8.1 Verzuimprotocol
Bij ziekte van een predikant moet worden gehandeld in overeenstemming met het verzuimprotocol. Uitgangspunt van het protocol is, dat het in het belang van zowel predikant, gemeente als kerk is, dat de predikant tijdens zijn ziekte begeleid wordt met het oog op bevordering van zijn herstel. Om die reden heeft de kerk een contract afgesloten met een landelijk werkende Arbodienst.
Download hier de actuele versie van het Verzuimprotocol.
Het verzuimprotocol regelt zaken als:
- onmiddellijke melding van de ziekte, ook tijdens vakantie, door de predikant bij de scriba van de kerkenraad;
- melding van de ziekte door de scriba van de kerkenraad bij de arbodienst en het college van kerkrentmeesters, als de ziekte twee weken heeft geduurd;
- melding van de ziekte na 30 dagen bij het breed moderamen van de classicale vergadering;
- de plicht van de predikant om gehoor te geven aan oproepen van de bedrijfsarts (na 14 dagen ziekte);
- de rechten en de plichten van de bedrijfsarts;
- de communicatie tussen predikant, arbodienst, scriba van de kerkenraad en eventuele hulpverleners;
- de opname van vakantie tijdens de ziekte;
- wat doen de predikant, de arbodienst en de scriba van de kerkenraad bij gedeeltelijk of geheel herstel;
- wat doen de predikant, de arbodienst, de scriba van de kerkenraad, de kleine synode en de keuringsarts als de ziekte leidt tot gedeeltelijke of gehele afkeuring met recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
8.2 Traktement en vergoedingen bij ziekte
8.2.1 Traktement gedurende het eerste jaar ziekte
In hoofdstuk 1 is beschreven dat het traktement onder aftrek van de inhoudingen moet worden uitbetaald zolang de predikant aan de gemeente verbonden is. Tijdens ziekte blijft de predikant aan de gemeente verbonden en betaalt de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen gedurende het eerste jaar het basistraktement, de periodieke verhogingen, de tijdelijke-dienst-toeslag, de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering door.
Met betrekking tot de doorbetaling van het traktement geldt een uitzondering, namelijk als de predikant met instemming van de kerkenraad doorwerkt na de AOW-leeftijd. Informatie daarover staat in paragraaf 6.3.
8.2.2 Traktement na één jaar ziekte
Het traktement van de predikant, bestaande uit basistraktement, periodieke verhogingen, tijdelijke-dienst-toeslag, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, wordt na één jaar ziekte met 30% verlaagd.
De inhouding van de woonbijdrage blijft geschieden op basis van het volledige traktement. De inhouding van de pensioenpremie (en dus ook de pensioenopbouw) blijft geschieden op basis van het onverminderde traktement.
Met betrekking tot de verlaging van het traktement na één jaar ziekte is verder het volgende geregeld.
De ziekteperiode is de tijd van ziekte vanaf de datum die de scriba van de (wijk)kerkenraad op basis van een melding door de predikant schriftelijk heeft vastgelegd als eerste dag van de ziekte. Meerdere periodes van dezelfde ziekte worden bij elkaar opgeteld tot één ziekteperiode indien tussenliggende periodes van geheel herstel minder dan vier weken hebben geduurd.
De 30% verlaging van het traktement wordt alleen toegepast op het gedeelte van de werktijd dat de predikant wegens ziekte verzuimt.
Op het moment dat de ziekteperiode één jaar heeft geduurd, geeft de scriba van de (wijk)kerkenraad onverwijld schriftelijk bericht aan de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen (Postbus 8504, 3503 RM Utrecht) met het oog op de verlaging van het traktement. Voor deze melding is een formulier beschikbaar op www.protestantsekerk.nl/arbeidsvoorwaarden, doorklikken naar ‘arbeidsvoorwaarden predikanten’ en ‘formulieren’.
Indien na één jaar ziekte een wijziging optreedt in het deel van de werktijd waarvoor de predikant wegens ziekte moet verzuimen, dan geeft de scriba van de (wijk)kerkenraad deze wijziging onverwijld door aan de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen, opdat bij de uitbetaling van het traktement daarmee rekening gehouden kan worden. Ook voor deze melding is een formulier beschikbaar.
