Gedichten en liedjes pak je niet zomaar uit de lucht. Ze moeten jou te pakken krijgen. Het enige wat je doen kunt, is ergens heengaan, waar ze je kunnen vinden.
Hiermee legt Winnie de Poeh aan z’n vrienden uit dat het nog niet zo makkelijk is een gedicht te maken, ook al heb je toegezegd dat gedicht tot stand te zullen brengen.
Ik moet regelmatig aan deze scène denken. Vaak ben ik vol van iets maar hoe zal ik dat dan zeggen? En dan is er ergens een soort ontmoetingsplaats. Een plek waar je een rendez-vous hebt. Dat is iets leuks, ’t klinkt vol liefde, spannend ook. Een plek waar je steeds meer ontdekt, ook hoe je iets kunt zeggen. Veel goeds, maar je schrikt soms als iets of iemand anders blijkt te zijn dan jij dacht.
Het gedicht van het leven
Ik ervaar de kerk vaak als zo’n plek. Ontmoeting met God, met mensen, met de wereld. Dichtbij komen, gaandeweg woorden vinden, maar vooral hóren. Gelukkig zijn er wereldwijd tal van zulke plekken. Dan gaat ’t om het gedicht van leven. Het is het heil van jou en van mij. Van ons en van de wijde wereld. Naar die plaats, waar je vrede en recht en heil ervaart, zijn mensen hartstochtelijk op zoek. Het hoeft beslist niet groots te zijn; wel bijvoorbeeld dat iemand jou vindt, bij wie jij er mag zijn. Met wie je samen mens kunt zijn, geheel zoals jij bent en zoals die ander is.
Op zoek en gevonden worden
Het is een hele kunst om er geen krampachtige zoektocht van te maken. Alleen al erin geloven kan rust geven. Maar je wilt ook aangeraakt worden, voelen, ervaren. Huub Oosterhuis gaf ooit een gebedenboekje uit: ‘Zien, soms even’. Het goede zien, met heel mijn wezen. Zien dat je doet tintelen. Als me dat toch af en toe gegeven wordt! Dan kan ik er lang kracht uit putten, zo intens is die ervaring. Dat ik, dat jij er mag zijn.
Zoals een lied of gedicht jou vindt, zo weet God jou te vinden. God als een geschenk. Een schat in je handen. Een stroom vol heil die over je heen komt en je opnieuw leven schenkt. Het enige wat je hoeft te doen is er te zijn en te geloven dat God dat goede schenkt.
Niet durven geloven in gevonden worden
Het leuke aan de woorden van Winnie de Poeh is de actie van twee kanten. Mijn kant is ‘op weg gaan'. De ontmoetingsplaats is me niet precies bekend maar afwachten met m’n armen over elkaar, nee. En ja, ik heb een goede hoop. Maar ik hoef ’t niet allemaal zelf te presteren of binnen te halen. Ik mag ook verwachtingen van de andere kant hebben. Het is als je hand uitstrekken en hopen dat de ander dat ook doet. Want met je hand in de zak gebeurt er sowieso niets. Om nog maar te zwijgen over je hand tot vuist maken, want dan is er van ontmoeting al helemaal geen sprake meer. Hoe moeilijk dat is, je handen met hoop en verlangen uitstrekken. De gruwel van het nieuws - wat ‘nieuws’ heet - zo oud als de weg naar Rome; dat je je moet bewapenen, meer en meer. Wil je vrede, bereid je dan voor op oorlog. God-nog-an-toe.
Nee, wat ik van de Geest van God mag en kan verwachten, is volstrekt anders en tegengesteld aan dit wantrouwen. Waar, hoe en wanneer ik iets van die gelukkig makende ontmoeting zal ervaren weet ik niet. Maar ook een zoektocht is fantaseren hoe het kan worden. Gebruik daarvoor gerust het woord dromen. Want de gedachten kunnen zo reëel worden, dat de toekomst al een beetje werkelijkheid wordt. Hoe zou ’t zijn als ik iets van die Geest van God zou ontvangen, me te binnen kan brengen. Iets. Want zelfs één zuchtje van die waaiende geest kan een mens in lichterlaaie zetten. Ik ben het tenslotte niet gewend.
Je de Geest te binnen zingen
Dat kan ons helpen. Je de Geest binnen zingen. Die dromen concreet te maken. Inge Lievaart zingt het in lied 677: ‘Gij doet het lied ontstaan’. Het mooie van zingen is, dat je woorden in de mond neemt, ook als je die nog niet goed begrijpt. Daarom kan je liederen veel vaker zingen. Luther ziet ze, na het Woord, als geschenk van God. Het maakt je vrolijk, en verdrijft de duivel. Zingen is vrede verkondigen. Muziek doet wat met woorden moeilijker kan zijn: het raakt het gevoel, de emotie van de mens. Klank is vaak zoveel rijker dan wat het woord alleen bereikt. En de mens ís toch verstand en gevoel. Misschien is het juist de Geest die door de klank van muziek de werking van het woord in gang zet. In die zin is de muziek ook in de dienst, dus evenzeer verkondiging.
Ook hier beneden zingt het lied
Het zondagslied van Pinksteren is lied 670 Kom Schepper God, o heilige Geest. Ja, een lied van Luther uit 1524, dat het Pinksterfeest tot klinken brengt. Dat was in de eeuwen daarvoor ook al gedaan door koren en solisten, maar nu zingt de hele gemeente. Waar de tekst ‘gewoon’ vertaald werd, moest de melodie vereenvoudigd worden. De Gregoriaanse melodie heeft vaak allerlei versieringen. Om daar toch iets van te kunnen zingen: zie Liedboek 1973, waar in gezang 237 dat nog klinkt. Helaas viel dat weg in het nieuwe Liedboek. Muzikaal ‘te moeilijk’. Geest van hierboven, leer ons zingen.
Wind, geest en adem
Veel liederen gebruiken ook het ‘wij’ en ‘ons’. Dat vind ik altijd mooi, want soms val ik wel ’s van mijn geloof af en dan vind ik het rijke genade dat een ander dat lied met mij blijft zingen. Dan lijkt ’t soms een soort van windstil. En dat is ‘geestloos’.
In het Hebreeuws (ruach), Grieks (pneuma) én Latijn (spiritus) wordt hetzelfde woord gebruikt voor wind, geest én adem. Welk woord in de vertaling ook gebruikt wordt, besef altijd óók die andere betekenissen. Het roept een weidsheid op van Gods aanwezigheid en – letterlijk - inspiratie. Daarom wordt in liederen ook dat beeld gebruikt: wind is te horen als de ruis door de bomen; de Geest van God wordt de adem van het leven in het woord. Zie bijvoorbeeld de liederen 676–679.
Moge het dus nog lang waaien. Soms met een heerlijke wind in onze rug, maar ook volhardend tegen een storm van geweld. Zo zullen wij Gods gedichten en liederen kunnen ervaren als het inademen van het Leven. Zo worden wij door vreugde en vrede gevonden.