De Hebreeuwse Bijbel is niet alleen het Oude maar ook zomaar het Vergeten Testament. De psalmen die we zingen zijn oeroude joodse poëzie.
Het was een kerkelijke bijeenkomst zoals zo vaak wordt georganiseerd: een groepje belangstellenden was gekomen voor een lezing door een rabbijn. Hij citeerde een psalm. Een van de aanwezigen merkte monter op: ‘Rabbijn, wat goed, u kent onze psalmen ook.’
Het zit diep: de Hebreeuwse Bijbel is niet alleen het Oude maar ook zomaar het Vergeten Testament. De psalmen die we zingen, de vaste 150 bijbelliederen en nog een aantal daarnaast, verstrooid over de bijbelboeken, zijn oeroude joodse poëzie die nog steeds in de synagoge en ook in de context van de christelijke kerk wordt gebruikt. Daarover straks meer.
Collectieve smeekbeden
Laten we bij het begin beginnen: het bijbelboek dat wij ‘Psalmen’ noemen, heet in de synagoge ‘Lofliederen’ Een bijzondere naam, want het boek bestaat helemaal niet uit lofzangen. In de psalmen wordt tegen de hemel geschreeuwd, maar uiteindelijk is het laatste woord een lofzang: Halleluja! Er zijn veel meer collectieve smeekbeden dan lofzangen in het psalmboek, maar ook liederen van de enkeling. Maar liefst 73 psalmen hebben in hun opschrift ‘van David’ staan. Het zou kunnen zijn dat een paar oeroude psalmen van Davids hand zijn, maar het is verstandig bij het opschrift ‘van David’ te denken aan ‘uit de bundel van David’.
Bonte collectie
De psalmbundel die wij hebben, bestaat uit vijf onderdelen, naar het aantal boeken van de Thora: 1-41; 42-72; 73-89; 90-106; 107-150. We nemen er kennis van, maar heel veel meer dan dat kunnen we niet. Het is bij lang niet alle psalmen duidelijk bij welke categorie we die moeten indelen. De moderne lezer is daar ook niet zo nieuwsgierig naar. Als we maar weten dat het om een bonte collectie gaat. Ooit begonnen met verschillende kleine verzamelingen. Dat is wel duidelijk. En langzaam gegroeid tot een bundel van 150, al staan enkele liederen dubbel in het psalmboek. Er zijn ook psalmen die niet in de eindcollectie zijn opgenomen. Het lied van Mozes en Mirjam, op de oever van de Rietzee, is daar een goed voorbeeld van.
De uiteindelijke bundel
De bundel met de uiteindelijke indeling en omvang wordt uiteraard geopend met Psalm 1, waarin een klassiek schema wordt geschetst: wat is de weg die je in je leven kiest? Ben je een rechtvaardige die zich wat van de Thora aantrekt of kies je tegen God en loopt jouw weg dood? Dat is het ‘woord vooraf’ van het psalmboek dat besluit met Halleluja, ‘Loof de Heer’. Dertien keer vinden we het werkwoord loven/danken in de slotpsalm 150. Alsof het niet op kan. Waarom niet veertien keer? Je moet ernaar raden. Wie weet als straks de Messias komt.
Begeleid met snarenspel
Hoe functioneerden de psalmen in Israël? We weten er niet heel veel van, maar genoeg om een paar bescheiden lijnen te trekken. De psalmen vinden in het algemeen hun oorsprong in de liturgie van de tempel. We moeten raden naar de manier waarop ze ten gehore werden gebracht. In de aanhef van de meeste psalmen is een aanknopingspunt gegeven, maar veel wijzer worden we daar niet van. Er staat bijvoorbeeld ‘een lied’ of ‘een psalm’. Het vermeldt een muziekinstrument dat of een melodie die destijds bekend was, maar waarover wij nu geen informatie meer hebben. Het opschrift met ‘psalm’, mizmor, komt het meest voor: 57 maal. ‘Psalm’ betekent van oorsprong waarschijnlijk een met snarenspel begeleid lied. Dat kan een lied zijn in de tempeldienst, maar ook ‘gewoon’ een lied dat je bijvoorbeeld zingt om jezelf te bemoedigen.
