We hebben maar één ‘echte’ zegen in de Bijbel, van niemand minder dan God zelf. Dat is de priesterlijke zegen. Het stoort mij dan ook enigszins als kerkdiensten worden afgesloten met zelfbedachte zegenwoorden.
Zegenen ligt gevoelig. Ik merk het aan mezelf, nu ik erover schrijf. Als ik kerkdiensten bezoek waar zelfbedachte zegenwoorden klinken, ga ik niet gezegend de kerk uit. De nieuwtestamentische brieven eindigen vaak met hartelijke groeten en woorden als ‘de genade zij met u allen’. Maar ik krijg het niet in mijn systeem. We hebben maar één ‘echte’ zegen in de Bijbel, van niemand minder dan God zelf. Dat is de birkat kohanim, de priesterlijke zegen, en zouden we die links laten liggen?
In drievoud
De tekst van de zegen vind je in Numeri 6:24-26, waarvan de eerste regel drie Hebreeuwse woorden bevat, de tweede regel vijf en de derde regel zeven woorden, in de grondtekst geteld. De vertalers hebben er al gauw meer woorden voor nodig. Het staat in drievoud, zoals we vaak in de Bijbel zien; heel sterk zelfs in het Onze Vader. In de middeleeuwen had men wel belangstelling voor die drievoudige opbouw. Men legde verbinding met de Drie-eenheid. Maar van brede interesse in de tekst van Numeri 6:24-26 is geen sprake. In de klassieke vertaling staat er:
De HEER zegene en behoede u; de HEER doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de HEER verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede.
Een wensvorm, een gebed
Wat je in deze vertaling ziet, is dat de werkwoorden in een speciale vorm staan, een wensvorm, de zogeheten aanvoegende wijs. Die drukt een wens uit, dus ‘zegene, behoede, zij genadig’. Kortom: de werkwoordsvorm maakt van deze tekst een gebed: ‘Moge God jou alsjeblieft zegenen …’ Als ik hoor ‘de HEER zegent en behoedt u’ wordt er niet gebeden, maar iets vastgesteld. Zo verandert de zegenbede in een misplaatste verordening. Bovendien is het grammaticaal gewoon niet in orde.
Kijk eens hoe nauwkeurig de tekst is opgebouwd! De tekst in Numeri lijkt min of meer op zichzelf te staan. Vooraf gaat hoofdstuk 5 over de regeling van de nazireeërs. Dat zijn mensen die een opdracht uitvoeren die een wijding vereist. Dan wordt eerst Mozes door God aangesproken. Die moet op zijn beurt zijn broer Aäron aanspreken. Aäron en diens zonen krijgen de opdracht de Israëlieten te zegenen. Ook de hogepriester zegent niet vanuit zichzelf. Hij brengt de zegen van God over. ‘De priesters leggen Gods naam op de Israëlieten’ en dan, in de eerste persoon, stapt God het verhaal binnen: ‘Ik zal de Israëlieten zegenen.’ De zegen heeft een rol gehad in de eerste en tweede tempel. Bij de zegen hief de priester de handen op en legde als het ware de zegen op de menigte (Leviticus 9:22).
Niet zomaar een klusje
In de midrasj (de Joodse uitleg) wordt verteld dat de priesters weliswaar de opdracht tot zegenen krijgen, maar dat ze niet veel meer zijn dan een doorgeefluik. Vooral de stam Levi heeft die rol. Het is niet zomaar een klusje tussendoor. De priesters moeten zichzelf reinigen voordat ze aan de sessie van de zegening kunnen beginnen. Ze moeten hun schoenen uittrekken, zoals hun voorgangers die dienst deden in de heilige tempel en blootsvoets de tempelruimte betraden.
Prachtig is het ritueel waarbij de vader zijn kinderen verzamelt en verborgen onder de talliet, het gebedskleed, hun de handen oplegt en de priesterlijke zegen uitspreekt. We kennen uit het Nieuwe Testament het verhaal dat ‘zij’ hun kinderen bij Jezus brachten om hen de handen op te leggen en dat zij door de discipelen worden weggestuurd. In een zondagsschoolliedje leerde ik zingen ‘Eens brachten de moeders hun kinderen tot Jezus …’ Maar die moeders blijven hier even uit het ritueel weg.
Breuk tussen synagoge en kerk
De priesterlijke zegen komt in het Nieuwe Testament niet voor. De breuk tussen synagoge en kerk vind je in het boek van Hebreeën uitgewerkt, waar gesteld wordt dat het hogepriesterschap op Christus is overgegaan. Het kerkelijk priesterschap zet het Israëlitische priesterschap voort. Daarmee is het laatste afgeschreven. We hebben het over afgedankt priesterschap. Bizar eigenlijk. De vroege kerk heeft geen belangstelling voor de priesterlijke zegen gehad, niet theologisch en niet voor de eredienst. Grote theologen lieten de zegen links liggen. Pas na het Tweede Vaticaans Concilie komt er bij de Katholieke Kerk ruimte in de liturgie voor de zegen van Aäron.
Zegen als troost
Met de protestantse traditie komt ook de priesterlijke zegen in de kerk terug. Terwijl de Synode van Dordrecht in 1574 bepaalde dat de preek moest worden afgesloten met de priesterzegen, maakten Luther en Calvijn duidelijk dat men de kerkdienst ermee zou moeten afsluiten. Hoe dan ook: de woorden van de priesterlijke zegen staan als een huis, voor joden en christenen, en hebben meer mensen getroost dan welke pastor maar troosten kan.
Lees meer in de online serie 'joodse wortels':