Tussen 1947 en 1949 moesten ruim 700.000 Palestijnen uit hun dorpen vluchten of werden verdreven. In deze periode - die vanuit Palestijns perspectief de ‘Nakba’ (ramp of catastrofe) werd genoemd, kwam het tot de vorming van de staat Israël. Dit jaar is dat 75 jaar geleden.
De gebeurtenissen bereikten een climax in de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948. Deze periode wordt vanuit Palestijns perspectief de ‘Nakba’ (ramp of catastrofe) genoemd, die jaarlijks op 15 mei wordt herdacht. Reden om aan de Palestijnse partners van Kerk in Actie te vragen welke betekenis de ‘Nakba’ voor hen heeft en hoe de herinnering eraan doorleeft in hun dagelijks leven. Wat opvalt in hun reacties is dat de ‘Nakba’ niet slechts wordt gezien als een punt in de tijd.
Een open wond
Rahada Arafat Shbeta (Sadaka-Reut) vertelt: “Voor mij is de Nakba een punt in de geschiedenis waarop het lot van mijn volk werd verzegeld. Sindsdien zijn onze levens totaal veranderd. Velen verloren hun huizen en familieleden, dorpen werden verwoest. We verloren onze identiteit als een gemeenschap.” Voor Fr. Bashar Fawadleh (Latin Church in Taybeh) is de Nakba ‘een open wond in onze harten, die helaas maar niet geneest.’
Een continue strijd
John Munayer (Rossing Center) zegt: “De Nakba is niet alleen de tragedie waarin mijn familie werd verdreven uit hun huizen en hun land werd afgepakt. De Nakba duurt nog altijd voort.” Omar Harami (Sabeel) vult aan: “Na 1948 is voor ons Palestijnen alles een continue strijd geworden. Een strijd om een plek te vinden om te leven, om herenigd te worden met je familie, om te reizen, om toegang te hebben tot drinkwater en landbouwgrond, om je verhaal te kunnen vertellen. De Nakba is geen historische gebeurtenis, maar onze dagelijkse realiteit.”
Kerken rol in terugkeer
Elizabeth Marteijn, postdoctoraal onderzoeker aan de Ludwig-Maximilians Universiteit München, doet onderzoek naar de impact van de Nakba op de Palestijns-christelijke gemeenschap in Noord-Israël. Hierbij focust zij zich in het bijzonder op de christelijke dorpen Iqrit en Kufr Bir’im, die begin jaren 50 werden verwoest. “Het bijzondere aan deze twee dorpen is dat de kerken zijn gerestaureerd. Deze spelen nu een centrale rol in het terugkeren van de gemeenschap naar de verwoeste dorpen. Christelijke bijeenkomsten vinden hier plaats tussen ruïnes en een pijnlijke geschiedenis. De dorpen Iqrit en Kufr Bir’im zijn daarmee bakens van hoop geworden. Na 75 jaar pleiten de gemeenschappen van Iqrit en Kufr Bir’im nog voortdurend voor een recht van terugkeer en voor heropbouw van de verwoeste dorpen.”
Diepe verliezen
“Wat in Nederland niet altijd wordt beseft”, vervolgt Marteijn, “is dat de Palestijnen diepe verliezen hebben geleden tijdens de Nakba. Toen ik een 89-jarige man (die dus 15 was ten tijde van de Nakba) uit Kufr Bir’im vroeg hoe het voelt om geen tot weinig tastbare herinneringen te hebben aan zijn ouderlijk huis, schoten de tranen in zijn ogen. Het verhaal van de Nakba wordt in Israël en ook in Nederland vaak omringd door politieke debatten en vragen over historische authenticiteit, maar voor de Palestijnse slachtoffers is het een diep trauma met grote persoonlijke verliezen.”
Bidden voor het Palestijnse volk
Hoe besteden Palestijnse christenen zelf aandacht aan de Nakba? John Munayer: “Ik ga mijn oma bezoeken die de Nakba meemaakte. Ook gaan we naar de kerk waar zij zich schuilhield in 1948.” Voor Omar Harami is de dag gecompliceerd: “Het is ook de verjaardag van mijn vrouw. Je kunt dit zien als een slechte grap, maar het is ook een herinnering aan het feit dat 15 mei een dag is als alle andere. Al meer dan 75 jaar maken Palestijnen een continue Nakba door. In veel kerken wordt rond 15 mei gebeden voor het Palestijnse volk en de Palestijnse vluchtelingen in het bijzonder. Veel Palestijnse christenen zijn zelf eerste generatie vluchtelingen of afstammelingen ervan. Gebed voor vluchtelingen in onze kerken is dus niet een actie voor recht, maar pastorale zorg.”
Gebed
Goede God,
Wij brengen voor uw aangezicht de wonden
van het Palestijnse volk,
onder wie onze Palestijnse broeders en zusters,
de wonden geslagen door de Nakba,
de vlucht en verdrijving van 700.000 mensen uit Palestina
en de verwoesting van hun cultuur,
de wonden van het schrijnende onrecht,
de vernedering
en de ontmenselijking,
de wonden van ons wegkijken en zwijgen
over de nood van medechristenen,
onze Palestijnse broeders en zusters,
deel van het lichaam van Christus,
de wonden van het genegeerd te worden
door de vele christenen,
ook uit Nederland,
die de heilige plaatsen en stenen bezoeken
maar niet de levende stenen.
Dat hun appel aan ons
om hun naaste te zijn
en recht te doen
door ons gehoord wordt,
dat te midden van alle ongelijkheid, onrecht en bezetting
de hoop niet opgegeven wordt
dat iedereen, Palestijn en Jood,
in recht en vrede
onder haar en zijn eigen vijgenboom zal zitten,
‘dat Jeruzalem een open stad zal blijven,
niet ommuurd,
vanwege het grote aantal mensen en dieren
dat er zal wonen’.
(Zacharia 2:8)
Zie ook: