2.1 Aanvang van de rechtspositie
a. bij een beroep als predikant voor gewone werkzaamheden
Voordat een proponent bevestigd wordt in het ambt van predikant of voordat een predikant intrede doet in een nieuwe gemeente doorlopen gemeente en proponent/predikant het proces van het beroepingswerk. Dit is geregeld in ordinantie 3-3 tot en met ordinantie 3-5. Gedetailleerde informatie hierover met onder meer een stappenplan is te vinden op Beroepingswerk | Protestantse Kerk in Nederland.
Het beroepingswerk eindigt met het uitbrengen van een schriftelijk beroep door de gemeente en de schriftelijke aanvaarding daarvan door de predikant. Beide documenten samen vormen de overeenkomst voor de rechtspositie. Er wordt een datum van bevestiging en/of intrede afgesproken. Op die datum start de rechtspositie. In een enkel geval komt het voor dat een datum van bevestiging of intrede was overeengekomen en door de kerkenraad aan de nieuwe predikant was bericht, maar dat de bevestiging of intrede bijvoorbeeld vanwege ziekte moet worden uitgesteld. Dan geldt als ingangsdatum voor het traktement en de pensioenopbouw toch de oorspronkelijk overeengekomen datum.
Bij de beroepsbrief wordt een ‘aanhangsel’ gevoegd voor de rechtspositie. Hierin wordt opgave gedaan van de rechten en plichten met betrekking tot het traktement, de sociale voorzieningen en het pensioen. Zie voor een model de downloads aan de rechterkant van de pagina.
Als een proponent of predikant al voor de datum van bevestiging/intrede met de werkzaamheden in de gemeente wil beginnen, dan kan dat in de vorm van een opdracht voor structurele hulpdiensten (zie volgende paragraaf).
b. bij structurele hulpdiensten
Volgens ordinantie 3-18 bestaat de mogelijkheid dat een gemeente aan een predikant een opdracht geeft tot het verrichten van structurele hulpdiensten voor maximaal 2 jaar. Gedetailleerde informatie hierover is te vinden op Hulpdiensten | Protestantse Kerk in Nederland.
De opdracht en de aanvaarding daarvan worden geformaliseerd in een overeenkomst die door gemeente en predikant wordt ondertekend. In de overeenkomst staat de datum waarop de hulpdiensten beginnen. Op die datum start de rechtspositie. Verder staat in de overeenkomst dat de reguliere arbeidsvoorwaarden voor predikanten voor gewone werkzaamheden zullen gelden.
2.2 Einde van de rechtspositie
a. bij gewone werkzaamheden
Het traktement en de vergoedingen worden onder aftrek van de inhoudingen uitbetaald zolang een predikant aan de gemeente is verbonden. Dit is vanaf het begin van de dag van bevestiging/intrede tot en met het einde van de dag van losmaking (GR 5-7-1). Met andere woorden: ambt en rechtspositie zijn qua duur een op een aan elkaar gekoppeld.
Er zijn vele gronden voor een losmaking van de gemeente. Hieronder worden zij opgesomd.
Afloop tijdelijke dienst
Als een predikant beroepen is voor een tijdelijke dienst (ord. 3-18) dan eindigt de verbintenis aan de gemeente op de overeengekomen einddatum. De predikant heeft geen recht op wachtgeld en wordt beroepbaar predikant buiten vaste bediening met behoud van de bevoegdheid tot bediening van Woord en sacrament.
Aanvaarding beroep
Door aanvaarding van een beroep naar een andere werkplek wordt de predikant in de regel ook losgemaakt van zijn gemeente. Dat nieuwe beroep kan weer een beroep voor gewone werkzaamheden zijn (ord. 3-5), maar ook voor een bijzondere opdracht (ord. 3-23) of in algemene dienst (ord. 3-22). De losmaking vindt formeel plaats op de dag voor de intrede in de nieuwe gemeente of functie.
