Hoe zouden die discipelen die Jezus volgden, Petrus en Andreas en zo, nou tegen Jezus aangekeken hebben. Met bewondering en ontzag voor de man die alles kan?
Zoals kleine kinderen met een rotsvast vertrouwen en zekerheid kunnen zeggen: mijn vader kan alles. En dan niet om op te scheppen, maar omdat ze het echt geloven. Zouden de discipelen ook zo over Jezus gedacht hebben? Want als je leest, hoe ze toch maar al hun schepen achter zich laten en met Jezus meegaan. Ze hebben gezien en gehoord hoe geweldig Jezus kan vertellen. Wel moeilijk om alles te doen wat ie zegt, maar toch, wat een spreker is die man, daar straalt het geloof van af!
En daarna zijn de discipelen er getuigen van hoe Jezus mensen geneest. Spreek slechts één woord en het zal geschieden, zegt die hoofdman. Melaatsen, zieken, verlamden, brengen ze naar Jezus en ze worden genezen! Daar, een schriftgeleerde, vraagt of ie Jezus mag volgen. En Jezus zegt: kan je dat wel? Ik leid een zwervend bestaan, altijd onderweg, en misschien wel opgejaagd. Soms willen ze me allemaal aanraken, en dan weer willen ze maar het liefst dat ik wegga. De mensen lopen me wel achterna, maar wil je me werkelijk volgen en gaan waar ik ga?
De discipelen doen ‘t. Ze volgen Jezus. Dat is wel mooi, als Jezus allerlei goeie dingen zegt en doet. Maar als je in een bootje zit en het stormt, dan piep je wel anders. Jezus volgen, dat kan je dood worden.
Wat bezielt die discipelen? Dat zou ik wel eens willen weten. Nee, niet aan Petrus vragen, die weet ’t natuurlijk altijd beter. Maar Andreas bijvoorbeeld.
Hé, meneer Andreas, mag ik u wat vragen
Mij? Je wilt mij wat vragen?
Ja, u, want u loopt toch ook achter Jezus aan?
Nou, achternalopen zou ik ’t niet noemen. Ik trek met Jezus op, ja, ga met hem mee, samen met nog enkele anderen.
Maar waarom doet u dat eigenlijk?
(een beetje lachend) Nou, soms vraag ik me dat eerlijk gezegd ook wel eens af. Maar toen Jezus ’t ons vroeg, mijn broer Petrus en mij, toen hadden we allebei het gevoel dat we geen nee konden zeggen, en niet wilden zeggen.
Heeft u daar nooit spijt van
Nou nee, meestal niet tenminste. Ik vind het geweldig om te horen hoe Jezus vertelt over Mozes en Elia, over de wet en de profeten, en hoe hij dat koppelt aan wat je in je dagelijks leven kunt doen. Da’s niet altijd even makkelijk, maar de manier waarop Jezus het vertelt, dat maakt dat je er echt in gaat geloven. Want er is nog veel te doen, ik bedoel, er zijn nog zoveel mensen die in de put zitten, er is nog zoveel oorlog en verdriet. Door Jezus geloof ik dat ik daar toch wat aan kan doen.
Meestal heeft u er geen spijt van, zei u. Wanneer had u wel spijt?
Nou, om eerlijk te zijn. Laatst kwamen we een stelletje melaatsen tegen. Ja, dat is wel zielig voor die mensen, maar daar kan je tóch niks aan doen. En dan stapt Jezus op die man af en raakt ‘m aan! Ik dacht, nou zullen we ’t hebben. Einde verhaal. Want ik ben wel goed, maar niet gek. Er zijn grenzen, zo meteen zijn we allemaal besmet. En dat heb ik er niet voor over. Ik vond dat belachelijk, ónverantwoord wat Jezus deed. Zegt Jezus: waar je mee omgaat, daar word je mee besmet. Dus als die zieke man met een gezond iemand omgaat, wordt hij gezond. En dat gebeurt nog ook, dat die man gezond wordt!
U zei net, dat u door met Jezus op te trekken, naar hem te luisteren en zo, dat u er daardoor echt in gaat geloven. Nou heb ik gehoord, dat er gisteren, tijdens die storm op het meer, van dat geloof niet zo veel meer over was.
