In Ter Apel moeten asielzoekers op stoelen de nacht doorbrengen. Dat raakt de Protestantse Kerk in Nederland, omdat het mensen zijn met dezelfde elementaire basisbehoeften als wij. Maar wat doe je dan praktisch als landelijke kerk? De overheid de schuld geven, die jarenlang de opvang te krap heeft begroot en de problemen had kunnen zien aankomen? Of hulp bieden aan diezelfde overheid? En kunnen plaatselijke kerken dat wel waarmaken? Een pleidooi voor kleinschalige opvang.
Mensen slapen op stoelen omdat de rijksoverheid heeft bezuinigd op aanmeldcentra voor asielzoekers. Daar zijn te weinig bedden en te weinig medewerkers om de eerste opvang en registratie uit te voeren, verantwoordelijkheden van het COA en het IND. Het COA heeft ook een tekort aan plekken in asielzoekerscentra omdat daar mensen met een status verblijven voor wie nog geen woning beschikbaar is in een gemeente. De samenloop van deze crisis met de woningcrisis maakt dit probleem nog veel urgenter en brengt het COA ertoe om afspraken te maken met gemeenten over 'crisisnoodopvang'. Gemeenten stellen dan, meestal voor enkele weken, locaties als sporthallen beschikbaar, waar groepen van zo'n 100 of meer asielzoekers tijdelijk kunnen worden ondergebracht. Het COA wil daarbij liefst grootschalige opvang.
De achilleshiel blijkt de bereidheid van gemeenten om medewerking te verlenen. Het rijk kan wettelijk niets afdwingen, gemeenten vrezen reacties uit de samenleving. Zo ontstond de huidige patstelling en het rondsjouwen met groepen asielzoekers.
Dat het ook anders kan laat de opvang van Oekraïense vluchtelingen zien. Gemeenten hebben ruim 50.000 opvangplekken gecreëerd door afspraken te maken via de veiligheidsregio's. Twee adviesorganen van het kabinet, de adviesraad migratie (ACVZ) de Raad voor het Openbaar Bestuur pleiten dan ook voor kleinschalige opvang van asielzoekers.
Wij roepen burgerlijke gemeenten op om het maatschappelijk middenveld, zoals kerken, in te schakelen. Niet alleen bij de opvang van Oekraïners, maar ook bij de opvang van asielzoekers en statushouders. De dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland wil plaatselijke kerken inspireren om kleinschalige opvang te organiseren: werken aan draagvlak, activiteiten rond de 'basisopvang' en zo mogelijk plekken realiseren.
Uit onderzoek van Kerk in Actie blijkt dat hiervoor zeker mogelijkheden zijn. Een deel van de kerkelijke gemeenten kan bijdragen aan crisisopvangplekken. Maar op vele plaatsen is er bereidheid om ook op andere manieren in actie te komen. Zoals door het openstellen van kerkgebouwen voor doordeweekse activiteiten als taalcafés en ontmoetingsavonden. Daarmee krijgen de vluchtelingen een warm welkom en worden ze wegwijs gemaakt in de plaatselijke samenleving. De vele wekelijkse voorbeden in kerkdiensten getuigen van de betrokkenheid op mensen die huis en haard moesten achterlaten. Een betrokkenheid, die kerken kunnen inbrengen in beraad met hun gemeente.
Dit kan echter alleen worden gerealiseerd als er duidelijke afspraken zijn met de betrokken instanties: wie draagt welke verantwoordelijkheid? Op het gebied van documentatie kan de kerk bijvoorbeeld geen rol spelen. Ook moeten er heldere afspraken zijn over de financiering en het tijdspad: hoe lang moeten mensen ondergebracht worden en wie betaalt?
Op vrijdag 1 juli jl. was ik samen met het managementteam van Kerk in Actie te gast in de gemeente Kampen. Daar zijn goede ervaringen opgedaan met het faciliteren van de opvang van Oekraïense vluchtelingen door de kerken. Voorbeelden als deze verdienen navolging. Kleinschalige opvang is eenvoudiger te realiseren en levert meer op: kwalitatief betere opvang en meer maatschappelijke acceptatie.
Tenslotte blijkt uit onderzoek van Kerk in Actie ook dat wat kerken nu al doen voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen weinig verschilt van wat men bereid is te doen voor asielzoekers. Alles verandert wanneer je elkaar echt leert kennen. Bij Kerk in Actie kennen we talloze verhalen van kerkmensen die betrokken zijn bij gevluchte Syriërs, Afghanen of mensen uit Afrika. Zoals een Joods gezegde vrij vertaald luidt: 'De nacht eindigt en de dag begint, als je in het gezicht van de ander je naaste herkent.'