Protestantse Kerk
Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde

Liefhebben en dienen

Er kan niet genoeg benadrukt worden dat de zes aandachtsvelden in de pioniersreis geen opeenvolgende fasen zijn. Zo blijft luisteren een blijvend refrein in de koersbepaling van proefplekken. Dat geldt zeker ook voor het element ‘liefhebben en dienen’.

Dit duo kleurt de reis van het begin tot het einde. Niet voor niets schrijft Paulus dat van het trio geloof, hoop en liefde de laatste de grootste is (1 Korintiërs 13,13). Liefde uit zich mede in dienstbetoon.

Waar hebben we het over bij liefhebben en dienen? 

In de christelijke traditie zijn begrippen als liefhebben en dienen volstrekt normaal. Oneerbiedig gezegd, ze horen bij de inventaris van de kerk. Maar die vanzelfsprekendheid kan er wel voor zorgen dat we niet echt meer nadenken over de vraag wat beide werkwoorden nu eigenlijk behelzen. Je zou kunnen zeggen dat het begrippen zijn die je niet te snel moet willen omarmen. Ze vragen om onderzoek en zelfonderzoek. Wat is in déze situatie liefhebben en dienen? Wat is híér dienst? En wat vraagt dat dus nú van mij, van ons? Wijsheid en flexibiliteit zijn geboden, want wat in deze ene situatie werkelijke dienst is, hoeft dat in een andere situatie niet te zijn. Liefhebben en dienen zijn dus telkens weer maatwerk. In termen van de pioniersreis: ze moeten als het ware steeds opnieuw tevoorschijn geluisterd en gezien worden. 

In een eerdere versie van de Engelse pioniersreis was de naam voor dit aandachtsveld ‘loving service’. Maar dat leidde ertoe dat het accent sterk kwam te liggen op het doen en veel minder op het bouwen van relaties. Daarom heeft ook de Engelse versie nu de twee begrippen naast elkaar gezet: ‘loving and serving’. Doen zonder relatie is geen doen, zou je kunnen zeggen Pijl naar beneden . 

Liefhebben als werk-woord

We staan eerst stil bij liefhebben, want dat vormt de basis voor het dienen. Dienen is er een expressie van. Jezus haalt met zijn oproep je vijand lief te hebben (Matteüs 5,44 en Lucas 6,27) elke romantiek uit het werkwoord liefhebben. Het is echt een werk-woord, er is werk aan de winkel, want liefhebben komt ons niet aanwaaien. Nu zullen pioniers mogelijk niet veel vijanden hebben, maar wel zullen ze regelmatig mensen tegenkomen die heel anders in het leven staan dan zij zelf. En wat is dan liefhebben? In ieder geval valt het niet samen met lief vinden. Liefhebben is spannender, radicaler ook. Liefde zoekt het welzijn en de bloei van de ander, ook als die ander echt anders is. Liefhebben heeft ook oog voor de setting waarin mensen leven. Boeiend is in dit verband het denken van de filosoof en theoloog Nicholas Wolterstorff. Hij zoekt de combinatie van liefhebben en recht doen. Hij omschrijft daarbij liefhebben als volgt: ‘to enhance someone's flourishing with seeking to secure their just treatment. Pijl naar beneden Liefhebben is daarmee iets anders dan liefdadigheid. Liefde vraagt om recht en gerechtigheid. Liefde heeft oog voor de individuele mens, dat zeker, maar ook voor de context waarin hij of zij leeft. Daarmee heeft liefhebben dus ook een politiek-maatschappelijke dimensie. 

Alles in de kerk is diaconie

Kort ook iets over het dienen. Jezus zet in gesprek met zijn leerlingen de zaak van het evangelie op dit punt op scherp: ‘Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, moet dienaar (diaken) van de anderen zijn, en wie van jullie de eerste wil zijn, moet slaaf van de anderen zijn, want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend (gediakend) te worden, maar om te dienen (diakenen) en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’ (Marcus 10,45) We kennen deze tekst maar al te goed, waardoor we het risico lopen dat we de radicaliteit niet meer zien. ‘Hoe kan iemand die moet dienen gelukkig zijn?’ riep ooit een Griekse filosoof. Dat laat het contrast scherp zien. Met opzet neem ik hier het woord diakenen uit de Griekse grondtekst van het Nieuwe Testament over, want dat woord speelt in dit vers de hoofdrol. Elke gelovige is geroepen tot diaconie, tot dienst. Diaconie is dus meer een grondtrek van de kerk dan een afgebakend domein. In de kerk geldt de dienstplicht dus voor elke gelovige en zal ze ook nooit worden afgeschaft. Telkens is er daarbij de vraag: wat is hier waarachtige dienst, wat richt deze mens of deze groep op? 