Bij ziekte langer dan een jaar, wordt de bezettingsbijdrage voor de centrale kas predikantstraktementen voor het deel van de werktijd waarvoor wegens ziekte wordt verzuimd, eveneens verlaagd met 30%.
Er is een rekenblad beschikbaar, waarmee het traktement na 1 jaar ziekte kan worden uitgerekend.
Predikanten wordt geadviseerd in het eerste jaar van ziekte in hun uitgavenpatroon al te anticiperen op de inkomensval in het tweede jaar van ziekte.
8.2.3 Vergoeding van onkosten tijdens ziekte
Met betrekking tot de secundaire arbeidsvoorwaarden geldt dat sommige vergoedingen gedurende de gehele ziekteperiode doorbetaald worden. Andere vergoedingen worden stopgezet vanaf het moment dat de predikant één jaar ziek is. Dit is geregeld in de uitvoeringsbepalingen en wordt samengevat in onderstaand schema.
|
vergoeding |
doorbetaling gehele ziekteperiode |
stopzetting na één jaar ziekte |
|
tegemoetkoming in de premie van de ziektekostenverzekering |
X |
|
|
vergoeding representatie, bureau, computer, communicatie |
|
X |
|
vergoeding vakliteratuur en permanente educatie |
X |
|
|
vergoeding gemis werkruimte |
X |
|
|
vergoeding gebruik werkruimte |
X |
|
|
vervoerskosten |
X |
|
In het schema staat dat vervoerskosten tijdens ziekte vergoed moeten blijven worden. Hier wordt aangetekend dat het niet voor de hand ligt dat een predikant tijdens ziekte vervoerskosten in de uitoefening van het ambt maakt. Is dit toch het geval, bijvoorbeeld omdat een bezoek wordt gebracht aan de bedrijfsarts, dan moeten ze vergoed worden.
8.2.4 Vervanging van de predikant bij ziekte
Bij langdurige ziekte krijgt de gemeente te maken met vervangingskosten bijvoorbeeld voor gastpredikanten of hulpdiensten. Deze kosten komen voor rekening van de gemeente. Desgewenst kan de gemeente hiervoor een verzekering afsluiten. Bepalend voor het antwoord op de vraag naar de wenselijkheid van een verzekering kan zijn:
- in welke mate zou onze gemeente bij ziekte van een/de predikant vervanging willen regelen: moeten alleen de preekbeurten vervangen worden of moeten ook het bestuurlijke, pastorale, vormende en toerustende werk worden waargenomen?;
- door wie en tegen welke kosten is eventuele vervanging mogelijk en gewenst (zie tarieven voor incidentele en structurele hulpdiensten of de beloning van een kerkelijk werker)?;
- kan voor de vervangingskosten eventueel een beroep worden gedaan op eigen reserves?
Onder andere bij de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer is informatie te verkrijgen over de mogelijkheden tot verzekering van vervangingskosten bij ziekte van de predikant.
8.3 Ziekte en vakantieverlof
8.3.1 Ziek worden tijdens de vakantie
In het verzuimprotocol is geregeld dat een predikant die ziek wordt tijdens zijn vakantie, de ziekte direct meldt bij de scriba van de kerkenraad en zo spoedig mogelijk een arts consulteert. Bij vakantie in het buitenland worden bij thuiskomst de bewijsstukken van het artsenconsult aan de bedrijfsarts overlegd.
Zodra de predikant ziek wordt, eindigt het vakantieverlof en gaat het ziekteverlof in. Wordt de predikant tijdens de vakantie weer beter, dan gaat uiteraard het vakantieverlof weer in.
8.3.2 Op vakantie gaan tijdens ziekte
Als een predikant tijdens ziekte op vakantie wenst te gaan, dan moet hij hierover volgens het verzuimprotocol overleg plegen met de bedrijfsarts. Als de vakantie het herstel niet belemmert, kan de predikant op vakantie gaan. De predikant meldt de opname van vakantieverlof aan de scriba van de kerkenraad.
