Een praktische handreiking voor het organiseren van interreligieuze ontmoetingen en dialoogactiviteiten. De tekst bevat concrete adviezen voor organisatoren, waaronder spelregels voor gesprekken en praktische overwegingen. Het sluit af met belangrijke vuistregels voor dialoog, gebaseerd op de ervaringen van Abdul Wahid van Bommel en professor Mulder.
Microniveau
Met activiteiten op het microniveau bedoelen we activiteiten die gericht zijn op de ontmoeting tussen individuele mensen. Daarbij onderscheiden we drie typen van activiteiten:
1. Dialoog als vormingsactiviteit
Doel van een dergelijk gesprek is horizonverbreding van de deelnemers, bewustwording en verdieping van de eigen overtuiging en het eigen geloof, via de spiegel van de ander. Voor dergelijke gesprekken zijn spelregels, en gespreksleiding voor de bewaking daarvan, van belang. Mensen nemen altijd ‘op persoonlijke titel’ aan het gesprek deel, ook als ze vanuit een bepaalde legitimatie of organisatie meedoen. Dat wordt dan benoemd, maar mag de persoonlijke insteek niet verdringen.
2. Dialoog als professionaliseringsactiviteit
Ook hier staat het gesprek in het teken van horizonverbreding van de deelnemers, maar de deelnemers doen dit in het kader van hun werk. Denk aan het voorbeeld van ontmoetingen tussen predikanten en imams (zie hoofdstuk 6). Maar ook in andere sectoren, zoals de zorg, zijn degelijke ontmoetingen denkbaar. Bij dergelijke ontmoetingen gelden de hierboven genoemde regels, maar het persoonlijk spreken staat hier (ook) in het teken van de beroepsuitoefening, de verbetering van de professionele kwaliteit. Voorbeelden zijn interculturele/religieuze lees- en museumclubs.
3. Groepsactiviteiten gericht op ontmoeting en gesprek
Veel mensen zijn niet verbaal, beschouwend en (zelf-)reflectief ingesteld. Deze mensen komen niet via gesprekken tot horizonverbreding, maar veel- eer door middel van gezamenlijke activiteiten. Dat kunnen handen-uit-de- mouwen-activiteiten zijn, maar ook culturele of zelfs spirituele activiteiten. Een voorbeeld van het eerste is de (Haagse) actie ‘Adopteer een duin’: een groep mensen verplichtte zich om gedurende een jaar samen een bepaald duingebied schoon te houden. Een van de organisatoren: “We hopen dat het spirituele vanzelf meekomt.” Een voorbeeld is een werkgroep mystiek, waar gezamenlijk gemediteerd wordt en uitwisseling op gevoelsniveau plaatsvindt.
Mesoniveau
Met activiteiten op mesoniveau bedoelen we activiteiten die niet primair gericht zijn op persoonlijke ontmoeting, maar waarvan het doel verder reikt dan de mensen die er aan deelnemen.
Drie voorbeelden:
1. Dialoog als onderdeel van opbouwwerk
Het doel van deze dialoog is niet primair de persoonlijke verrijking van de deelnemers, maar de integratie binnen een bepaald segment van de samenleving, vooral de buurt, stadswijk of dorp.
2. Dialoog tussen voorbeeldfiguren en opinieleiders
Deze insteek van dialoog ligt dicht aan tegen dialoog als professionaliseringsactiviteit, maar hier is een duidelijk besef van de sociale uitstraling naar achterbannen, naar de omgeving.
3. Activiteiten gericht op ontmoeting en bevordering van de sociale cohesie
Ook op mesoniveau geldt voor veel mensen dat een ontmoeting gemakkelijker verloopt als ze samen iets doen, dan wanneer ze aanschuiven voor een georganiseerd gesprek. De activiteiten zijn in dit geval direct gericht op de integratie van wijk of dorp, bijvoorbeeld mantelzorg over grenzen van godsdienst, cultuur of achtergrond heen (zie ook 9.3 en 9.4).
Handreikingen bij de organisatie van activiteiten op beide niveaus
Het organiseren van activiteiten op microniveau is een agogische activiteit, doel is immers het beïnvloeden van het sociale gedrag van mensen, om ieders persoonlijk, maatschappelijk en cultureel welzijn te bevorderen. Bij het organiseren ervan komen vragen aan de orde als:
- Is er een vaste groep, zodat aan een stevige vertrouwensrelatie gebouwd kan worden, of wordt gekozen voor een open groep met wisselende deelname?
- Wordt voor een grote diversiteit aan deelnemers gekozen (moslims, joden, christenen, hindoes) of wordt gekozen voor ‘bi-polaire’ groepen?
- Heeft de leiding de mogelijkheid om wrijvingen en haperingen in de groep aan de orde te stellen en bespreekbaar te maken?
- Wordt de levensduur van de groep vooraf bepaald, of wordt open gelaten of de groep over een langere periode een min of meer vaste sociale functie voor de deelnemers heeft? Geadviseerd wordt om bescheiden in te zetten. Het vraag al veel van mensen om gedurende de periode oktober-april maandelijks een avond vrij te maken. Een concrete afspraak over de looptijd voorkomt verloop en teleurstellingen. Lukt het om een gespreksgroep langer te laten bestaan, dan lijkt een periode van drie jaar een goede spanningsboog.