De psalmen zijn vaak algemeen
Psalm 137 is daar een mooi voorbeeld van: de ballingen uit Juda, gevangen in Babel, zingen en begeleiden zichzelf. Hun wordt door de beulen gevraagd nog een Sion-lied te zingen. Psalm 137 is een van de weinige psalmen waarvan we nauwkeurig weten op welke situatie het lied ziet. De psalmen zijn veel meer ‘algemeen’ dan we doorgaans denken. Een voorbeeld, de beroemdste psalm, ‘De Heer is mijn herder’. Er is wel gezegd dat die psalm meer mensen heeft getroost dan alle dokters en pastores bij elkaar. Het lied heeft velen geraakt. Dat zou niet het geval zijn geweest als de lezer zichzelf er niet in herkennen zou.
Altijd blijven klinken
In de synagoge werden de psalmen al gehoord vóór de verwoesting van de tempel. Psalm 113-118 noemen we ‘het grote Hallel’, ofwel ‘de grote lofprijzing’, liederen die bij hoogfeesten worden gezongen. En inderdaad: bij de intocht van Jezus in de tempel van Jeruzalem, kort voor Pesach, zingen de mensen al Psalm 118: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de HEER. Hosanna!’ Dat is een psalmtekst: 118:26.
Geen formulieren maar liederen
In de synagoge wordt de sabbat met een welkom binnengehaald. Met Psalm 95, ‘Kom, laten we jubelen voor de HEER’. Psalm 96, ‘Zing voor de HEER een nieuw lied’. Psalm 97, ‘De HEER is koning’. En de sabbat wordt toegezongen als een huwelijkspartner, ‘Kom mijn geliefde om de bruid te ontmoeten’. Geen formulieren maar liederen. De psalmen geven je adem. Je raakt niet uitgezegd of uitgezongen. Als je bij de zogeheten Klaagmuur komt, zie je tal van Joden bidden: psalmen.
De psalmen herhalen
In het oosterse christendom was dat niet anders. In een vaste periode, bijvoorbeeld enkele weken, werden de psalmen gereciteerd. In de vroegste tijd van de kerk kenden monniken de psalmen uit het hoofd, gewoon door herhaling. In de rooms-katholieke kloosters ging het er net zo aan toe: men reciteerde in een vast ritme. Zo voorkom je ook dat ‘lievelingsliederen’ andere psalmen wegdrukken. Er zijn psalmen die nooit in de eredienst gebruikt worden omdat men er melodisch of inhoudelijks niets mee kan. Dat geldt ook van een aantal kloosters: bepaalde ‘vloekpsalmen’ worden niet in de getijdendiensten gebruikt.
Psalmen gaan met je mee
Psalmen: in de protestantse traditie zingen we het ‘Geneefse psalter.’ De berijming uit Genève midden 16e eeuw is in Nederland van een vertaling van de hand van Pieter Datheen voorzien. Een aantal Gereformeerde Gemeenten in Zeeland gebruikt nog steeds die 16e eeuwse vertaling. In 1773 verscheen een psalmberijming die met name nog in hervormde gemeenten wordt gezongen. In 1968 werd een ‘proeve van nieuwe berijming’ aan de kerken aangeboden. Die berijming wordt nog steeds gezongen in de mainstream van de kerk.
Psalmen gaan met je mee. In de katholieke traditie had ooit de bijbelvertaler Hiëronymus de grootst mogelijke moeite om zijn psalmvertaling geaccepteerd te krijgen. De Geneefse psalmen met de berijming uit 1773 zijn niet weg te denken uit ons orthodoxe volksdeel. Psalmen worden je lievelingen of staan ver bij je vandaan. Maar als ze je raken, gaan ze levenslang mee.
Illustratie: Roel Ottow