8.3.3 Opbouw vakantierechten tijdens ziekte
In de uitvoeringsbepalingen voor het vakantieverlof is bepaald dat de opbouw van vakantierechten na zes maanden ziekte stopt.
|
Voorbeeld Een predikant is jonger dan 50 jaar en van 1 februari tot en met 1 oktober van het jaar ziek. In de ziekteperiode van 8 maanden, bouwt hij maximaal over 6 maanden vakantierechten op, in dit geval 3 weken (de helft van 6 weken). In de periode van 4 maanden waarin de predikant gezond is, bouwt hij 4/12 x 6 weken = 2 weken vakantierechten op. Over het gehele jaar dus 5 weken. |
8.4 Ziekte en vrije zondagen
Op jaarbasis heeft een fulltime predikant recht op 10 vrije zondagen naast de vrije zondagen in verband met de permanente educatie (10 per 5 jaar). Deze vrije zondagen worden ingeroosterd in het preekrooster van de gemeente. Is een predikant ziek op een zondag waarop hij vrijstelling van het dienstwerk zou hebben, dan wordt geadviseerd om de betreffende vrije zondag als opgenomen te beschouwen.
8.5 Ziektekosten
In het kader van de Zorgverzekeringswet zijn predikanten zelf verantwoordelijk voor het afsluiten van een ziektekostenverzekering. Afhankelijk van de polis (dekking/eigen risico) zullen bepaalde kosten niet, deels of geheel vergoed worden.
8.6 Recht op wachtgeld of pensioen als gevolg van arbeidsongeschiktheid
Als bij de ziekte van de predikant geen herstel te verwachten is, zal er een keuring plaatsvinden. Op basis van de keuringsuitslag wordt het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering of het recht op wachtgeld vastgesteld. In het verzuimprotocol is de procedure voor de keuring gegeven. Belangrijke onderdelen daarvan zijn de volgende.
- Een keuring vindt alleen plaats als de bedrijfsarts daartoe, al dan niet op verzoek van de predikant, adviseert.
- Op advies van de bedrijfsarts vraagt de kerkenraad via de Beheercommissie centrale kas predikantstraktementen de keuring aan bij de verzekeraar (ASR Nederland N.V.).
- De keuringsprocedure wordt 19 maanden na het begin van de ziekte gestart, zodat het recht op wachtgeld of een arbeidsongeschiktheidsuitkering in ieder geval 24 maanden na het begin van de ziekte kan worden geëffectueerd. Als de keuring niet binnen 24 maanden na het begin van de ziekte plaatsvindt, wordt de predikant door de kleine synode ambtshalve van het ambt ontheven en van de gemeente losgemaakt.
- De vaststelling van arbeidsongeschiktheid geschiedt door de onafhankelijk keuringsarts en een onafhankelijke arbeidsdeskundige, die worden aangewezen door de verzekeraar. De keuringsarts stelt vast tot welke beperkingen de ziekte leidt als het gaat om het verrichten van arbeid. De arbeidsdeskundige stelt vast welke arbeid bij de geconstateerde beperkingen nog mogelijk is en wat daarbij de verdiencapaciteit is. Daarbij wordt eerst naar het werk als predikant gekeken, maar, als dat niet meer mogelijk is, ook naar ander werk.
- De hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt vastgesteld op basis van de mate, waarin de predikant als gevolg van de ziekte niet meer in eigen inkomen (als predikant of in ander werk) kan voorzien.
8.7 De gevolgen van afkeuring voor ambtelijke status en inkomen van de predikant
De uitslag van de keuring bestaat hieruit dat de keuringsarts en de arbeidsdeskundige het percentage verdiencapaciteit vaststellen. De uitkomst heeft consequenties voor de ambtelijke status van de predikant en voor zijn inkomenspositie.
Met betrekking tot de ambtelijke status van de predikant geldt het volgende.
- Wordt de predikant voor de werkzaamheden als predikant volledig afgekeurd al dan niet met verdiencapaciteit in ander werk, dan wordt hem in overeenstemming met ordinantie 3-25 door de kleine synode emeritaat verleend, omdat hij blijvend niet in staat is de werkzaamheden van een predikant te verrichten.
- Wordt de predikant voor de arbeid van predikant deels afgekeurd, maar deels ook goedgekeurd, dan blijft hij in overeenstemming met GR 5-16-1 voor het arbeidsgeschikte deel aan de gemeente verbonden als predikant voor gewone werkzaamheden, ook als de resterende werktijd minder is dan de minimale werktijd van 33% als beschreven in ordinantie 3-17-1.
Met betrekking tot het inkomen van de predikant geldt het volgende.
- Wordt de predikant volledig afgekeurd zonder verdiencapaciteit als predikant of voor ander werk, dan ontvangt hij de volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering (zie paragraaf 8.8).