Losmaking op eigen verzoek
Een predikant kan in bijzondere omstandigheden bij het breed moderamen van de classicale vergadering zelf verzoeken om losmaking van de gemeente (ord. 3-26-4). Hij krijgt geen recht op wachtgeld en wordt beroepbaar predikant buiten vaste bediening met behoud van de bevoegdheid tot de bediening van Woord en sacramenten.
Losmaking met wederzijds goedvinden
Na een verbintenis van tenminste 12 jaren kunnen gemeente en predikant bij het breed moderamen van de classicale vergadering vragen om losmaking van de gemeente met wederzijds goedvinden (ord. 3-26-3). Voorwaarde is dat de losmakingsdatum ver genoeg van de AOW-datum van de predikant ligt. De predikant heeft recht op wachtgeld en de gemeente moet daaraan meebetalen. De predikant wordt beroepbaar predikant buiten vaste bediening met behoud van de bevoegdheid tot bediening van Woord en sacrament.
Losmaking wegens spanningen
Als er spanningen zijn tussen gemeente en predikant kan het generaal college voor de ambtsontheffing op advies van het classicaal college voor de visitatie besluiten de predikant los te maken van de gemeente (ord. 3-20). De predikant krijgt recht op wachtgeld en wordt beroepbaar predikant buiten vaste bediening met behoud van de bevoegdheid tot bediening van Woord en sacrament.
Losmaking na twee jaar ziekte
Als een predikant na 2 jaar ziekte de werkzaamheden niet heeft kunnen hervatten en de keuring voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering is nog niet afgerond, dan wordt de predikant losgemaakt van de gemeente door de kleine synode (ord. 3-27-1). De predikant krijgt recht op wachtgeld en wordt predikant buiten vaste bediening met behoud van de bevoegdheid tot bediening van Woord en sacramenten. Wordt de predikant op een latere datum volledig afgekeurd voor het werk als predikant, dan wordt door de kleine synode emeritaat verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Hij krijgt dan een arbeidsongeschiktheidsuitkering in plaats van het wachtgeld.
Losmaking wegens opheffing van de gemeente
Als het breed moderamen van de classicale vergadering moet besluiten tot opheffing van de gemeente, besluit het tevens tot losmaking van de predikant die eventueel nog aan de gemeente verbonden is (ord. 2-9). De predikant krijgt recht op wachtgeld en wordt beroepbaar predikant buiten vaste bediening met behoud van de bevoegdheid tot bediening van Woord en sacrament.
Losmaking wegens insolvabiliteit van de gemeente
Als het classicaal college voor de behandeling van beheerszaken vaststelt dat de gemeente de predikantslasten niet meer kan opbrengen en het breed moderamen van de classicale vergadering daarmee instemt, kan de kerkenraad de predikant losmaken van de gemeente (ord. 3-16-7). De predikant krijgt recht op wachtgeld en wordt beroepbaar predikant buiten vaste bediening met behoud van de bevoegdheid tot bediening van Woord en sacrament.
Ontheffing van ambt wegens ongeschiktheid
Als het generaal college voor de ambtsontheffing na advies van het classicale college voor de visitatie vaststelt dat de predikant geen enkele gemeente meer met stichting kan dienen, dan ontheft het college de predikant van het ambt (ord. 3-21). De predikant krijgt recht op wachtgeld en verliest de beroepbaarheid en de bevoegdheid tot bediening van Woord en sacramenten.
Ontheffing ambt op eigen verzoek
Een predikant kan zelf verzoeken om ontheffing van het ambt en daarmee om losmaking van de gemeente (ord. 3-26-1). De kleine synode verleent de ontheffing van het ambt. De predikant heeft geen recht op wachtgeld en verliest zijn beroepbaarheid en de bevoegdheid tot bediening van Woord en sacramenten.
