Als president van de lutherse synode mag ik geregeld bij gemeenten op bezoek komen in ‘goede en in slechte tijden’. Wat mij daarbij de laatste tijd opvalt is, dat ik meer dan vroeger in ‘slechte tijden’ kom.
Het virus van de kampvorming en het niet meer naar elkaar (kunnen) luisteren - een virus dat in de samenleving welig tiert - lijkt ook vat te hebben op steeds meer relaties in gemeenten. Dat doet pijn, want het beschadigt gemeenschappen. En allen die daarbij betrokken zijn lijden eronder. Maar dat lijden blijkt vaak onvoldoende om mensen weer bijeen te brengen, dan wel om innerlijke ruimte te scheppen voor verandering.
Nu is het op zich niet verbazingwekkend dat er in de kerk dezelfde problemen spelen als in de samenleving waarvan wij deel uitmaken. Toch koester ik de, misschien wel naïeve, hoop dat het oude beeld dat de kerk ‘wel in de wereld maar niet van de wereld’ is ook zou moeten gelden ten aanzien van het conflict-virus dat soms relationele veenbranden veroorzaakt. Want wij zijn toch een gemeenschap van verhalen waarin het concept vergeving een centrale rol speelt. Wij luisteren naar en vertellen elkaar verhalen over het geheim van God dat aan een kruis openbaar werd; een verhaal over hoe vergeving genezend kan zijn, maar vooral hoe er vanuit vergeving nieuwe wegen opengaan en leven en samenleven pas mogelijk wordt, waar vergeving geschiedt.
Want, zo weten wij, mensen zijn begaafd met van alles maar ook met tekortkomingen (aan liefde, inzicht, wijsheid, lankmoed, nederigheid ...). En juist deze tekortkomingen vormen struikelblokken in onze gemeenschappen, wanneer wij ze elkaar áán- en vóór rekenen. Dat heeft ook Petrus moeten leren toen die Jezus ooit vroeg hoe vaak men een ander moet vergeven: ‘zeven maal of zeventig maal’? ‘Nee: zeventig keer zeven maal!’ hoort hij Jezus zeggen. Oftewel: vergeving is niet af te meten of in te perken. Ze leeft van de disbalans! En ze vraagt van een mens om onverschuldigd iets van de schuld die een relatie kan verstoren op zich te nemen, al ligt die schuld volgens hem of haarzelf bij die ander.
Ver-geving betekent dus iets op-geven van het eigen gelijk omwille van het grotere goed van de genezing van de gebroken relatie. Daarmee gaat vergeving in tegen alle maatschappelijke rekenkunst waarmee wij elkaar in de samenleving doorgaans de maat nemen. Ze is een zeer praktische vorm van liefde, en daarin een van de diepste namen van de God van het Bijbels verhaal. En net als God zelf kent en verdraagt die liefde geen begrenzing. Ja zij groeit juist, hoe meer wij ervan aan anderen weggeven.
Helpt het dit te weten en te geloven en elkaar aan te herinneren? En maakt dit, dat er in kerken en gemeenten meer liefde en vergeving groeit?
Ik zou het zo graag willen geloven! Want wat zijn gemeenten anders dan leerscholen voor praktisch geloof en navolging van Christus? En dan zijn ook onze conflicten niets anders dan praktische oefeningen in geloofsmoed en vergevingsgezindheid.
Laten wij vooral daar elkaar op blijven aanspreken, ook en juist als het weer eens spannend wordt in gemeenten. Wel zeventig keer zeven maal!