Liefde en dienst zou je onbaatzuchtig en doelloos kunnen noemen. Ze zijn principieel geen instrument of middel voor iets anders. Dat moet keer op keer klinken, zeker als beide samen zijn opgenomen als element of stap in de pioniersreis. Want dan staan ze onwillekeurig toch gemakkelijk al voorgesorteerd als bouwsteen voor een volgende stap, het opbouwen van gemeenschap. Liefde en dienst zijn echter goed in zichzelf, ook als ze ogenschijnlijk niets opleveren. Dat maakt ze kwetsbaar, want dingen ‘om niet’ doen, is helemaal niet zo gangbaar. Doelgerichtheid en efficiëntie scoren in onze samenleving vaak veel beter. 

Valkuilen en uitdagingen

In het bovenstaande heb ik elke vanzelfsprekendheid van liefhebben en dienen willen weghalen. Nogmaals, beide werkwoorden vragen om maatwerk. Daarbij zijn tal van valkuilen en uitdagingen. Ik noem er hier een paar Pijl naar beneden en geef ook telkens aan hoe we ze kunnen vermijden.

Je eigen agenda gaat voorop

Uiteraard begin je niet blanco aan een pioniersreis. Je hebt idealen en je maakt plannen. Daar is natuurlijk ook niets mis mee, zonder richting kom je immers nergens. Maar de valkuil is hier wel dat je de mensen op wie je je richt niet meer echt in beeld krijgt. Wat zouden zíj willen, wat zou dienstbaar zijn aan hún leven? Vooral sterk gedreven en gefocuste mensen met een heldere agenda kunnen hier de mist in gaan. Daarom is het zaak blijvend te zoeken naar de verlangens van de mensen die je gaat tegenkomen.

Anneke Waanders, betrokken bij de pioniersplek ‘Het Pand’ van de IZB in Groningen vertelt hoe de mensen in deze achterstandswijk veel bezig zijn met de doden. Ze praten erover, over hoe mensen zijn overleden, hoe de begrafenis was. Het houdt hen bezig. Het bracht Anneke op het idee om rond 2 november (Allerzielen) een bijeenkomst te organiseren. Ze dacht: dan gaan we mooie gedichten lezen, kaarsen aansteken, mensen hun verhaal laten doen. Maar voordat ze haar plannen ontvouwde, vroeg ze buurtbewoners waar zij behoefte aan zouden hebben. 'We willen bloemstukken maken voor op het graf' luidde het antwoord. En zo geschiedde. Tijdens het schikken werd er veel gepraat. En er was een mogelijkheid om een kaars aan te steken als herinnering aan de overledene, bij het kruis.

In een kleine huisgemeente in Houten, bedoeld voor mensen die niet (meer) naar de kerk gaan, werden mensen uitgenodigd thema's te noemen die hen bezighouden en waar ze weleens over van gedachten zouden willen wisselen. De verwachting van de organisatoren was dat het voorzichtig zou beginnen met vragen over 'bestaat er zoiets als God?' Maar boven aan de lijst stond: 'vergeving en hoe dat in je leven een rol speelt'. Dat was verrassend. Als de organisatoren het programma bepaald hadden, was dat onderwerp niet als eerste ter sprake gekomen.

Je richt je exclusief op ‘de zwakken’

Liefde en dienst worden in de kerk vaak direct betrokken op mensen en groepen met wie het niet goed gaat. Die gerichtheid heeft ook alles met het evangelie te maken. Mensen in de marge doen ertoe in de kerk, misschien wel meer dan waar ook. Tegelijk zijn liefde en dienst uiteraard niet beperkt tot kwetsbare mensen. Er is ook een grote uitdaging richting ‘de sterken’ in onze samenleving. Hoe kan de kerk daar dienstbaar aanwezig zijn? Durft ze dat? Dat lijkt een gekke vraag te zijn, maar ook kerken kunnen lijden aan minderwaardigheidsgevoelens, zeker in tijden van krimp. De Amerikaanse theoloog Jason McConnell schrijft dat kerkelijk leiders soms bang zijn voor een ontmoeting met de wereld van ‘de sterken’, vanuit het gevoel dat ze de mindere zijn van seculiere trendsetters en de culturele ‘voorhoede’ in onze samenleving. Ze kunnen bang zijn dat het evangelie geen stand houdt in de confrontatie met onze seculiere tijd Pijl naar beneden . Het is zinnig om in de kring van pioniers hierover het gesprek aan te gaan: in hoeverre herkennen we die angst bij onszelf?

