Als samenleving zijn we moreel verplicht om mensen in nood te helpen, ook wanneer ze geen recht hebben op een verblijfsvergunning. Dat zegt Jurjen de Groot, directeur van de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland, naar aanleiding van de rechtszaak die vijfentwintig ongedocumenteerden donderdag 5 december aanspannen tegen de gemeente Rotterdam.
Volgens De Groot moeten we blijven opkomen voor mensenrechten: “Iedereen moet aanspraak kunnen maken op de primaire levensbehoeften. Eten, drinken, hygiëne en een geschikte slaapplaats zijn noodzakelijk om te kunnen overleven. Bed, bad en brood moet je niet verdienen, maar zijn het absolute minimum voor ieder mens.”
Naar aanleiding van een klachtVerder lezenEuropees Comité: Overheid moet ook uitgeprocedeerde asielzoekers opvangen van de Protestantse Kerk in Nederland oordeelde het Europees Comité voor Sociale Rechten op 9 juli 2014 dat de Nederlandse overheid ervoor moet zorgen dat niemand in het land verstoken blijft van voedsel, kleding en onderdak: bed, bad en brood. Dat geldt ook voor afgewezen asielzoekers; zij moeten worden opgevangen en niet op straat gezet. De uitspraak is heel belangrijk voor ongedocumenteerde mensen.
Wat De Groot betreft geldt dit uitgangspunt tien jaar later nog steeds: “Burgerlijke verworvenheden en instituties moeten we blijven verdedigen en we moeten met elkaar in gesprek blijven.” Hij zegt dan ook pal achter het initiatief van Pim Fischer, de advocaat van de Protestantse Kerk in Nederland te staan, die nu ongedocumenteerden bijstaat die getroffen worden door de afschaffing van de bed-bad-broodregeling.
Daarnaast benadrukt De Groot dat de hulp van onder andere de Pauluskerk, maar ook het Leger des Heils en stichting ROS van cruciaal belang zijn: “Zonder deze organisaties zou een zeer kwetsbare groep mensen compleet aan hun lot worden overgelaten.”