Schorsing
Een college voor het opzicht kan de predikant als tuchtmaatregel voor onbepaalde tijd schorsen in de uitoefening van het ambt (ord. 10-9-7-d). De predikant krijgt mogelijk recht op een kortdurend wachtgeld en verliest, zolang de schorsing voortduurt, zijn beroepbaarheid en de bevoegdheid tot bediening van Woord en sacramenten.
Ontzetting uit het ambt
Een college voor het opzicht kan de predikant als tuchtmaatregel ontzetten uit het ambt (ord. 10-9-7-e). De predikant krijgt mogelijk recht op een kortdurend wachtgeld en verliest zijn beroepbaarheid en de bevoegdheid tot bediening van Woord en sacramenten.
Emeritaat wegens arbeidsongeschiktheid
Als bij de keuring na 2 jaar ziekte wordt vastgesteld dat de predikant het eigen werk als predikant niet meer kan uitvoeren, dan verleent de kleine synode aan de predikant emeritaat wegens arbeidsongeschiktheid (ord. 3-25). De predikant krijgt een wachtgeld en/of een arbeidsongeschiktheidsuitkering en behoudt als emeritus predikant de bevoegdheid tot bediening van Woord en sacramenten.
Emeritaat wegens ouderdom
Als de predikant de AOW-gerechtige leeftijd bereikt, wordt hem op diens verzoek emeritaat wegens ouderdom verleend door de kleine synode (ord. 3-25). Het emeritaat kan vervroegd worden verleend, als de predikant het ouderdomspensioen vervroegd tot uitkering laat komen. Het emeritaat kan ook worden uitgesteld, als de predikant daarover overeenstemming bereikt met de kerkenraad. De emeritus predikant krijgt ouderdomspensioen en behoudt de bevoegdheid tot bediening van Woord en sacramenten.
b. bij structurele hulpdiensten
Structurele hulpdiensten eindigen op de overeengekomen datum. De predikant heeft geen recht op wachtgeld en behoudt in de regel de status die hij bij aanvang van de hulpdiensten al had.
2.3 Werktijd van de predikant
De volledige werktijd van een predikant is in de uitvoeringsbepalingen vastgesteld op 40 uren per week. Deze norm is gesteld met het oog op de bepaling van de werklast en niet als norm met het oog op de beloning. De norm is een hulpmiddel bij het opstellen van het werkplan en bij het beantwoorden van de vraag of de werklast van de predikant nog in overeenstemming is met de beschikbare werktijd. Het doel is niet om tot vaststelling van uit te betalen overuren te komen of tot controle door de kerkenraad op de gemaakte uren.
Als een predikant in deeltijd werkt, wordt het werktijdpercentage uitgedrukt in een geheel getal.
Als een predikant buiten de grens van de gemeente woont behoort de reistijd tussen huisadres en gemeentegrens niet tot de werktijd.
2.4 Deel van de maand
Voor de berekening van het traktement en de forfaitaire vergoedingen in de maand van bevestiging of de maand van losmaking wordt gerekend met het daadwerkelijke aantal dagen in de (betreffende) maand.
|
Voorbeeld bij mutatie van standplaats Voorbeeld bij emeritaat |
2.5 Aantal leden per predikant
Voor de predikantsbezetting van een gemeente bestaat geen norm in de zin dat een ambtelijke vergadering zou hebben uitgesproken dat bij een bepaald aantal gemeenteleden een bepaalde pastorale bezetting behoort. Wel is er een gemiddelde over het gehele land. Dit ligt rond de 1.000 leden (= belijdende leden + doopleden) per fulltime predikant. In de praktijk bestaan grote afwijkingen van dit gemiddelde. Deze hebben te maken met de beschikbaarheid van financiële middelen, de inzet van kerkelijk werkers en kerkmusici en de prioriteit die aan andere uitgaven gegeven wordt, zoals gebouwen.
2.6 Melding mutaties
Mutaties in de predikantsbezetting (aanvang, einde, werktijdpercentage) dienen door de gemeente bij de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen gemeld te worden met behulp van een formulier. Klik hier om het formulier voor mutaties in de predikantsbezetting in te vullen.