De eredienst, zoals die overal in de kerk gevierd wordt, kent vaste elementen. Of je het nu eredienst, samenkomst, kerkdienst of liturgische viering noemt: overal wordt er uit de Bijbel gelezen, gebeden en gezongen, gezegend en brood en wijn gedeeld. Behalve vaste elementen, kent de eredienst ook een aantal basisprincipes. Die gaan over de manier waarop die vaste elementen vorm krijgen. We sommen er vijf op.
1. De gemeente viert
In de kerkdienst ontmoet de christelijke gemeente God. Daarin is de gemeente als geheel actief. De gemeente is dus actief ‘handelend persoon’, en niet alleen de dienstdoende voorganger, de musici en anderen – lectoren, leiding kinderdienst – die een rol hebben. De hele gemeente staat voor het aangezicht van God, waardoor de aandacht zich verticaal richt: op God. Eigenlijk kan de gemeente dus niet onderuitgezakt met de handen over elkaar zitten in de kerkruimte. Zij is de hele dienst door actief, want in communicatie met God. Vergelijk je het met een theaterspel, dan is het niet de voorganger die op het toneel staat terwijl de gemeente in de zaal zit, maar de hele gemeente staat als het ware op het toneel. Zij is als geheel ‘acteur’ in het spel waarin God ook meedoet. Concreet betekent dat dat de gemeente, ook als zij luistert, een actieve (luister)houding heeft.
2. Liturgie is dialogisch
Als we dat beeld van het theater doortrekken, dan is liturgie niet een monoloog van één persoon, maar een dialoog tussen God en zijn gemeente. Die dialoog uit zich in allerlei kleine dialogen: tussen voorganger en gemeente, cantor en cantorijlid, maar ook tussen organist en lector, kinderdienstleiding en beameraar, enzovoorts. Eredienst is Woord (van God) en antwoord van de gemeente. Maar omdat God via zijn Woord (de Bijbel) spreekt, figureert dan weer de lector als ‘Woord’ en de gemeente als ‘antwoord’; of waar de gemeente psalmen zingt, neemt zij zelf het ‘Woord’ in de mond, waar de voorganger dan weer op inspeelt. Voortdurend is er zo een heen-en-weer tussen iedereen die in de kerkruimte zit en wordt eredienst een volledig dialogisch gebeuren in plaats van eenrichtingsverkeer van de voorganger. Het vraagt op onderdelen soms afstemming, maar niemand ‘regisseert’ de eredienst achter de schermen. De dialogen mogen spontaan gebeuren. Oftewel: de dominee hoeft niet naar de organist te knikken wanneer die moet inzetten, want je voert samen het spel op. Laat hem zelf maar initiatief nemen en beginnen.
3. Liturgie is participatief
Wij leven in een consumptiecultuur. Veel van wat wordt ‘aangeboden’, tijdens een concert, op tv, in een restaurant of op de markt, nemen wij tot ons als consumptiegoed. We betalen ervoor. Echter, de eredienst is niet bedoeld om te consumeren. In de eredienst doet iedereen, de verstokte kerkganger en de toevallige passant, mee. Zeker in ruimtes waar schermen hangen neigen mensen onmiddellijk in een passieve houding te vervallen, omdat ze iets wordt voorgeschoteld. Dat geldt ook voor een ruimte met rijen stoelen achter elkaar tegenover een podium. Dan wordt het eenrichtingsverkeer, omdat de mensen komen consumeren. Daarom is het altijd de uitdaging om dat te doorbreken en de gemeente actief te laten participeren. Dat kan door ze te laten zingen, maar ook op andere manieren: gezamenlijk in antwoord spreken, gebeden zo verwoorden dat men niet luistert maar meebidt, een actieve luisterhouding oproepen door preek en muziek ‘spannend’ te houden, enzovoorts. Bij de inrichting van een kerkzaal, zoals de opstelling van de stoelen, en bij de inrichting van de liturgie zelf, zou men zich steeds de vraag kunnen stellen: hoe zetten we de gemeente in een participerende rol, zodat zij geen ‘publiek’ wordt?
4. Liturgie kent interne logica
De verschillende onderdelenVerder lezenOrde van dienst in de eredienst reageren steeds op elkaar. De eredienst is niet een rijtje van handelingen (groet, lezing, preek, gebeden, enzovoort) dat wekelijks langsgegaan wordt, maar is een dynamisch geheel van elementen die op elkaar reageren. Zo sluit het Glorialied aan op het Kyriegebed, en brengt een nieuwe, lofprijzende stem in die in het gebed nog niet klonk. Of een antwoordlied reageert op een lezing, zoals op een ander moment een lied juist kan instemmen met de woorden die ervoor klonken. Het lied of de muziek na de preek kan heel bewust worden ingezet als ‘instemming’, of juist als ‘tegenstem’. Met acclamaties bij voorbeden, gesproken of gezongen, versterkt de gemeente de woorden van de voorganger, zoals zij in het amen na de zegen de uitgesproken woorden bevestigt. Kortom: het ene onderdeel volgt als het goed is op het andere in het organische geheel dat we eredienst noemen.
5. Liturgie is creatief
In de viering van de eredienst waait altijd de Heilige Geest door de gemeente. Die Geest komt van Godswege en blaast de gemeente de adem in waarmee zij de liturgie vormgeeft. Dat betekent dat liturgie een beademd, creatief (=scheppend) geheel is. Daarom moet er steeds opnieuw gezocht worden naar nieuwe expressievormen. Alleen dan blijft de liturgie een levend gebeuren dat steeds in beweging is en stolt zij niet tot een levenloos ding. In mooie woorden zou je kunnen zeggen: de gemeente als lichaam van Christus blijft in beweging als zij beademd wordt door de Heilige Geest. Creativiteit is, zo bezien, steeds opnieuw het uitgangspunt voor de vormgeving van de eredienst.
Zie ook: