Liturgische kleuren komen in verschillende vormen terug. Veel gemeenten gebruiken tafel- en kanselkleden (‘antependia’), een kleed voor de lessenaar, of leeslinten in de Bijbel in de liturgische kleuren. In sommige kerken kleuren de lichtspotjes aan de muur de hele ruimte in de liturgische kleur van dat moment. Ook zien we de kleuren terug op de stola van de voorganger. Waar komt dit vandaan en wat betekent het?
Het kleuren van de seizoenen
We vinden de kleuren terug in de kerken die in de twintigste eeuw een liturgische heroriëntatie deden en het gebruik van de kleuren weer invoerden. Oorspronkelijk komt het gebruik uit de late middeleeuwen (vanaf de 12de eeuw) en is dus geen oudkerkelijk verschijnsel, zoals soms wordt aangenomen. In die tijd werd een bont gebruik van kleuren, die vaak een lokale betekenis kenden, gestandaardiseerd in een aantal basiskleuren die universeel herkenbaar zouden zijn. Aan kerken die meer gericht zijn op de reformatorische, woordelijke symboliek van de kerkdienst, is deze aandacht voor het zintuiglijke voorbijgegaan, of zij hebben een bewuste keuze gemaakt direct te communiceren en niet door middel van liturgische ‘hulpmiddelen’, wat de kleuren feitelijk zijn. Ook zien we dat in eigentijds ingerichte kerken de klassieke kleden soms weer verdwenen zijn.
Vier kleuren
De kleuren willen de seizoenen van de kerkelijke kalender ‘kleuren’, zodat wie de kerk binnenkomt in één oogopslag ziet wat de grondtoon is van de dienst, of in welke tijd van het jaar we qua sfeer zitten. Groen is daarbij de ‘gewone’ tijd, die staat voor hoop en groei. Paars geeft uitdrukking aan ingetogenheid en waardigheid. Wit is feest zonder meer. En rood wijst op de Heilige Geest of op het martelarenbloed - beide aspecten zijn gerelateerd aan kerk zijn door de eeuwen heen en aan de oorsprong van de kerk.
Grofweg komt twee keer per jaar dezelfde kleurvolgorde terug: Advent (paars) – Kerst (wit) – Epifaniëntijd (groen) – Veertigdagentijd (paars) – Pasen (wit) – zomertijd en herfsttijd (groen). De zeldzaamste kleur is rood, die wordt in de reguliere kalender van zondagen alleen met Pinksteren gedragen.
Subkleuren en nuanceringen
Maar er zijn uitzonderingen – of beter: nuanceringen. Oorspronkelijk zijn er veel meer kleuren, zoals goud (voor de hoogtij-feestdagen), zwart (voor Goede Vrijdag), of lichtblauw (hoop). De enige subkleur die in de protestantse kerken gebruikt wordt is roze, op de derde Advent en de vierde zondag van de Veertigdagentijd: het paars wordt dan tijdelijk even iets lichter als vooruitblik op het komende (kerst- of paas)feest. Het gaat dan om zacht-roze, wat bijvoorbeeld in het Engels 'rose' heet, niet 'pink' (felroze). Kerken die geen roze kleden hebben, laten dan overigens paars hangen. Op Witte Donderdag, de naam zegt het al, wordt het paars onderbroken door voluit wit.
Keuzedagen
En er zijn dagen dat je kunt kiezen.
- Tweede Kerstdag: als de geboorte van de Heer opnieuw gevierd wordt is het wit, maar als gedachtenisdag van Stefanus als eerste christelijke martelaar (Handelingen 6 en 7) is het rood.
- Palmzondag: als begin van de passieweek paars, maar als de nadruk echt ligt op de intocht in Jeruzalem kan ook rood gekozen worden, dat tegelijkertijd wijst op de geestkracht van de mensen bij de intocht in Jeruzalem, en vooruitwijst naar het bloed dat er zal vloeien aan het eind van de week. Aansprekend is ook als men met rood de dienst begint met het verhaal van de intocht in Jeruzalem, en aan het eind, als het passieverhaal gelezen wordt, of een klein symbolisch deel eruit, zoals de aankondiging dat Judas vertrekt om Jezus te verraden als opmaat naar de lezingen later in die week, tijdens de dienst te wisselen naar paars: zo wordt de toon gezet naar de week die komt.
