De unieke verbondenheid tussen kerk en synagoge wordt misschien wel nergens zo duidelijk zichtbaar als in de omgang met de psalmen. Als we maar blijven beseffen dat we de psalmen niet overgenomen hebben van Israël, maar dat we ze met hen meelezen, meezingen en meebidden.
Het was terloops in zijn lezing op een gemeenteavond dat de rabbijn de woorden aanhaalde: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ Bij de vragenronde na de pauze zei een van de aanwezigen: 'Wat bijzonder dat u Jezus citeerde!’ ‘Nee hoor', was zijn reactie, ‘ik citeerde Jezus niet, ik citeerde de psalmen, net als Jezus deed.’
Met de paplepel ingegoten
De 150 psalmenVerder lezenDe joodse wortels van de psalmen die in het gelijknamige bijbelboek in het Oude Testament staan, hebben altijd een belangrijke rol gespeeld in de christelijke traditie. Niet in de laatste plaats in het dagelijkse gebed. In veel kloosters wordt elke twee weken het hele psalmboek gereciteerd en vormen deze oude woorden het denken en bidden. Maar ook in de zondagse eredienst speelt in de protestantse traditie het zingen van de psalmen een belangrijke rol. Vooral de ouderen onder ons kregen de psalmen vaak thuis al met de paplepel ingegoten en hebben ze uit het hoofd geleerd. Soms zelfs twee per week: een op school en een op de zondagsschool. En wie weleens een kerkdienst in een verpleeghuis heeft meegemaakt, weet dat juist het zingen van een psalm nog herkenning kan oproepen, als een gesprek soms al lang niet meer mogelijk is.
Verbonden met Israël
Wat we ons niet altijd realiseren, is dat we met het lezen, bidden en zingen van de psalmen ook gestalte geven aan de verbondenheid met Israël. De christelijke eredienst is niet uit de lucht komen vallen, maar voortgekomen uit de samenkomsten in tempel en synagoge. Niet wij hebben de psalmen bedacht. Al voordat de christelijke kerk er was, werd God in Israël met de psalmen geëerd.
Vanuit de rabbijnse literatuur weten we dat de oorsprong van het liturgisch gebruik van de psalmen al ligt in de tijd van de tweede tempel. Naast het brengen van offers nam het zingen van psalmen daar een voorname plaats in. Op de verschillende dagen van de week, beginnend met zondag, werden achtereenvolgens de psalmen 24, 48, 82, 94, 81, 93 en 92 ten gehore gebracht.
In de synagoge en thuis
Maar sinds - en trouwens ook al vóór - de verwoesting van de tempel hebben de psalmen ook een plek in de liturgie in de synagoge. De chazan (voorzanger) wisselt het psalmgezang af met de gemeente, waarbij de laatste antwoordt met enkele woorden zoals Ameen (het zij zo), Halleloeja (looft God) en Hosanna (help toch). Daarnaast worden soms halve of hele zinnen die de voorzanger heeft voorgedragen door de gemeente herhaald.
In de vrijdagavonddienst (ontvangst van de sjabbat) wordt veel gezongen. Na een inleidend lied (jedid nèfèsj) worden de psalmen 95-99 gereciteerd of gezongen, en dan, staande, Psalm 29. Deze zes psalmen representeren de zes dagen van de week. Psalm 29 is een lied vol onrust en tumult, maar het laatste woord is sjaloom, vrede. Zo ga je van de onrust van alle dag naar de rust van de sjabbat. Na een hymne voor de verwelkoming van de sjabbat (lecha dodi) zingt en/of reciteert men nog Psalm 92 en 93.
Lofprijzing
Bij het ochtendgebed op zaterdagmorgen krijgt de lofprijzing extra accent met de psalmen 100 en 145-150. Ze worden op sjabbat en op feestdagen voorafgegaan door de psalmen 19, 34, 90, 91, 135, 136, 92 en 93. Indrukwekkend is het wanneer in de synagoge bij de grote feesten ‘het grote Hallel’ gezongen wordt, de psalmen 113-118.
Dat gebeurt trouwens ook in huiselijke kring. Hét voorbeeld hiervan is de viering van de seideravond. Dit is het begin van het joodse paasfeest. Er is een speciale liturgie, vastgelegd in de zogeheten haggada (Hebreeuws voor 'vertelling'), waarin onder andere over de uittocht van de Israëlieten uit Egypte wordt verteld. Dit gedeelte van de seider wordt aan tafel besloten met het zingen van de psalmen 113 en 114. Daarna volgt een feestelijke maaltijd. Na het zingen van Psalm 126 en het dankgebed worden de psalmen 115-118 en 136 gezongen.
Zichtbare verbondenheid
Als je de Siddoer, het joodse gebedenboek voor persoonlijke en synagogale gebeden, doorbladert, kom je de ene na de andere psalm tegen. Bijna de helft van de 150 psalmen heeft een plek gekregen in de joodse liturgie. In zijn voorwoord op de Nederlandse vertaling van de Siddoer schrijft Jitschak Dasberg: 'In de psalmen kan men voor alle gebeurtenissen in het menselijk leven een weerklank vinden, uitingen van Godsvertrouwen, van vreugde en van leed en van berusting daarin.’ Het zijn woorden die ook voor ons als christenen herkenning kunnen oproepen. Misschien kun je zelfs zeggen dat de unieke verbondenheid tussen kerk en synagoge nergens zo duidelijk zichtbaar wordt als in de omgang met de psalmen. Als we maar wel blijven beseffen dat we de psalmen niet overgenomen hebben van Israël, maar dat we ze met hen meelezen, meezingen en meebidden. Natuurlijk mag je je afvragen: wat betekent deze psalm voor ons, voor mij vandaag, in mijn omstandigheden? Maar de uitdaging is om het ‘ons’ en ‘wij’ in de psalmen wel zó te blijven horen dat ze niet van Israël losgezongen raken.
Spannende vragen
‘Jeruzalem, dat ik bemin, wij treden uwe poorten in, u Godsstad, mogen wij ontmoeten.’ Kun je dat zomaar op zondagmorgen zingen in bijvoorbeeld Zoetermeer? Is ‘Gods huis’ dan automatisch de kerk waarheen wij ‘opgaan’? Maar er staat Jeruzalem … Aan het begin van de dienst klinkt dat ‘Onze hulp is in de naam van de HEER die hemel en aarde gemaakt heeft en trouw is tot in eeuwigheid’. Het zijn woorden uit de psalmen. Wat zegt het ons als we ze horen in relatie tot Israël? En als een joodse vrouw Psalm 147 in onze berijming zou horen: ‘Hij bouwt de stad, door Hem verkoren, het volk in ballingschap verloren brengt Hij er samen ...’, zou zij dan automatisch aan hetzelfde denken als wij?
Het zijn spannende vragen. Maar ook belangrijke vragen als we écht het anti-judaïsme willen bestrijden en – voor zover het in onze macht ligt – de voedingsbodem daaraan onttrekken.
Lees meer in de serie over anti-judaïsme in de kerk:
Illustratie: Jinke Koning