Er zijn van die liederen die je alle kinderen zou willen leren zingen. Dit is er zo één: de taal is beeldend, evenals de melodie, als je dat tenminste van een melodie kunt zeggen. Oorspronkelijk bestond dit lied uit zeven strofen, meldt Willem Barnard in het compendium bij de gezangen uit het liedboek voor de kerken. Maar het vierde, het kyrie, waarop oorspronkelijk meteen het gloria van de vijfde strofe volgde, werd een steeds terugkerend refrein. Je zou het lied daarom heel goed in wisselzang kunnen zingen, de zes strofen steeds door allen, waarna alleen de kinderen het Kyrie-refrein ‘roepen’. Ging het van oudsher al niet zo?
Het is zo’n sterk beeld, dat kruishout als de boom des levens. Uit het scheppingslied weten wij dat die boom des levens aan de bron van een rivier in het midden van de hof van Eden staat en dat hij heerlijke vruchten geeft. Bomen zijn als mensen en mensen zijn als bomen weten wij uit Psalm 1. Gedrenkt door de Thora komen zij tot leven en geven zij goede vrucht.
In die zalige hof staat hij er gewoon, die levensboom, onder handbereik. Er mag vrij van worden gegeten want God wil dat wij leven. Maar nee, alles draait vervolgens om die andere boom die er vlak naast staat en waarvan gegeten wordt juist omdat God zei doe dat nou niet en dan begint de ellende, onze val zegt Barnard.
In zijn lied komt die levensboom uit de hof weer terug. Hij wordt gewogen op de rug van de Here Jezus. Zegt iemand dat nog zo: Here Jezus, als in een kindergebed? Welke kant zal het opgaan met die boom, wordt het leven of dood? Daarover gaat het in alle strofen die volgen en waarin allerlei connotaties aan de schepping te ontdekken zijn: de hemel en de aarde en het licht en onze val. Heel het zuchten van de schepping klinkt waar die gestalte gaat, gebukt onder zijn boom. Mens en boom uit Psalm 1 zijn hier samengevallen, één beeld. Het is een wikken en wegen met die boom, een bidden en loven op leven en dood, op vrede of vallen.
Het lied eindigt zoals het is begonnen: met de boom des levens en de goede schepping. Zoals ook de Schrift in het scheppingslied met die boom begint en ermee eindigt in het grote visioen van Johannes (22:2). In het scheppingslied zijn haar vruchten onder handbereik, vrij om genomen en gegeten te worden. In Openbaring zijn haar bladeren tot genezing van alle volken, zover reiken haar takken. Genezing waarvan? Misschien dat de volken eindelijk hebben geleerd dat leven van den beginne af aan samenleven is met God en met elkaar. En misschien, als we dat na de laatste oorlog in de vorige eeuw niet waren vergeten, was het dan nu niet zover gekomen met die oorlog in deze eeuw?
Net als in de Schrift dus, begint en eindigt ook dit lied met de levensboom, de laatste strofe is een herhaling van de eerste. Maar dan weegt de boom op de rug van de Here Jezus, nee, niet loodzwaar maar doodzwaar. De boom des levens weegt doodzwaar. De boom die leven geeft, wordt zijn dood. Zo geeft de Here Jezus scheppingsleven opnieuw. Tot genezing van alle volken.
Laten wij dan bidden
in dit aardse dal,
dat de lieve vrede
ons bewaren zal,
Kyrie eleison, wees met ons begaan,
doe ons weer verrijzen uit de dood vandaan.
Dan is het Pasen.
Ingeborg Kriegsman