- Goede Vrijdag: hiervoor geldt hetzelfde als op Palmzondag: paars of rood. Zelfs zwart is denkbaar, als uitdrukking van diepste duisternis.
- Stille Zaterdag zet de kleur van vrijdag voort (paars of rood), maar wisselt op het moment dat het verhaal van de opstanding gelezen wordt en de paaskaars naar binnen gedragen in wit. Zo ontstaat er een mooi theatraal aspect wanneer het duister ineens omkeert in licht. Wanneer de dienst alleen het karakter van waken en bidden heeft, en het licht van Pasen pas de volgende dag gevierd wordt, volstaat alleen paars. Omgekeerd, als het licht al in het begin van de Paaswake wordt binnengedragen, kan men direct voor wit kiezen.
- Zondag Trinitatis (de zondag na Pinksteren) kleurt wit als deze als Trinitatis, dus met de nadruk op de Drie-eenheid in verkondiging en lied, wordt gevierd. Als er echter in de lezingen een begin wordt gemaakt met de zomertijd, dan volstaat het gewone groen.
Kleuren 'overrulen' bij bijzondere gelegenheden
Er zijn momenten dat de gebruikelijke kleur van dat moment als het ware ‘overruled’ wordt door een bijzondere gebeurtenis. Bij belijdenis en doop wordt, ongeacht wanneer het in het jaar valt, altijd wit gebruikt. Zo wordt bij de bevestiging van ambtsdragers, ook weer ongeacht wanneer dit in het jaar valt, altijd rood gebruikt.
En gedenkdagen, zoals 31 oktober (hervormingsdag), mogen in plaats van de kleur van de tijd van het jaar rood dragen. Zo wordt zichtbaar dat de hernieuwde geestkracht in de kerkgeschiedenis gevierd wordt, maar ook het bloed van iedereen die in die tijd op de brandstapels terechtkwam herdacht. Die kleur geldt voor alle kerkelijke gedenkdagen.
Liturgische kleur Avondmaal
Hoe zit het met het avondmaal? Kent dat een eigen kleur? Daarvoor moeten we even terug naar het ontstaan van de kleuren in de katholieke kerk. We moeten daarbij bedenken dat de kerk wekelijks (of zelfs dagelijks) de mis viert. Zou de maaltijd van de Heer een eigen kleur hebben, dan zou je iedere dag dus dezelfde kleur hebben. En dat kan niet! Nee, het werkt juist omgekeerd: de verschillende periodes van het liturgische jaar kleuren juist de manier waarop het avondmaal gevierd wordt. In de paarse tijd als gedachtenismaal aan Jezus’ lijden en het laatste avondmaal, of in Advent als verwachting; op de witte dagen als voluit een feestmaal, uitziend op Gods toekomst; in de groene tijd als maaltijd om als gemeente aan te groeien en gevoed en gelaafd te worden; en op rode dagen als geloofsgemeenschap boven alle tijden en plaatsen verbonden door de Geest. Zo krijgt de maaltijdviering steeds een ander accent, dat ingekleurd kan worden met omringende liederen en tafelgebeden.
Liturgische kleur Uitvaart
Voor uitvaart is de klassieke kleur paars, de kleur van lijden en rouw, vanwege het harde gegeven dat dood onlosmakelijk deel van het leven is. De laatste jaren ziet men echter meer neiging om wit, de hoop van het eeuwig leven, te dragen bij uitvaarten. De voorganger kan hier per keer een beredeneerde keuze in maken. Is een overlijden tragisch geweest en staat het verdriet op de voorgrond, dan past paars. Is iemand op hoge leeftijd in vrede gestorven, dan mag het ook wit zijn. In alle tussenliggende gevallen moet de voorganger kiezen. Het kan in het voorbereidende gesprek met de familie zelfs een goede beginvraag zijn: wat staat voorop, de dankbaarheid of de rouw? Uit dat gesprek volgt dan vaak een natuurlijke keuze voor een kleur.
Variëren
Het gebruik van liturgische kleuren is geen wet van Meden en Perzen. Er mag juist volop mee gespeeld worden naar aanleiding van actualiteiten. De betekenissen die hierboven worden toegekend aan de kleuren geven daar handvatten voor. Zo blijft het zoals het bedoeld is: een volop speels element in de eredienst.
Zie ook: Dienstboek I, p.942-943.
Download - Jaaroverzicht liturgische kleuren
Foto: Pauluskerk in Gouda