Als kind vraagt de Joodse schrijver Abel Herzberg aan zijn grootvader of hij niet even bij God kan aanlopen en hem in alle nederigheid vragen of Hij de mensheid niet kan behoeden voor al die dreigende en verschrikkelijke rampen. Want het gaat niet goed met de wereld. De mensen maken wapens na wapens zonder zich rekenschap te geven waarop dit kan uitlopen. Als God nou alleen maar even zó zou doen met zijn vinger. Of een enkel woord…
Maar Abel kent z’n grootvader: “Zeg maar niets, grootvader, ik weet ook nu weer wat je antwoorden gaat. Je zult zeggen dat je dat zelf allang aan God gevraagd hebt, maar dat God niet zo erg ingenomen was met dit verzoek”. “Ja” zegt de grootvader, “en Hij gaf me de volgende boodschap voor m’n kleinzoon mee: Ik, God, laat de regen neerdalen op de aarde als de aarde dorst heeft, en een deken van sneeuw in de winter. Ik heb het kwaad tegengehouden. Ik heb de mens aan elkaar gegeven. Ik heb heel de aarde gezegend. Is dat niet genoeg? Wat mij nu weer gevraagd wordt, gaat mij te ver. Ik heb de mensen alles gegeven wat zij nodig hebben om met elkaar in vrede te leven. Ik ben kwistig geweest in het verdelen van de kennis en de talenten waarmee zij al mijn gaven kunnen gebruiken. Evenmin ontbreekt het hun aan mijn handreikingen om te weten wat en hoe te doen. Hiermee acht ik mijn taak volbracht. Wat nu nog moet worden verricht dient aan de mensen te worden overgelaten. Het woord, en meer dan het woord: de daad is aan hen”.
Weg van de vrede
De woorden van vrede en recht en het zeer goede leven gelden niet alleen de mensen van het Joodse volk. Het Joodse volk is door God gekozen om het doorgeefluik van die woorden en daden van God te worden. En om dat als het ware kracht bij te zetten, was er de Jood Jezus. Die kreeg de roeping om duidelijk te maken hoe zeer die God van Israël er voor de mensen is. Dus niet alleen voor de Joodse mensen, maar voor álle mensen op deze aarde.
Tja, dachten sommigen, dan zijn wij niet meer exclusief. Dan wordt die God een soort allemansvriend. Wat blijft er dan nog over van onze verkiezing tot het bijzondere volk? Is er dan nog verschil tussen wel en niet geloven? Anderen beseften, dat de wereld dan geweldig mooi zou worden. Als iedereen z’n verdriet kan delen, hoef je ellende niet alleen te dragen. Gedeelde smart is halve smart. Als je je vreugde kunt delen dan wordt je geluk verdubbeld! Rechtvaardig handelen, zodat ieder mens tot z’n recht komt. Genadig zijn, zodat de ander de vrede vindt. Als je groot bent je bukken, zodat je oog in oog komt te staan met gekleineerde mensen. ‘Wég van de vrede’ betekent voor sommigen: weg ermee, want met die zogenaamde vrede willen ze onze bijzonder verdiende plek met geweld afpikken. Kijk maar uit, en hou je deur dicht en op slot. Onder het mom van vrede en recht komen ze de baas over je spelen. Maar voor anderen is ‘weg van de vrede’ het op weg gaan naar het goede leven in vrede. De ander herkennen: ‘vlees als mijn vlees, gebeente als mijn gebeente’. Je niet hoeven te bukken, jezelf niet boven de ander verheffen. Maar elkaar oog in oog kunnen zien: jij bent net zo’n mens als ik.
De vrede is weg
Vrede op aarde. In de liturgie wordt daar elke zondag steeds weer over gezongen. In een smeekgebed, in de lofzang, in de dankzegging, in de wegzending, in de zegen. De vrede kan niet op. De Vrede van God is met jullie allen!
Is die mens zo hardleers dat die bede en die lofzang dagelijks duizenden, ja miljoenen keren door de wereld klinkt, maar dat die zalige vrede voor zovelen zo ver wegblijft. Dat nog steeds de leuze van de Romeinen klinkt: ‘als je vrede wilt, bereid je dan voor op de oorlog.’ Weg met die vrede. En ik zou bijna iets van begrip krijgen over dat oude lied ‘Hoog omhoog, het hart naar boven, hier beneden is het niet.’ Maar dat is een zo onzalig lied. Alsof wij veel beter de aarde, goddeloos of niet, achter ons kunnen laten, en God zegt: kom maar bij mij hoor, hierboven. Lekker, in de hemel. Luister, zegt God: ik heb jullie zoveel goeds gegeven. Een zeer goede aarde, mensen om mee te leven en te loven, een aarde om je te voeden. Ik heb jullie uiteindelijk ook nog een mens gestuurd. Om jullie te bevrijden van dat eeuwige “ja maar …”. Zodat je kunt zien en ervaren hoezeer liefde en vergeving, omzien naar de kleine, strijden voor gerechtigheid, allemaal in jullie handen gelegd is. Koppen als vuur kregen de discipelen toen ze beseften hoe groot het goddelijk goed was dat de mens in handen heeft gekregen. De tranen schoten in hun ogen, omdat de liefde van God een ommekeer zal brengen in de nood en de dood. En ze gingen aan de slag om alles tot een goede aarde te maken. Vrede is de weg.
Geestdriftig vrede stichten
Iemand heeft me wel ’s gezegd: “De liederen in de dienst zing ik graag mee. Er worden mooie en inspirerende verhalen verteld. En bidden is even mijn vragen ruilen voor de vragen van mijn naaste. En m’n mouwen opstropen. Maar het mooiste, liefste, allerbelangrijkste van iedere dienst is het slot. De zegen wordt ook mij gegeven. Ga dan in de vrede van de Heer. Die goede vrede krijg ik, neem ik mee, deel ik uit, bepaalt mijn leven. Ik heb die woorden al honderden keren gehoord, maar ik krijg er geen genoeg van. We hebben die vrede zo hard nodig in deze wereld.”
En ze ging, vervuld van die vrede, de kerk uit, de wereld in. Nee, ze liep niet met grote borden op straat om te demonstreren. Ze deed het veel subtieler, vrede tussen mensen brengen. Ik moest dan vaak denken aan dat rabbijnse verhaaltje. Over water en vuur, die elkaar totaal niet verdragen als ze bij elkaar komen. Maar als je een kookpot gebruikt, dan is een dunne bodem al genoeg om die twee op vreedzaam, liefdevol, ja, verrukkelijk te laten samenwerken. En de heerlijke uitkomst is verheugend en voedzaam, en leidt tot gezamenlijke levensvreugde.
Als ik me zo door God laat wegsturen, op weg, de wereld in, naar mensen toe, dan moet en zal er vrede komen.
Zullen we samen gaan?