Een kerkenraad heeft minimaal zeven leden: een predikant, twee ouderlingen, twee ouderlingen-kerkrentmeesters en twee diakenen.
Veel gemeenten kampen met een gebrek aan ambtsdragers. Vooral ouderlingen zijn moeilijk te vinden. We zien met zijn allen op tegen het ambt. We weten er geen raad mee in onze tijd. Besturen op zich zelf is al een hele klus. Welke meerwaarde heeft het ambt? En wie is hiertoe bekwaam? Bovendien willen we ons niet meer voor lange tijd binden.
De oplossing zoeken we vaak in een kleinere kerkenraadVerder lezenDe kleine kerkenraad – en werkgroepen. Met daaromheen een flexibele schil van vrijwilligers die voor projecten of deeltaken kunnen worden ingezet. Een prima model, dat de betrokkenheid van gemeenteleden stimuleert en de kerkenraad – hopelijk – in staat stelt zich tot de hoofdzaken te beperken.
Wie zitten er in een kerkenraad?
Een gemeente in de Protestantse kerk kan niet zonder een kerkenraad. Wij vormen een presbyteriale kerk, waarin vanouds de leiding van een gemeente is toevertrouwd aan het presbyterium (letterlijk: vergadering van oudsten), ofwel de kerkenraadVerder lezenWat zijn de taken van de kerkenraad?. Daar komen de ambten bijeen. Samen geven zij leiding aan de gemeente. Zij werken niet los van elkaar. Besluiten worden in gemeenschappelijk beraad genomen. Onze kerk is niet van de eenhoofdige leiding. Zij krijgt gestalte in het collegiale verband van de ambten.
In de kerkorde worden de kaders gesteld waaraan elke gemeente minimaal moet voldoen, ongeacht haar situatie of context. Zo dient een kerkenraad allereerst te bestaan uit alle ambten. Dan kan aan alle basistaken van een gemeente inhoud worden gegeven: prediking van het Evangelie, viering van de sacramenten in de eredienst, dienst van de gebeden, missionaire arbeid, diaconaat, herderlijke zorg, geestelijke vorming en de zorg voor de financiën.
Op dit moment onderscheidt de kerk drie ambten: predikant, ouderling en diaken. Een specialisatie binnen het ambt van ouderling is de ouderling-kerkrentmeester die belast is met beheerstaken. Deze specifieke deskundigheid kan in de kerkenraad niet worden gemist. Bovendien horen beleid en financiën bij elkaar. Vandaar dat de kerkorde de ouderling-kerkrentmeester apart benoemt.
In de kerkenraad moeten deze ambten dus worden vervuld. Met minder kan men niet toe. Maar gezien het takenpakket van een gemiddelde gemeente is vier ambtsdragers eigenlijk te weinig. Vandaar dat het kerkordelijk minimum voor de kerkenraad is gesteld op een predikant, twee ouderlingen, twee ouderlingen-kerkrentmeesters en twee diakenen. Zo krijgt ook het collegiale aspect ook binnen een ambt gestalte.
Kerk2025
In het visiedocument 'Kerk2025' is overwogen of met een kleiner minimum aantal ambtsdragers kan worden volstaan. Voor kleiner wordende gemeenten is het minimum vaak niet langer haalbaar. De synode besloot echter het minimum op dit niveau te handhaven, met het oog op de kwaliteit van het kerkenwerk. Wel bracht de synode het minimum aantal diakenen terug van drie naar twee. In combinatie daarmee werd besloten tot de introductie van de diaconale rentmeester. Dat is een gemeentelid die als niet-ambtsdrager deelneemt aan het werk van de diakenen, vergelijkbaar met de al langer bestaande figuur van de kerkrentmeester (niet-ambtsdrager).
Kleine gemeenten die structureel niet langer aan dit minimum van zeven ambtsdragers kunnen voldoen, kunnen overleggen met het breed moderamen van de classicale vergadering hoe de basistaken van de gemeente met een kleinere kerkenraad, met inzet van gemeenteleden, toch naar behoren kunnen worden uitgevoerd. Het breed moderamen kan daarbij aanvullende maatregelen nemen, bv. inschakelen van ambtsdragers uit naburige gemeenten, samenwerking met andere gemeenten of – op het terrein van het beheer – intensiveren van het toezicht. Ook bij een kleinere kerkenraad geldt dat alle ambten vervuld moeten kunnen worden. Het minimum vereiste voor het aantal aanwezige ambtsdragers om als kerkenraad besluiten te kunnen nemen (het quorum), stelde de synode op drie personen. Hierbij is de algemeen geldende norm voor behoorlijk bestuur (‘good governance’) meegewogen.
Perspectief
Misschien vinden (kleine) gemeenten het jammer dat zij niet de ruimte hebben gekregen om zelf te bepalen hoe klein hun kerkenraad mag zijn en welke ambten er nodig zijn. De synode heeft naar eigen zeggen in Kerk2025 een balans gezocht tussen het geven van meer ruimte aan gemeenten enerzijds en het bewaken van de kwaliteit van gemeente-zijn volgens het DNA van ons kerk-zijn anderzijds. De nu lopende discussie in de synode over ‘Mozaïek van kerkplekken’ waarin het gaat over de eisen die aan pioniersplekken gesteld mogen worden die binnen de Protestantse kerk onderdak zoeken, laat zien dat de discussie over de kerkordelijke kaders voor de kerkenraad volop in beweging is. Zijn er ambten nodig en zo ja, welke? Kan een kerkenraad uit ambtsdragers en niet-ambtsdragers bestaan? Met Kerk2025 staan we nog maar aan het begin van een antwoord op die spannende en inhoudsvolle vragen. Dat belooft wat voor de komende tijd!
-----------------------------------------------
Transparantie, ruimte en eenvoud
Wat wil Kerk2025 ook al weer? In de startnota van Kerk2025 – ‘Waar een woord is, is een weg’ (2015) – staat onder het kopje ‘Anders verder’ te lezen: ‘De vraag naar de organisatie van de kerk staat niet op zichzelf, maar volgt op de vraag hoe we kerk zijn en willen zijn. De organisatie volgt op het ‘organisme’, de kerk als levend lichaam van Christus.’ Maar de organisatie voldoet in dit opzicht niet meer. Niet alleen omdat er minder middelen en menskracht voor handen zijn. Maar zij belemmert ons ook. Er is teveel organisatie, waardoor het leven uit de Geest te weinig ruimte krijgt. En daar wil Kerk2025 wat aan doen: minder ballast en meer tijd en energie voor de kernen van kerk-zijn.
Om dat te bereiken, moet de herinrichting van de kerk aan drie voorwaarden voldoen: - transparantie, zodat in de manier waarop de kerk is georganiseerd de kernen van kerk-zijn zichtbaar zijn; - ruimte voor de plaatselijke gemeente om de eigen organisatie zelf in te richten die past bij hun context en situatie, met minder bemoeienis van de bovenplaatselijke kerk; en - eenvoud, zodat de organisatie realistisch en behapbaar is, gebaseerd op wat er aan gaven, mensen en middelen voor handen is, maar zonder de kwaliteit uit het oog te verliezen.
In deze rubriek zullen we bij elke verandering nagaan hoe deze sleutelwoorden zijn toegepast. En we blijven we niet staan bij het heden, maar werpen ook een blik in de toekomst. Welke ontwikkelingen komen op ons af? En hoe zou de organisatie van de kerk daarop kunnen inspelen?