Protestantse Kerk
Doorgaan naar hoofdinhoud
Vindplaats van geloof, hoop en liefde

Welke woorden spreek je uit bij het delen van brood en wijn? 

De kern van een avondmaalsviering vormt het delen van brood en wijn. Dat doet men zittend aan tafel, staand in een kring, door de gaven aan elkaar door te geven of door naar voren te lopen om brood en wijn te ontvangen van voorganger en diakenen. Hoe doe je dat, en vooral: welke woorden spreek je daarbij? 

Voor het avondmaal bestaan verschillende benamingen die elk een bepaald accent leggen. In de klassiek-gereformeerde liturgie spreken we over heilig avondmaal, waarbij de gedachtenis aan het heilsoffer van Christus’ verzoenend sterven centraal staat. De liturgische beweging in de 20e eeuw legde met Schrift en Tafel vanuit de oecumenische theologie meer de nadruk op het vierende en dankzeggende karakter. Sindsdien is de benaming ’ in zwang gekomen: het aanschuiven aan de Tafel waar Christus royaal met zijn volgelingen deelt. In de liturgie van de basisgemeenten ligt de theologische nadruk veel meer op de (toekomstige) sociale gerechtigheid, waarvan de tafel waaraan iedereen als gelijke deelneemt het symbool is. Daar wordt eenvoudigweg gesproken van ‘breken en delen’; niet alleen brood en wijn maar feitelijk heel ons leven delen we daar met elkaar. 

Brood en wijn ontvangen 

In de liturgische vorm waarbij mensen na het tafelgebed naar voren lopen om uit handen van de voorganger en diakenen brood en wijn te ontvangen, worden vaak woorden gesproken bij het aanreiken daarvan. De ontvanger mag zijn handen ontvangend openen – bijvoorbeeld de linkerhand, die dichter bij het hart is, in de rechter – zodat de uitdeler het brood erop kan leggen als op een schaaltje. Dan grijpen we het brood niet zelf, maar ontvangen het eerbiedig. Vanuit de rooms-katholieke traditie klinkt er dan ‘lichaam van Christus – bloed van Christus’. Maar als je die woorden hanteert, gebeurt er wel iets spannends. In de katholieke liturgie hebben die namelijk strikt genomen een andere betekenis, omdat de gaven getransformeerd zijn. In het protestantse verstaan is dat niet zo. De spannende vraag is of wij ons die woorden zomaar kunnen toeëigenen, tenzij we ze breed oecumenisch verstaan. 

Het liturgisch jaar geeft de kleur 

Maar er zijn ook andere woorden denkbaar. Je kunt de uitdeelwoorden laten ‘’ door het moment in het liturgisch jaar. Op Witte Donderdag, wanneer echt het laatste avondmaal van Jezus en zijn vrienden herdacht wordt, heeft de maaltijdviering een andere lading dan midden in de zomer, wanneer het een feestmaal is en het thema van het koninkrijk van God centraal staat. In de adventstijd is het avondmaal een maaltijd van verwachting, terwijl het op Kanazondag in januari om het geheimenis van Jezus’ handelen op aarde gaat. In de herfst ligt de nadruk op de eenheid met de gemeenschap der heiligen (de mensen die ons zijn voorgegaan), of juist op de vruchten van de schepping (oogst). Met Pinksteren kan de maaltijdviering de nadruk leggen op de Geest die vaardig wordt over de geloofsgemeenschap, en in de vroege zomer op de vruchten die gaan groeien zoals geloof en hoop zullen groeien. Dat is ook de reden dat het Dienstboek zo veel tafelgebeden kent: het ritueel van het avondmaal is zo rijk dat je steeds een ander accent kunt leggen om de gelovige kerkgangers tot een dieper geloofsverstaan te laten komen. 

Varieer in de uitdeelwoorden 

Het nodigt uit om de uitdeelwoorden door het jaar heen te laten variëren, door aan te sluiten bij het moment in het jaar of simpelweg bij de bijbellezing. Veelgebruikt zijn woorden als ‘brood uit de hemel – wijn van het koninkrijk’. Maar als de verhalen in de Veertigdagentijd bijvoorbeeld gaan over de tocht door de woestijn, dan zou je ook kunnen zeggen ‘brood voor onderweg – wijn die het hart versterkt’. Of in een vooruitblik op wat zal komen: ‘wijn uit het beloofde land’. Toen ik eens las over de Samaritaanse vrouw bij de bron tegen wie Jezus zegt: ‘Ik ben het levende water’, gebruikte ik bij de maaltijdviering ‘brood om te leven – wijn die de dorst lest’. Op oogstzondag zou je kunnen zeggen: ‘graan van de velden – vrucht van de wijnstok’. Op Kanazondag ‘wijn uit de overvloed’. En op Witte Donderdag mag het klassieker of oprecht vroom klinken: ‘brood, gebroken voor u – wijn, vergoten voor u’. 