Boeiend is hier het werk van Ad van Nieuwpoort en Ruben van Zwieten op de Amsterdamse Zuidas Pijl naar beneden . Ze hadden de moed om in het hart van de harde business world present te zijn. Dat spoort in zekere zin met wat Dietrich Bonhoeffer in april 1944 schreef vanuit de gevangenis: ‘Ik zou van God willen spreken, niet aan de grenzen maar in het centrum, niet bij zwakheid maar bij kracht, dus niet bij dood en schuld maar bij het leven en het goede van de mens. Pijl naar beneden

Er is geen wederkerigheid

De Duitse diaconale theoloog Ulrich Bach was door polio in zijn kindertijd gebonden aan een rolstoel. Die beperking scherpte zijn blik rond de uitleg van bijvoorbeeld de gelijkenis van de bokken en de schapen in Matteüs 25,31-46. Hij zag dat de gangbare uitleg de gelovige aan de kant plaatst van de gevende. Hij kleedt de naakte, voedt de hongerige, bezoekt de gevangene, enz.. Hij is niet zelf - in Jezus’ woorden - ‘een van de onaanzienlijksten van mijn broeders en zusters’. Heel gemakkelijk komen zo de gelovige en de noodlijdende tegenover elkaar te staan. Bach typeerde dat als volgt: ‘Ons beroep is niet de honger maar de gaarkeuken.’ Die scheefheid is herkenbaar. In onze kerken zien we bijvoorbeeld dat diakenen meestal zelf nog nooit ondersteuning hebben gehad vanuit de diaconie. Dat is iets om ons bewust van te zijn, ook in het pionieren. Een pioniersteam kan geweldig geholpen zijn met leden die weten wat het is zelf aan de ontvangende kant te (moeten) staan. Wederkerigheid is een sleutelwoord bij liefhebben en dienen. 

Prikkelend en richtinggevend in dit verband is de uitzending van de 72 leerlingen in Lucas 10. Hun eerste missionaire reis is een oefening in ontvankelijkheid. Zonder al te veel bagage (met de bijbehorende zekerheid) zijn ze aangewezen op de gastvrijheid van ‘vredelievende mensen’. Hun missionaire pioniersarbeid vraagt dus allereerst om het vermogen te ontvangen, gast te zijn, gediend te worden door anderen. Dat is lang niet altijd eenvoudig. Kerken zijn geroepen om lief te hebben en te dienen, maar zou dat misschien alleen maar gezond kunnen als ze ook weten wat het is om zelf gediend te worden en liefde te ontvangen? Kan bijvoorbeeld alleen degene die voluit gast durft te zijn een goede gastheer of gastvrouw zijn? En als dat zo is, wat betekent dat dan voor de pioniersplek? Ze wil in de regel graag iets betekenen voor de buurt, de wijk, het dorp of de stad. Dat kan ze ook, maar zou het kunnen zijn dat zoiets moet beginnen met het scheppen van ruimte waarin ze haar omgeving toestaat ook echt iets voor haar te betekenen? Opnieuw: liefhebben en dienen is ook altijd een oefening in wederkerigheid! 

‘Doen voor’ gaat boven ‘zijn met’