Ik zal maar niet vragen wie je dat verteld heeft. Petrus zal wel weer geklept hebben. Maar inderdaad, ik dacht werkelijk dat ik doodging. We werden overvallen door een valwind. En Jezus sliep gewoon door. Ik moest denken aan Jona, die ook bleef slapen. Nou, wij waren de bemanning van het schip en hebben Jezus wakker gerammeld. Alle hens aan dek, pompen of verzuipen. O God, dacht ik, dit wordt het einde.
Nee, inderdaad, dan denk je niet: scheepje onder Jezus hoede. Dan is het niet veilig in Jezus' armen. Dan zing je niet: ‘als ik hem maar kenne’.
God, wat was ik bang. Ik weet niet meer of ik gebeden heb of gevloekt. Ik weet ook niet of het veel verschil gemaakt heeft. Nou, dan sta je echt met lege handen hoor. En als je denkt dat je op dat moment steun aan je geloof hebt, nou, ik niet. Van m’n geloof was niet dát meer over.
En toen?
Ik weet niet wat er gebeurd is. Jezus kwam aan dek. Hij was níét bang, dat zag ik wel.
Hij ging bidden of zo. Ik zag tenminste z’n lippen bewegen, want in die storm was er niks te verstaan. Ik dacht nog: ja, ja, nood leert bidden. Niet dat we nog wat anders hadden kunnen doen. En toen nam de storm af, een kwartier later was het windstil, en moesten we ’t laatste stuk nog roeien.
Jezus is God, die wind en zeeën gebiedt?
Nee, nee, dat moet je beslist niet zeggen. Er is maar één God, maar het lijkt soms wel of Jezus een bijzonder lijntje met Hem heeft, ja.
En uw geloof, is dat ook weer boven komen drijven?
Ja en nee. Het gekke is, dat ik niet meer zo zeker ben van m’n geloof. Misschien leefde ik wel een beetje op een wolk en vond ik Jezus zo’n gewéldige man. Maar gisteren heb ik gemerkt dat je je geloof zo maar kwijt kunt raken. En dat hoeft dan toch nog niet het einde te zijn.
Misschien lijken we wel op die heidense bemanning van de boot van Jona. Die wisten ook niks van de God van Israël, maar ze verzopen niet, ze werden gered! En ze loofden God.
Nou heb ik nog een beetje rare vraag.
Ach, wat is raar?
Nou, waar ik vandaan kom, daar hebben we wel mensen die geloven, en die kunnen ook mooie verhalen vertellen die je helpen te geloven. Maar Jezus loopt niet bij ons rond. Bij ons is er geen Jezus die zieke mensen geneest, stormen stilt en watersnoden voorkómt. Wat zou u doen als Jezus er niet meer was?
Da’s geen rare vraag. Wel een moeilijke. Maar ik heb wel gemerkt dat Jezus niet een soort tovenaar is. Hij heeft er een ontzettende hekel aan als mensen zo vol bewondering om ’m heen draaien. Dan kan ie heel scherp zijn. Ik wil geen slaafse volgelingen, zegt ie altijd. Mensen hebben hun eigen verantwoordelijkheid. En mogelijkheden. Volgens mij wil Jezus anderen alleen maar overtuigen dat iedereen die mogelijkheden kan gebruiken.
Zet je in voor de gerechtigheid van het koninkrijk. Dat kunnen wij, dáár wil Jezus ons in laten geloven. Jezus zegt: Als jullie dat echt geloven, heb je mij niet meer nodig want dan leef je met elkaar zoals God het bedoelt. Dan is de nieuwe hemel en de nieuwe aarde aangebroken.
Als je dat gelooft, kun je bergen verzetten, watersnoden voorkomen, vrede stichten, armoede opheffen, mensen weer in de kring trekken. Dan ben je voor geen storm meer bang.
U bedoelt dat wij zelf …?
O ja, dát geloof ik vast en zeker. Dat je zelfs met een klein beetje geloof al heel veel kunt.
Nou ik ga weer, mazzel en brooche!
Aardige man, die Andreas. Eerlijk ook. Niet zo’n vroom watje.
Geloven dat wij er zelf al heel wat aan kunnen doen. Als je het écht gelooft.
Dat moet ik maar onthouden.
J.Th. Toorop, Heer red ons, wij vergaan (1912, privécollectie)