- Maar bij activiteiten gericht op verbetering van professionaliteit en bij ontmoetingen van voorbeeldfiguren en opinieleiders is het van belang te streven naar vormen van duurzaamheid en institutionalisering, en niet van de ene naar de andere eenmalige bijeenkomst te fladderen. Deze activiteiten zouden niet afhankelijk moeten zijn van min of meer persoonlijke inzet of belang. Voor activiteiten op het mesoniveau wordt daarom geadviseerd vooraf goed te onderzoeken wat de haalbaarheid is voor een meer duurzaam overleg.
- Wanneer open avonden worden georganiseerd voor een breed publiek, dan is het vrij gebruikelijk op een belangrijk deel van de avond te vullen met één of een aantal inleidingen van deskundigen. De ervaring leert echter dat dergelijke inleidingen niet werken. In een heterogeen gezelschap is het onmogelijk inleidingen te verzorgen die voor iedereen begrijpelijk en aantrekkelijk zijn. Een effectievere methode is om een paar mensen te laten reageren op concrete stellingen en de aanwezigen naar aanleiding daarvan direct met hen en met elkaar in gesprek te laten gaan.
- Is het doel duidelijk? Zijn de verwachtingen bij de deelnemers duidelijk? Zijn de spelregels duidelijk?
Denk bij spelregels aan afspraken als:
- Er wordt in de ik-vorm gesproken: ik vind, ik denk, ik geloof.
Niemand verschuilt zich achter algemene waarheden (“Het is zo dat...”) of achter autoriteiten (“Mijn dominee zegt…”) of achter de algemene opinie (“Iedereen vindt toch dat…”). De reactie “Dat is niet waar.” wordt afgekapt. Je kunt alleen zeggen “Daar ben ik het niet mee eens.” - at in de ontmoeting uitgewisseld wordt, blijft binnen deze groep. De zekerheid van vertrouwelijkheid is een belangrijke voorwaarde voor veiligheid in de groep.
- Van werkelijke dialoog kan pas sprake zijn als er voldoende vertrouwdheid is om de eigenheid en het anders-zijn aan de orde te stellen.
- Alles kan gezegd worden, niets is fout. Vaak is het voor de deelnemers aan dialoog zelf ook nieuw om geloof en gevoelens onder woorden te brengen, zeker in een groep. Het is dus van belang een sfeer te creëren waarin mensen zoekend en aarzelend gedachten mogen verwoorden.
- Over bepaalde onderwerpen wordt niet gesproken. Zeker bij beginnende groepen is het met het oog op de veiligheid goed om niet van meet af aan alles bespreekbaar te willen maken.
- Deelnemers mogen getuigen van hun geloof, maar willen overtuigen is verboden, met andere woorden: de gespreksleider moet gespitst zijn op mogelijke missionaire drang bij deelnemers. Als iemand de eigen horizon vastlegt als de maat voor wijsheid, raakt het gesprek gefrustreerd en blijven mensen weg.
Vuistregels
Symbolisch voor de interreligieuze dialoog is het dat Abdul Wahid van Bommel in een lezing de spelregels voor dialoog presenteerde die hem indertijd waren aangereikt door professor Mulder – en ze aanvult met zeven op ervaring gebaseerde handreikingen. “Ik was 23 en overtuigd moslim en dan moet je in gesprek… Voor mij was het verhelderend om eerst eens goed ruzie te hebben. Flink met iemand overhoop liggen kan een verrijking zijn.”
- Begrijp de ander zoals hij of zij begrepen wil worden. Bouw vooroordelen af en kom zo tot wezenlijk begrip.
Begin het gesprek niet met een vaststaand beeld van de moslim, de christen, die dus die bepaalde mening heeft. Begin het gesprek met open vragen en luister werkelijk naar de antwoorden. Check met nieuwe vragen of je het goed begrepen hebt. Getuigen mag, willen overtuigen niet, want dan respecteer je de ander en zijn waarheid niet. - Vergelijk je eigen idealen niet met de werkelijkheid van de ander.
Denk niet ‘Het christendom is een godsdienst van vrede en naastenliefde, de islam een godsdienst van geweld en oorlog.’ Beide godsdiensten streven naar vrede en naastenliefde. Fundamentalisme en een weerbarstige werkelijkheid maken dat die idealen aan beide kanten soms ver weg lijken. - Schenk vooral aandacht aan het beste in de godsdienst van de ander.
Focus niet (in elk geval niet alleen) op de minder aantrekkelijke kanten van de godsdienst van de ander. Dit is in feite een praktischer vorm van de vorige spelregel. - Wees eerlijk en bereid tot zelf(reflectie en -)kritiek
Deze spelregel vormt het spiegelbeeld van de vorige: wie geneigd is kritisch te zijn als hij of zij naar de godsdienst van een andere kijkt, en erop gewezen moet worden vooral te focussen op de positieve kanten van die vreemde godsdienst, diegene zal er ook op gewezen moeten worden eens oog te hebben voor de mindere kanten van zijn of haar eigen godsdienst, en bereid moeten zijn daarover met de ander te praten.
En ook nog:
- Accepteer dat de eigenheid van elk mens in zekere zin verborgen blijft.
- Stel (daarom) je kritisch oordeel uit.
- Respecteer ieders privacy.
- Benoem en deel je ervaringen.
- Je mag fantaseren, illusies koesteren.
- Er is ruimte voor ‘naïviteit’.
Uit: Verder dan dialoog. Een handreiking voor dialooggroepen (H. Dane, & N. Jong, de-Berg van de (Eds.), 2009). Bezinningscentrum Protestantse Kerk in Nederland.