We gaan nog even door op dit spoor. Samuel Wells is voorganger van St. Martin in the Fields, Trafalgar Square, hartje Londen. Zijn sterk diaconaal gerichte kerk is voor hem een belangrijke leerschool geweest. Hij leerde dat liefhebben en dienen heel gemakkelijk in de modus schieten van ‘doen voor’. Dat geldt zeker als het gaat om ‘zwakken’ aan wie ruimte wordt geboden. De een geeft, de ander ontvangt. De relatie blijft dan sterk asymmetrisch. We zagen dat hierboven al. Wells gaat daartegen in. De centrale spelregel van het Koninkrijk is niet ‘doen voor’, maar ‘zijn met’. Jezus is vooral Immanuel, God mét ons. Zo wordt Hij genoemd in de aankondiging van zijn geboorte in Matteüs. En met dit ‘met’ eindigt het evangelieboek ook: ‘En houd dit voor ogen: ik ben mét jullie, alle dagen…’ Natuurlijk zijn daartussenin ook voortdurend momenten van ‘doen voor’. Dat zijn bepaald niet de minste momenten, maar ze ontspringen aan en worden gekleurd door het ‘zijn met’. Dit ‘met’ is bij Wells een grondwoord van het evangelie. In zijn eigen woorden: ‘God heeft het ‘voor’ niet afgeschaft. Maar God heeft, door in Jezus vlees te worden, gezegd dat er nooit meer een ‘voor’ zal zijn dat niet gebaseerd is op een fundamenteel, onveranderlijk, eeuwigdurend en volstrekt onwrikbaar ‘met’. Dat is het goede nieuws van de incarnatie. Pijl naar beneden

Onvermogen om met tragiek en gebrek aan oplossingen om te gaan

We zijn heel gauw onthand als er niets valt te ‘repareren’. Andries Baart staat stil bij de moeite die we hebben om tragiek uit te houden. Wat te doen als we niks kunnen doen, niks kunnen oplossen? Op dit punt komt zijn presentietheorie in beeld. De aanduiding ‘presentiebeoefenaar’ die hij gebruikt, is heel raak. Want inderdaad, we zullen ons daarin moeten oefenen, zeker als we diep gedrenkt zijn in oplossingsdenken of in een middenklasse bewustzijn. ‘Wie het pad van de presentie gaat, is tamelijk weerloos en moet moedig zijn’, schrijft Andries Baart. ‘Zo iemand brengt zichzelf volledig in het geding. Intens deelhebben aan alledaagsheid, dat is wat de presentiebeoefenaar doet. Hij of zij doet, op een vriend-achtige manier, heel gewone dingen. Van koffieleuten tot mee-eten, van knikkeren en voetballen tot samen een potje janken om wat niet lukken wil, van meegaan naar de Sociale Dienst tot jarenlang trouw elke dinsdag even langskomen. In die concreetheid zit het. Pijl naar beneden

Je team is geen oefenplek voor liefhebben en dienen

We grijpen even terug op het aandachtsveld van het viervoudig luisteren. Een van de luisteroefeningen betreft het eigen team. Die oefening is belangrijk, want wat in het eigen team niet lukt, lukt vaak ook niet richting derden. Het eigen team is in zekere zin een proefpolder voor wat je beoogt. Het is een oefenplek voor liefhebben en dienen, want het is belangrijk dit aandachtsveld ook echt uit te leven in de eigen kring. Lukt het ons intern te lijken op wat we willen richting derden? In hoeverre ervaren wij, ervaar ik liefde en dienstbetoon in ons team? 

We vragen op deze plek in het bijzonder aandacht voor gezonde grenzen. Pionieren wordt heel gemakkelijk grenzeloos, met alle nare gevolgen van dien. Er is vaak meer wenselijk dan wat je als team aankunt. Daarom is het van groot belang de eigen grenzen goed in de gaten te houden. Liefhebben betekent dus ook de erkenning van de grenzen van je eigen team en van de afzonderlijke leden daarbinnen. Waar liggen onze kwaliteiten en waar liggen ze misschien niet? Zou je kunnen zeggen dat roeping nooit over gezonde grenzen heen gaat? ‘Alles wat je meer doet dan je kunt, doe je in ieder geval niet voor de Here God’, zei ooit iemand. Wij hoeven niet grenzeloos lief te hebben en te dienen. We kunnen dat met een gerust hart overlaten aan de messias Pijl naar beneden .

Leestips

  • Andries Baart, Een theorie van de presentie, Utrecht 2001. Voor een korte samenvatting van zijn theorie zie het aangehaalde hoofdstuk in noot 8.
  • Samuel Wells, Een Nazareth Manifest. Met God zijn, Franeker 2020.
  • David E. Fitch, Merkbaar aanwezig. Zeven disciplines die de kerk vormen voor missie, Apeldoorn 2018.

 

Illustratie: Anna Sieben

Was deze informatie zinvol?
We hebben je feedback ontvangen, dankuwel!

Om deze pagina verder te verbeteren zijn wij benieuwd waarom u deze pagina wel of niet zinvol vond. U kunt ons helpen door de onderstaande vragen in te vullen.

Mogen we je contactgegevens voor eventuele verdere vragen? (niet verplicht)