- Wordt de predikant deels afgekeurd, maar blijft hij deels ook werkzaam als predikant, dan ontvangt hij voor het arbeidsgeschikte deel een traktement volgens ordinantie 3-16 tot en met 3-18 en voor het arbeidsongeschikte deel een arbeidsongeschiktheidsuitkering (zie paragraaf 8.8).
- Wordt bij de predikant verdiencapaciteit in andere arbeid vastgesteld, dan ontvangt de predikant voor dat deel van het inkomen een wachtgeld (zie hoofdstuk 9) en voor het overige deel een arbeidsongeschiktheidsuitkering (zie paragraaf 8.8)
8.8 De arbeidsongeschiktheidsuitkering
8.8.1 De hoogte van de uitkering
Volgens het Verzuimprotocol Predikanten bedraagt de arbeidsongeschiktheidsuitkering 70% van het pensioengevend traktement. Dat is de som van het basistraktement, de periodieke verhogingen, de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering. De tijdelijke-dienst-toeslag maakt geen onderdeel uit van de basis voor het arbeidsongeschiktheidsuitkering.
|
Voorbeeld Als een predikant fulltime werkzaam was en voor 35%-45% van de volledige werktijd wordt afgekeurd, dan blijft hij voor 60% aan de gemeente verbonden met 60% traktement. Voor 40% van de werktijd ontvangt hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering, overeenkomend met 70% van het traktement, dus 28%. In totaal ontvangt de predikant nog 60% + 28% = 88% van het oorspronkelijke volledige traktement. |
8.8.2 Opbouw pensioen bij arbeidsongeschiktheid
Volgens de pensioenregeling blijft de predikant over het arbeidsongeschikte deel op het niveau van de arbeidsongeschiktheidsuitkering premievrij pensioen opbouwen.
8.9 Het wachtgeld bij arbeidsongeschiktheid
De hoogte van het wachtgeld bij arbeidsongeschiktheid is gelijk aan de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het wachtgeld wordt verhoogd met de pensioenpremie van de predikant. Waar een predikant bij een arbeidsongeschiktheidsuitkering een premievrije pensioenopbouw heeft, is dat bij het wachtgeld wegens arbeidsongeschiktheid niet het geval. Bij wachtgeld betaalt de predikant voor zijn pensioenopbouw wel premie. Om deze te kunnen betalen wordt het wachtgeld met het betreffende bedrag verhoogd.
8.10 Wijziging van het percentage arbeidsongeschiktheid
Gedurende de arbeidsongeschiktheid kan blijken dat het percentage, waarvoor de predikant recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, in verband met herstel of verergering van de ziekte naar beneden of naar boven aangepast moet worden.
8.10.1 Toename van de arbeidsongeschiktheid
Voor het vaststellen van een eventuele toename van het percentage arbeidsongeschiktheid wordt de procedure gevolgd, die volgens het verzuimprotocol ook gevolgd moest worden voor de eerste afkeuring. Stellen de keuringsarts en de arbeidsdeskundige inderdaad een toename van de arbeidsongeschiktheid vast, dan zal de ambtelijke status en het inkomen van de predikant worden aangepast volgens het beschrevene in paragraaf 8.7.
8.10.2 Afname van de arbeidsongeschiktheid
Volgens het verzuimprotocol heeft de predikant het recht om zelf een herkeuring aan te vragen, als hij meent deels of geheel weer hersteld te zijn en weer aan het werk te kunnen. Ook de verzekeraar heeft het recht een predikant die een arbeidsongeschiktheidsuitkering geniet, aan een herkeuring te onderwerpen.
Stellen de keuringsarts en de arbeidsdeskundige vast dat de predikant in verdiencapaciteit is gegroeid, dan wordt de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering aangepast aan het nieuwe lagere percentage van arbeidsongeschiktheid. Voor het deel van de werktijd dat de predikant is goedgekeurd, kan de predikant weer aan het werk. De gemeente waar hij eventueel aan verbonden is, is niet verplicht de werktijd van de predikant uit te breiden, maar mag dat uiteraard wel doen. Doet de gemeente dat niet of is de predikant niet meer aan een gemeente verbonden, dan ontvangt de predikant voor het herstelde deel een wachtgeld in overeenstemming met GR 5-11-1-f (zie hoofdstuk 9).