Nu hoeven die woorden geen keurslijf te zijn. Een voorganger die zijn vak verstaat kan in gevallen zelfs de woorden ter plekke aanpassen, als een gemeentelid een pastoraal hart onder de riem nodig heeft: ‘brood dat je kracht geeft – wijn die het hart verwarmt’, of als het voor een gemeentelid van katholieke huize misschien toch vertrouwder voelt om ‘lichaam van Christus’ te horen. Dat maakt liturgie levend en pastoraal.  

Even afstemmen 

Mooi is wel als voorganger en diakenen van te voren afspreken dat de woorden bij het brood en bij de wijn zinvol op elkaar afgestemd zijn, aansluitend bij de bijbellezing, de focus van de preek of het tafelgebed. 

Uit de praktijk 


Jan Verkerk, evangelist-pionier van De Brug in Huizen:
 

“Er wordt een sterk gevoel van gemeenschap ervaren” 

“In onze nog jonge gemeente, voortgekomen uit pionieren, vieren we avondmaal in een tweede dienst, na de ontmoetingsdienst eraan voorafgaand. 60 tot 70 procent van de bezoekers is van huis uit niet kerkelijk, als ze het avondmaal niet mee willen maken hebben ze de gelegenheid om na de ontmoetingsdienst weg te gaan. De laatste keer waren er zo’n 100 aanwezigen van wie 20 weggingen en 80 dus bleven. We vieren het vier keer per jaar. We hebben er een papieren liturgie bij, en ik leg altijd uit wat we doen, voor de mensen die er voor het eerst bij zijn. Als voorganger sta ik met een schaal met brood, mensen pakken er zelf een stuk vanaf, en vervolgens lopen ze naar een van de twee ambtsdragers met de wijn. Ik noem iedereen bij de naam, en zeg dan: het lichaam van Christus, voor jou gebroken. De ambtsdragers met de wijn zeggen: het bloed van Christus, voor jou vergroten. We spreken altijd deze woorden, mensen kunnen die onthouden en meenemen. Aan het eind van de viering gaan we allemaal in een kring staan, geven elkaar een hand, en bidden samen het onze vader. Daarna zingen we met elkaar nog een lied en geef ik de zegen mee. Er wordt een sterk gevoel van gemeenschap ervaren.” 

Adriaan van der Stoep, predikant van de Hervormde Gemeente Wapenveld:

“In de avondmaalsviering wordt het heil tastbaar” 

“Wij vieren in onze gemeente vier keer per jaar avondmaal, waarvan één keer in de lijdenstijd en één keer in de adventstijd. We vieren het op de klassieke manier, aan een lange tafel voor in de kerk. We gebruiken de hertaling van het klassieke avondmaalsformulier. Ik lees het eerste deel vanaf de kansel, en spreek daar ook het avondmaalsgebed uit dat afsluit met het Onze Vader. Dan kom ik naar beneden en geef gelegenheid voor stil gebed, waarna we een lied zingen. Vervolgens maken de diakenen de tafel gereed en breek ik het brood en schenk de wijn. Na de woorden uit het formulier spreek ik een nodiging in eigen woorden: ‘De Meester is er en Hij roept u, komt, want alle dingen zijn gereed.’ Op de zaterdagavond voorafgaand aan de dienst wordt in het verpleeghuis een avondmaalsviering gehouden, voor de bewoners van het verpleeghuis en van de aanleunwoningen eromheen. Daar zijn eigenlijk altijd ook mensen uit onze gemeente bij voor wie de viering op zondagochtend wellicht te lang is, en jongere mensen die op zondagochtend moeten werken. Ik vind het mooi dat in de avondmaalsviering het heil tastbaar wordt. De gemeenteleden pakken het ook letterlijk van je aan. Het is de bevestiging dat wat God belooft, waar en betrouwbaar is.” 

Illustratie: Annedien Hoogenboom

Was deze informatie zinvol?
We hebben uw feedback ontvangen, dankuwel!

Om deze pagina verder te verbeteren zijn wij benieuwd waarom u deze pagina wel of niet zinvol vond. U kunt ons helpen door de onderstaande vragen in te vullen.

Mogen we je contactgegevens voor eventuele verdere vragen? (niet verplicht)