12  gestelde voorwaarden en die verbonden is aan een vacante gemeente die voldoende middelen heeft om een predikant te beroepen, eveneens de in lid 1 genoemde bevoegdheid geven voor de duur van de vacature.
2b     Het breed moderamen kan kerkelijk werkers die de in lid 1 genoemde bevoegdheid ontvangen hebben, toestaan om de bevoegdheid ook uit te oefenen in andere, met name genoemde, vacante gemeenten.

GR 5

GR 5 is volledig herschreven. Zie hiervoor de digitale uitgave.

GR 6

GR 6  is geheel herschreven. Zie hiervoor de digitale uitgave.

GR 7-1

Ord. 4-14-1 moet zijn: ord. 4-13-1

GR 7-2-2

Lid 2 moet zijn: lid 1

GR 7-2-3

Vergadering van ambtsdragers moet zijn: vergadering van afgevaardigden van betrokken kerkenraden

GR 7-3-1

1a. De classicale vergadering streeft ernaar dat bij de verkiezing van haar leden naar vermogen recht wordt gedaan aan de binnen de classis voorkomende kerkelijke verscheidenheid en dat naar vermogen een evenwichtige samenstelling van de classicale vergadering qua ambten, leeftijd en sekse wordt bevorderd.

1b. De classicale vergadering stelt per betrokken ring een kandidatenlijst op. De classicale vergadering is daarbij gehouden degenen die zijn aanbevolen door een of meer kerkenraden uit de betrokken ring op de kandidatenlijst te plaatsen. De classicale vergadering kan zelf, met het oog op het bepaalde onder a, namen toevoegen van personen uit de betrokken ring.

1c. Als het aantal kandidaten op de kandidatenlijst niet groter is dan het aantal vacatures voor leden vanuit de betrokken ring, verklaart de classicale vergadering de kandidaten verkozen.

1d. Als het aantal kandidaten op de kandidatenlijst groter is dan het aantal vacatures voor leden vanuit de betrokken ring, stelt de classicale vergadering voor de betrokken ring een of meer dubbeltallen vast, bestaande uit namen die op de kandidatenlijst voorkomen, tenzij zij toepassing geeft aan het onder f bepaalde.

1e. De kerkenraden binnen de betrokken ring brengen in november schriftelijk hun stem uit. Indien de stemmen staken, beslist het lot.

1f. Indien de meerderheid van de kerkenraden in een bepaalde ring daaraan de voorkeur geeft, dan wel op initiatief van de classicale vergadering, vindt de verkiezing, in afwijking van het onder e bepaalde, plaats in een vergadering van afgevaardigden van de betrokken kerkenraden. In dat geval wordt een kieslijst gemaakt met de namen van alle personen die op de kandidatenlijst voorkomen. Per vacature brengt elke kerkenraad per stemronde maximaal één stem uit.

1g. Het breed moderamen van de classicale vergadering stelt de uitslag van de verkiezing vast, benoemt degenen die verkozen zijn en doet daarvan mededeling aan de betrokken kerkenraden en aan degenen die verkozen zijn.

GR 7-3-3

Vervallen

GR 9-2-2

Het bepaalde in generale regeling 6-5 inzake nevenwerkzaamheden en uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de arbeidstijd zijn in verband met het bijzondere karakter van de werkzaamheden van de kerkmusicus niet van toepassing.

GR 10-5-1

aan een van ... seminaria vervangen door:

aan een door de kerk erkende opleiding

GR 10-5-2

De aanvraag voor een preekconsent als bedoeld in dit artikel wordt door betrokkene ingediend bij de scriba van de kleine synode en dient - naast de in artikel 1-4 genoemde stukken - vergezeld te gaan van het bewijs dat betrokkene met goed gevolg de opleiding tot predikant heeft gevolgd, dan wel het bewijs dat betrokkene predikant van de kerk is geweest. De scriba van de kleine synode doet navraag bij het breed moderamen van de classicale vergadering waartoe de gemeente behoort waarbij betrokkene is ingeschreven, of er feiten of omstandigheden bekend zijn die de kleine synode dient mee te wegen bij de te nemen beslissing.

Wanneer iemand die van het ambt van predikant is ontheven een preekconsent aanvraagt, beoordeelt de kleine synode nadat een onderzoek naar de geschiktheid is ingesteld of, en zo ja onder welke  voorwaarden, de weg naar het preekconsent kan worden geopend.

GR 11

De terminologie “Zij die zijn belast met de beslissing over het toepassen van een middel van kerkelijke tucht” is vervangen door : een(het) met het opzicht belaste college.
Art.13-1: De met het opzicht belaste colleges doen ...
Art. 14-1: Een met het opzicht belast college is bevoegd ..
Art. 14-2: Een met het opzicht belast college dan wel ....
Art. 15-1: De met het opzicht belaste colleges stellen ...

GR 11-4-1 slot

.. tenzij het college, gelet op de inhoud van wat hem is voorgelegd, de zaak onmiddellijk afwijst.

GR 11-7: een nieuw lid 3 is toegevoegd:

Wanneer beroep is ingesteld, wordt degene die ten aanzien van dezelfde uitspraak of handeling ook beroep had kunnen instellen, in de gelegenheid gesteld incidenteel beroep in te stellen. De termijn voor incidenteel beroep is dezelfde als die voor beroep. Zij gaat in op het moment dat het beroep ter kennis is gebracht.

GR 11-12

beroep op in titel vervangen door:

beroep bij

zich beroepen op in lid 1,2 is vervangen door:

in beroep gaan bij 

GR 12-1-3

Gemeenten zijn gehouden met betrekking tot het advies inzake orgels, als bedoeld in ordinantie 11-22-1, gebruik te maken van adviseurs die door de commissie Orgelzaken van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer zijn aangewezen.

(noot: Voor adviseurs inzake gebouwen zijn (nog) geen nadere regels gesteld.)

GR 12-1-4

Het classicale college voor de behandeling van beheerszaken is bevoegd om kengetallen uit begrotingen en jaarrekeningen van gemeenten te delen met het generale college voor de behandeling van beheerszaken met het oog op het ontwikkelen van beleid en het adviseren van gemeenten.

GR 12-4-5

Het generale college voor de behandeling van beheerszaken kan kengetallen uit jaarrekeningen en begrotingen van gemeenten ter beschikking gesteld door classicale colleges voor de behandeling van beheerszaken, geanonimiseerd verwerken in haar adviezen, richtlijnen en modellen. Het kan deze informatie geanonimiseerd (en al dan niet verwerkt) delen met de kleine synode en gemeenten.

GR 16 Veilige Kerk

Ingangsdatum: 1 juli 2025

Was deze informatie zinvol?
We hebben je feedback ontvangen, dankuwel!

Om deze pagina verder te verbeteren zijn wij benieuwd waarom u deze pagina wel of niet zinvol vond. U kunt ons helpen door de onderstaande vragen in te vullen.

Mogen we je contactgegevens voor eventuele verdere vragen? (niet verplicht)